Startpagina Pluimvee

Lagere emissie-uitstoot en dierenwelzijn zijn niet gemakkelijk te combineren

In de pluimveehouderij is ammoniak de belangrijkste gasvormige emissie. Kippen halen stikstof uit hun voeder om zichzelf te onderhouden en om te groeien. Het deel onverteerde en overtollige stikstof scheiden ze uit via mest en urinezuur. Door microbiële reacties wordt dat deels omgezet tot het gasvormige ammoniak (NH3), dat op zijn beurt de stal kan verlaten.

Leestijd : 2 min

Om de ammoniakemissie te reduceren kan je verschillende strategieën toepassen die de ammoniakvorming voorkomen. Tijdens de Vemis-studiedag overliep Kris De Baere (Proefbedrijf Pluimveehouderij) welke onderzoeken zij doen naar het reduceren van stikstofemissies bij pluimvee.

Verlagen ruweiwitgehalte

“Uit gezamenlijk onderzoek met het ILVO bleek dat het verlagen van het ruweiwitgehalte (RE) met 10% positieve effecten heeft op zowel dierenwelzijnsparameters als op de ammoniakconcentratie”, legt De Baere uit. “Het is wel belangrijk dat de verteerbare aminozuurverhoudingen behouden blijven, bijvoorbeeld door toevoeging van synthetische aminozuren. In dat geval is het verlagen van het RE-gehalte in het voeder een veelbelovende voederstrategie om de ammoniakconcentraties in de stal te verlagen.

Een verlaging van het RE-gehalte met 20% gaf geen bijkomende significante verminderingen in ammoniakconcentraties. Het gaf echter wel aanleiding tot een mindere vleeskwaliteit (het vlees was bleker en had een hogere scheurkracht) en ook tot mindere prestaties. Bij vleeskippen bleek dat er heel wat verschillen in uitstoot waren per ronde. Het seizoen, meer bepaald het hogere ventilatiedebiet in de zomer, was daarbij van groot effect.”

Voeder en strooiselkwaliteit

“Bij de start van een ronde is de strooisellaag nog droog, waardoor weinig emissies worden gevormd. Naarmate die laag vochtiger wordt, nemen ook de emissies toe, maar uit ons onderzoek bleek ook dat die emissies op een bepaald moment terug gaan dalen.

Onderzoek toonde aan dat meelvoeders leiden tot een betere strooiselkwaliteit en tot minder voetzool- en haklaesies. De kippen nemen bij gebruik van pellets meer voeder en water op, en halen zo een hoger eindgewicht. De de water/voederverhouding is echter duidelijk hoger. Daardoor krijgen ze nattere mest en dat zorgt voor een slechtere strooiselkwaliteit.”

Goede en slechte gevolgen

“We merkten al regelmatig dat dierenwelzijn en een lagere emissie-uitstoot niet altijd goed combineerbaar zijn. Het ene beïnvloedt het andere vaak negatief. Zo gaf het vervangen van soja in het rantsoen door koolzaadschroot, zonnebloemschroot of koekenmix een lagere emissie, maar het leidde wel tot meer voetzoollaesies, omdat het strooisel een lagere pH en een hoger vochtpercentage had. Bij het toepassen van alternatief strooiselmateriaal, zoals vlaslemen, ontstonden er ook minder emissies, maar was er weer sprake van slechtere strooiselkwaliteit. Wat wel op beide vlakken voor verbetering zorgde, waren maïskuilvoer en vlaspellets”, aldus Kris De Baere.

Sanne Nuyts

Lees ook in Pluimvee

Meer artikelen bekijken