Startpagina Tuin

Appels vergelijken met peren

De eetbare tuin is in, en terecht. Vers geplukte appels, peren, kersen en pruimen smaken zoveel beter als je ze kan plukken uit de tuin. Niet alleen zijn ze knapperig vers, de keuze aan fruitrassen – en dus ook aan smaak – is veel ruimer dan de keuze binnen het gangbare, inlandse fruitassortiment dat wordt aangeboden in de supermarkt.

Leestijd : 5 min

Wie nog een plaatsje over heeft in de tuin, moet dus zeker overwegen om fruit aan te planten. En dan denken we niet enkel aan hoogstammige fruitbomen in een grote moestuin, het kan ook wat kleiner met een halfstam of een struik ergens op een zonnig plekje in de siertuin of zelfs met een miniboompje in een pot op het terras. Niet alle fruitsoorten doen het echter goed op elke groeiplek. Wij zochten voor jullie uit welke eisen de meest courante fruitsoorten stellen aan hun omgeving, wat voor fruitsoorten toch niet onbelangrijk is omdat ze vaak vele tientallen jaren op dezelfde plaats blijven staan en omdat we jaar na jaar toch een rijke oogst verwachten.

Appelbomen

Appelbomen groeien het best op een zonnige, open plaats. Daar kunnen de bladeren na regen snel drogen en kunnen de vruchten in de herfst helemaal uitrijpen. Een plaats in de halfschaduw is ook mogelijk. Appels hebben in principe een hogere luchtvochtigheid nodig dan andere fruitsoorten en ook de behoefte aan water is groter dan die van peren, kersen of pruimen. Daarom worden appels beter niet aan de zuidkant of als leiboom tegen een zuidelijke muur geplant. De bomen blijven dan eerder gedrongen, krijgen vaak af te rekenen met plagen en ziekten en brengen weinig vruchten voort.

Ook in droge jaren of streken met minder dan 600 mm neerslag werpen de bomen veel vruchten af en is de smaak- en bewaarkwaliteit eerder gering. Anderzijds zijn ook koude en natte bodems niet echt ideaal. Het hout rijpt dan in natte jaren onvolledig af, waardoor de boom bedreigd wordt door vorst en gemakkelijk kan aangetast worden door vruchtboomkanker. Ideaal is een voedselrijke, zandleem- tot lemige bodem die goed draineert en die voldoende humus bevat.

Perenbomen

Peren worden gezien als aristocratische, fijngevoelige vruchten met een zachtere smaak en een veelzijdiger aroma dan dat van de robuuste appel. Peren zijn echter niet even lang te bewaren als appels en werden (worden) in de klassieke boomgaard in verhouding minder aangeplant dan appelrassen. Ook met het oog op hun standplaats zijn peren aristocratisch of in ieder geval veeleisender dan appels.

Peren hebben een grotere behoefte aan warmte, zeker de laatrijpende soorten die enkel in een wijnbouwklimaat of op zeer gunstige plaatsen hun heerlijke aroma ontwikkelen. Dergelijke late soorten werden (worden) bij ons vaak tegen een zuidelijke of zuidwestelijke muur geplant om aan de warmtebehoefte te voldoen.

Heel algemeen verlangt de peer een licht, zandlemige bodem. Bodems die voortdurend vochtig zijn of te zware bodems die tot verdichting neigen zijn ongeschikt. Algemeen kan men stellen dat de peer het liever te droog dan te vochtig heeft.

Pruimenbomen

Deze ruime groep van vruchtbomen omvat naast pruimen ook de mirabellen, de kwetsen, de Japanse pruimen en de Reine-Claudes. Door hun grote verscheidenheid is het oogstseizoen, naargelang de soort, gespreid over een ruime periode van juli tot oktober. Dat is maar goed ook , want pruimen kan je moeilijk bewaren, tenzij ze verwerkt zijn. Ze zijn op hun best als ze vers geplukt zijn als fris tussendoortje. Pruimen en de andere soorten uit deze groep doen het goed in elke min of meer goede tuingrond. Er wordt weleens gezegd dat pruimenbomen overal groeien, behalve op de polen, maar de voorkeur gaat uit naar warme, voldoende vochthoudende bodems die veel voedingsstoffen bevatten en rijk zijn aan humus.

Pruimenbomen groeien het best op een zonnige plaats, maar verdragen ook halfschaduw. Bij te veel schaduw worden de vruchten niet voldoende zoet. In vergelijking met kersen, die tot hetzelfde geslacht (Prunus) behoren, kunnen ze beter tegen veel neerslag en verdragen ze beter vochtige, zware kleiachtige gronden.

Krieken zijn geen kersen

Krieken en kersen stammen af van verschillende wilde soorten. Krieken stammen af van Prunus cerasus, kersen stammen af van de vogelkers (Prunus avium), een botanische afstamming die al meteen verwijst naar de vogels die verzot zijn op de zoete vruchten van de kersenboom.

Kersen zijn vroege bloeiers en worden dus het best niet op open, lager gelegen en dus vorstgevoelige plaatsen aangeplant. Ze groeien best op een beschutte, warme plek. Kersen zijn in het algemeen matig wat betreft hun vochtbehoefte en kunnen dus op droge gronden geplant worden, op voorwaarde dat er voldoende vocht aanwezig is op het moment van de vruchtvorming in het late voorjaar. Bij veel zomerse neerslagen of op een standplaats met een hoge luchtvochtigheid knappen de vruchten van heel wat rassen en zijn de bomen gevoelig voor allerlei ziekten (Moniliarot, gomziekte…).

Krieken zijn veel minder veeleisend, zelfs in vochtige gebieden knappen de zachte vruchten maar zelden en door hun iets latere bloei zijn ze ook minder gevoelig voor vorstschade. Op niet te zware en te natte gronden geven ze een maximale oogst.

Groeivorm en bestuiving

Naast de soortspecifieke eisen die de verschillende fruitsoorten aan hun groeiomgeving stellen, speelt ook de groeivorm (struik, half- of hoogstam) een belangrijke rol bij de keuze van een fruitboom. De meeste fruitbomen kunnen niet vermeerderd worden door ze te zaaien, omdat de zaailingen nooit dezelfde eigenschappen zullen hebben als de originele boom. Fruitbomen worden vegetatief vermeerderd. In de praktijk gebeurt dit door een stukje van het gewenste ras over te brengen op een onderstam (meestal een zaailing van de betreffende soort): het zogenaamde enten.

Doordat bovenvermelde fruitsoorten al honderden jaren populair zijn, heeft men in de loop der jaren onderstammen geselecteerd met een verschillende groeikracht. Hierdoor heeft men voor elk van de genoemde fruitsoorten bomen met een geringe groeikracht, de struiken of laagstammen, halfstammen en de klassieke, groeikrachtige hoogstam. Niet enkel de onderstam bepaalt de groeikracht, ook iedere fruitsoort en dan ook nog eens de verschillende rassen hebben hun specifieke groeivorm en groeikracht.

Hou er wel rekening mee dat bomen met een geringere groeikracht (laagstam) hogere eisen stellen aan de bodem en dat ze minder sterk wortelen en dus een groeisteun nodig hebben. Hou ook rekening met het feit dat de meeste rassen van de hogergenoemde fruitsoorten een soortgenoot nodig hebben in de onmiddellijke omgeving (tot 100 m) voor een goede bestuiving van de bloemen en dus voor een goede opbrengst. Indien er geen soortgenoten staan in de omgeving, is het verstandig om 2 bomen van dezelfde soort (het ras kan verschillend zijn als de bloeiperiode maar samenvalt) aan te planten om de kruisbestuiving te garanderen.

Geert Brantegem

Lees ook in Tuin

Het nieuwe moestuinseizoen staat voor de deur

Tuin Door de zachte temperaturen belooft het in 2024 een vroeg seizoen te worden. De enthousiaste moestuinier voelt zich in deze periode zoals een kind in de weken voor Sinterklaas: voorzichtig bladerend door de catalogi van zaadhuizen en tuincentra op zoek naar nieuwigheden en curiosa, hier en daar aankruisend welk ras of soort men in het komende seizoen wel eens wil uit proberen.
Meer artikelen bekijken