Hoogpathogene aviaire influenza bij herkauwers in Verenigde Staten
Sinds maart 2024 werden talrijke infecties met het virus van hoogpathogene aviaire influenza H5N1 vastgesteld bij melkkoeien in de Verenigde Staten. Alle gevallen lijken verband te houden met de besmetting van een melkkoe.

De infectie verspreidde zich daarna verder door de handel van dieren tussen boerderijen, waarbij koeien intramammair besmet werden via het melkmateriaal of door de omgeving. Meer anekdotisch werden in de VS ook H5N1-gevallen gediagnosticeerd bij jonge geiten en alpaca’s.
Na 3 jaar intensieve circulatie van de ziekte onder wilde vogels en talrijke gevallen van insleep van het virus op pluimveebedrijven en bij gedomesticeerde vogels, zijn in Europa ook sporadische gevallen bij diverse soorten zoogdieren vastgesteld. Het ging daarbij vooral om carnivoren die besmet raakten door het eten van besmette vogels.
Een infectie met een influenza A-virus is bij runderen zeer zeldzaam. Tot op heden is er geen enkele besmetting bij een herkauwer in België of Europa vastgesteld. Hoewel voor dit type infectie welbepaalde omstandigheden nodig zijn, zouden koeien de besmetting ook via hun uier kunnen oplopen, wat ook geldt voor de stammen die momenteel in Europa circuleren.
Te verwachten klinische verschijnselen bij melkkoeien
Er moet rekening worden gehouden met 2 types klinische syndromen. Vooreerst zijn er overwegend neurologische klinische tekenen en sterfte. Dat is de klassieke vorm bij zoogdieren, die via de luchtwegen of het spijsverteringskanaal besmet raken door nauw contact met besmette vogels. De gevallen bij jonge geiten en alpaca’s in de VS behoren tot dit type.
Daarnaast zijn er de klinische tekenen overwegend ter hoogte van de uier en hoge morbiditeit, maar lage sterfte. Hier verloopt de infectie via de uier, waarschijnlijk via een voorafgaande besmetting van de omgeving. De klinische verschijnselen kwamen in de VS bij meerdere dieren voor, met onder meer mastitis en een lagere melkproductie, verdikte melk of melk die op colostrum lijkt, verminderde eetlust, verandering van de consistentie van de feces en lichte koorts. Er werd geen enkel neurologisch of respiratoir symptoom bij deze koeien waargenomen en ook geen sterfte. Op basis van de eerste gevallen lijken oudere koeien die in hun volle melkproductie zitten er vatbaarder voor dan jonge koeien of vaarzen.
Ook AI bij katten en muizen
Na de uitbraken in rundveehouderijen werden er ook gevallen van aviaire influenza (AI) bij katten en muizen vastgesteld in (de buurt van) besmette melkveebedrijven, heel waarschijnlijk door de consumptie van besmette melk. Meer dan de helft van die katten zijn na zware neurologische symptomen overleden. Bovendien kunnen knaagdieren een hele rits pathogene agentia dragen en overdragen. De muizen die derhalve in de buurt van de besmette veehouderijen leven, zouden het H5N1-virus in woongebieden kunnen verspreiden.
Risico voor de mens
De overdracht van AI op mensen is tot nog toe zeldzaam. Bij de in de VS gerapporteerde gevallen ging het om personen die in nauw contact stonden met besmette dieren. In het algemeen werden er symptomen van conjunctivitis gemeld en bij 1 van de personen ook lichte ademhalingssymptomen.
Als je vermoedt dat een bepaald dier met AI besmet is, neem je best de gewoonlijke bioveiligheidsmaatregelen inzake overdraagbare ziekten om jezelf te beschermen: zoveel mogelijk vermijden om het dier of het kadaver aan te raken, je handen wassen, indien mogelijk een mondmasker en een beschermende bril dragen...
Risico voor de voedselveiligheid
In de VS werd aangetoond dat de melk van besmette koeien zeer veel viruspartikels kan bevatten. Maar de klassieke pasteurisatiebehandelingen voor melk inactiveren het HPAI-virus. Gepasteuriseerde melk consumeren is dus ongevaarlijk.
Opsporingstest bij verdenking
Om een vroegtijdige opsporing bij runderen te garanderen, ontwikkelde Sciensano een test om de aanwezigheid van het vogelgriepvirus in melk op te sporen. Dankzij die test kunnen zich ontwikkelende infecties worden opgespoord. Om vroegere infecties op te sporen, kan er ook een bloedtest worden uitgevoerd.
Indien meerdere melkkoeien tegelijk, en in het bijzonder in hun volle melkproductie, klinische tekenen vertonen die wijzen op de ziekte (mastitis, lagere melkproductie, minder eetlust, verdikte/verkleurde/op colostrum lijkende melk, lethargie...), zonder een duidelijke andere oorzaak, kunnen er monsters worden genomen. Die moeten naar DGZ of Arsia worden gestuurd met als motief ‘verdenking infectie AI’, zodat ze door het Nationaal Referentielaboratorium Sciensano kunnen worden geanalyseerd. Het FAVV neemt de analysekosten voor AI ten laste.
Bemonsteringsmodaliteiten
Bij melk moet er een monsterneming van minstens enkele milliliters melk gebeuren. In geval van symptomen bij 1 individu wordt er bij voorkeur individuele melk bemonsterd. Indien de symptomen zich eerder verspreid over het hele beslag voordoen, kan er tankmelk worden bemonsterd. Het monster moet worden bewaard bij 4 °C. Bij bloed moet er minstens één milliliter met een droge buis worden afgenomen. Ook dit monster moet worden bewaard bij 4 °C.
Aanbevelingen
Tref je 1 of meerdere dode wilde vogels aan, raak de kadavers dan niet aan, maar meld het geval bij de gewestelijke diensten: 0800 99 777 voor het contactcenter Influenza in Vlaanderen. Contact tussen herkauwers op die plek en de vogelkadavers wordt best voorkomen.
Merk je een abnormale sterfte bij katten op, vaak na neurologische tekenen en zonder andere duidelijke oorzaak, dan kan dat als een alarmsignaal worden beschouwd. De kadavers van die dieren kan je ter analyse naar Sciensano sturen.
Gezien de sterke aanwezigheid van het AI-virus in de uier van getroffen runderen, kan het tijdens het melken verspreid worden. De preventieve aanbevelingen inzake uierhygiëne en bij het melken zijn derhalve dezelfde als voor andere ziektes die mastitis veroorzaken: handschoenen dragen, reiniging en ontsmetting van de spenen voor en na het melken, reiniging van de spenen met een apart doekje per koe, spoeling en ontsmetting van de melkinstallaties... Er is ook ondersteuning om de kwaliteit van het beheer van de uiergezondheid te evalueren en te verbeteren. Je kunt bij DGZ of MCC terecht voor advies over dit onderwerp.