Eric en zijn zoon Pierre-Olivier zijn harde werkers. Ze leiden een bedrijf met een veestapel van bijna 1.000 dieren. “Wij melken op dit ogenblik 150 koeien, maar daarnaast kalven er nog eens 200 witblauwe koeien, waarvan alle stierkalveren op het bedrijf zelf afgemest worden.” Daarnaast nam Eric in 2012 nog een biologisch bedrijf over, waar hij zowel een kudde Salers-runderen houdt als varkens die afgezet worden onder het Porc Qualité Ardenne label.
Huisvesting op 2 verdiepingen
De eerste roostervloerstal werd gebouwd in 1999 met de bedoeling om de melkveestapel te laten verzorgen door 1 persoon. “In die tijd hadden wij reeds een zeer goede genetica. Wij vulden ons quotum van 400.000 l met slechts 50 melkkoeien.” De kudde is blijven groeien, vooral na het wegvallen van de quota. “Wij gingen eerst naar 60 koeien, om vervolgens de kaap van de 100 melkkoeien te overschrijden in 2015-2016. Wij wilden in die tijd voor een kleine biogasinstallatie opteren, maar daarvoor hadden we de mengmest van minstens 120 koeien nodig. Vandaar dat we de stal vergroot hebben met een speciale aandacht voor het comfort van de koeien door middel van goede matrassen, een goede ventilatie en een optimale lichtinval.”
Sedert die stal af is, komen de koeien niet meer buiten, want het bedrijf heeft een maximum aan mengmest nodig. Met een dergelijke veestapel is de oppervlakte weiden achter de stal duidelijk onvoldoende. Onze gastheren geven er daarom de voorkeur aan het gras in te kuilen om zo het hele jaar door een compleet rantsoen te kunnen voorschotelen aan de koeien.
Vandaag de dag krijgen de 150 melkgevende koeien alles wat ze nodig hebben om zo optimaal mogelijk te produceren en dit zowel in termen van dierenwelzijn als op gebied van voeding. De nieuwe uitbreiding van de stal is goed een jaar operationeel. “Doordat op het bedrijf gebouwd werd, konden we de productie niet op ons hoogste niveau handhaven. We draaien op dit ogenblik rond de 9.000 l per koe en per jaar, dankzij een economisch rantsoen en koeien die het goed doen. Wij verwachten dat onze productie boven de 1,35 miljoen l zal liggen op jaarbasis wanneer alles weer zijn normale gang kan gaan.”
Omwille van het hellende terrein konden ze bij de uitbreiding van de stal met 2 verdiepingen werken. De melkkoeien bevinden zich op het eerste niveau en op het gelijkvloers worden tijdens de winter de witblauwe koeien op stro gehuisvest. “Wij hadden een te groot volume voor de mengmestkelder. We besloten daarom om een kelder te bouwen waarin we de machines konden stallen in de winter. Achteraf bleek dat deze ruimte ook geschikt was voor het huisvesten van dieren.” Indien de rendabiliteit in de rundveemesterij blijft achteruitgaan – zoals op dit ogenblik – kan deze ruimte ook gebruikt worden om er een melkrobot in te plaatsen en om er 60 melkkoeien meer te houden.
Zelfvoorziening inzake voeder nastreven
“Met een melkveestal op roosters en hoogproductieve koeien begonnen wij na te denken over biogasproductie... We gingen vaak op bedrijfsbezoek in Duitsland, Frankrijk en het Groothertogdom Luxemburg om installaties te gaan bekijken”, geeft Eric aan. Hij was daarbij zeer ontevreden over de installaties waarbij maïs en granen worden vergist, want dat is niet in overeenstemming met zijn waarden. “Met het aantal dieren die we hebben, zijn we steeds op zoek naar goede voeders. Het is niet door maïs en granen te vergisten tot biogas dat men deze voeders optimaal gebruikt”, stelt hij.
“Op ons bedrijf willen wij zo zelfvoorzienend mogelijk zijn op gebied van voeder”, zo voegt hij er aan toe. “Wij produceren onze eigen granen en maïs voor het vee. We hebben een honderdtal hectaren permanente weiden en wij houden een teeltrotatie aan waarin raaigras optimaal kan aangewend worden. Wij wisselen maïs en granen – spelt, triticale en haver – af omdat deze goed aangepast zijn aan de plaatselijke omstandigheden. Door deze teelten zijn wij bijna volledig zelfvoorzienend inzake stro.”
En hij vervolgt: “De tussenschakels schrappen en onze voeders zelf produceren, vergt echter een zeer goed beheer. Financieel gaat het beter. Wij zijn op dit ogenblik voor 90% zelfvoorzienend op gebied van voeder. Wat wij vandaag nog aankopen? Een beetje soja en droge pulp. Wij vullen het rantsoen van de koeien aan vanaf 28 l per dag.”
Systeem zonder mechanische vermenger: een primeur in België
“Eens we de autonomie op gebied van voeder bereikt hadden, wilden we ook zelfvoorzienend worden op gebied van energie”, vervolgt Eric. “Ik was eerst geneigd om te kiezen voor een kleine biogasinstallatie, maar daarin konden we de hoeveelheid stalmest van het vleesvee niet verwerken. Nochtans kan deze zeer veel methaan opleveren.”
Hij zette daarom zijn zoektocht voort tot hij in 2014 in het Groothertogdom Luxemburg een landbouwer ontmoette die totaal gedemoraliseerd was door de snelle slijtage van de mechanische onderdelen die de vergister moesten bevoorraden. Versleten machines, geplooide, ja zelfs gebroken vijzels... vergden steeds zware investeringen om te vervangen. Ook Eric raakte ontmoedigd, hij was geneigd om zijn project te laten vallen.
Maar, op een dag ontmoette hij, tijdens een beurs over biogas in Straatsburg, een Duitse firma die net een patent had bekomen voor een nieuw type van biogasinstallatie. Die onderscheidde zich door het feit dat het digestaat werd besproeid in plaats van het met water te vermengen, wat de mechaniek in de structuur sterk vereenvoudigde (spiraalbuis met warm water, schoepenmixer, menger, transportband, vijzel…).
De mengmest wordt geïnjecteerd en gedoseerd in de vergister door middel van een verdringerpomp. De vaste bestanddelen worden op een hellend vlak gestort en in de vergister geduwd met behulp van een bulldozer, wat het aantal metalen onderdelen sterk beperkt. Door de dagelijkse invoer van dit materiaal kan men de ingang van de vergister toegestopt houden, zodat er geen gas kan ontsnappen. Het enige mechanische onderdeel hier is een pomp die de vloeibare fase van het digestaat afzuigt en ze naar de warmtewisselaar brengt.
Daarna wordt die vloeibare fase terug over de vaste bestanddelen gespoten door middel van 2 richtbare buizen. Het is deze druk van 600 m3/uur die de vergistingstank doet draaien, het digestaat mengt en de vlottende vaste fractie uiteenrafelt.
Zware investering
“Met onze dieren kunnen we 170 kWh produceren. De rest zal komen van andere bestanddelen, zoals wei, keukenafval… Hoe verder we in het project vorderen, hoe meer mensen ons vergistbare afval willen aanbieden”, merkt onze gastheer op.
“Bij de aanvang was dit mijn project, maar gelukkig nam mijn zoon Pierre-Olivier intussen een deel van het bedrijf over.” Na bijna een jaar van onderhandelen met de banken en met de Waalse overheid, kon het project opgestart worden. “Het was een lange weg en het vergde zeer veel energie om alle verschillende vergunningen te bekomen, maar alles is goed verlopen. De werken werden in november 2018 aangevat met het gieten van een betonvloer van 3.700 m2 op een terrein van 55 are”, vertrouwt Eric ons toe. De kelders werden gegoten in februari 2019 en de 3 tanks (vergister, navergister en uiteindelijke stockage) werden opgebouwd in mei. De werkzaamheden volgden elkaar in een goed tempo op.
De motor van de warmtekrachtkoppeling produceert warm water (270 kWh) en elektriciteit (250 kWh). Het bedrijf Jonkeau heeft zeer veel warm water nodig om de 2.000 m3 mengmest in de vergister permanent op 40°C te houden. “Het zou volledig onzinnig zijn geweest om die warmte te laten ontsnappen. We hebben daarom gekozen voor een warmtenet dat het water verwarmt dat gebruikt wordt in de melkstal, in de loods waarin de machines hersteld worden, in het vakantieverblijf voor 15 personen en ook in de woningen van de familie. Alles samen levert dat een besparing op van 30.000 l mazout per jaar”, legt Eric uit.
“We zullen ook volledig zelfvoorzienend worden op gebied van elektriciteit”, vervolgt hij fier. Hij merkt daarbij op dat de facturen voor elektriciteit om het hele bedrijf draaiende te houden gemakkelijk konden oplopen tot meer dan 2.700 euro per maand. “We hadden weliswaar een productie van 10 kW uit onze zonnepanelen, maar dat was duidelijk onvoldoende om ons verbruik te compenseren. De overtollige elektriciteit zal op het net geïnjecteerd worden en wij zullen gedurende 15 jaar groenestroomcertificaten ontvangen, waardoor de rendabiliteit van de installatie verzekerd wordt. Volgens onze ramingen moet de installatie in die15 jaar kunnen afgeschreven worden.
Wat mij het meest schrik aanjaagt bij deze investering, is het aspect ‘groenestroomcertificaten’. Ik vrees dat men deze op een dag zal afschaffen zonder er veel ruchtbaarheid aan te geven. Ik zou liever een systeem hebben gehad zoals in Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg of Duitsland, waar men rechtstreeks met de stroomleverancier een contract ondertekent. De vergoeding is dezelfde, maar wij hebben hier niet zo’n lange garantie inzake de prijs zoals deze in onze buurlanden bestaat.”
Eerste producenten van Bio CNG in België
Een andere diversificatie is de valorisatie van biogas in Bio CNG (Compressed Natural Gas of biomethaan), een volledig groen en hernieuwbaar gas, vermits het geproduceerd wordt uit dierlijke mest en ‘afvalstoffen’. Eric Jonkeau legt uit: “Bij de ingang van de warmtekrachtkoppeling zal een pomp een deel van het ruwe biogas afnemen en het zuiveren, vervolgens samendrukken en er een geurstof aan toevoegen. Dat vergt een belangrijke investering, maar ze laat ons toe om de eerste producenten te worden van Bio CNG in ons land.” Dit gas onderscheidt zich duidelijk van het klassieke CNG, een fossiele brandstof bestaande uit samengeperst aardgas. “Met de pomp die we kochten, zal het mogelijk zijn om dagelijks 27 wagens vol te tanken, een vrachtwagen tankt ongeveer evenveel als 4 wagens.”
De familie Jonkeau nam trouwens al contact op met een ingenieur om 2 tractoren van het bedrijf aan te passen voor een dubbel brandstofgebruik (bifuel). Wanneer deze op mazout én gas kunnen rijden, zullen ze grotendeels kunnen rijden op eigen biogas. Ze staan ook op het punt om een wagen aan te kopen die met Bio CNG kan rijden.
Het is een activiteit die heel wat belangstelling geniet van spelers uit het verkeerswezen, want het aantal tankstations met dergelijke brandstoffen is zeer beperkt. “Wij zijn ideaal gelegen: aan de rand van de E 25 tussen Luik en Neufchâteau. De intercommunale Idelux is zeer sterk geïnteresseerd in het project en zal ons vermelden op haar kaarten.”
Buren niet afgeschrikt
Aangezien het een omvangrijk project betreft, heeft de familie Jonkeau van begin af aan open kaart gespeeld met de buren. “We hebben aan het gemeentebestuur gevraagd om ons project te mogen voorstellen in de gemeenteraad, wat snel werd aanvaard. Op die manier konden de buren hun mening geven over het project. Maar we werden nergens afgeremd.”
Pierre-Olivier: “We hebben geen enkel probleem gehad met de buren, want wij hebben er steeds veel aandacht aan besteed om zo weinig mogelijk geluids- of geurhinder te veroorzaken. Alles wat wij konden doen om dat te vermijden, hebben we gedaan om zo goed mogelijk te blijven overeenkomen met de buren. Het innovatieve karakter van het project heeft sommigen zelfs doen overwegen om een auto te kopen die op CNG kan rijden.” Eric vervolgt: “In het begin hebben we overwogen om ons warmtenet uit te breiden naar de woningen in de omgeving, maar de nieuwe lageenergiegebouwen leenden er zich niet toe.”
Wanneer er echter voldoende warm water zal geproduceerd worden, heeft de familie een project op het oog met het OCMW van Houffalize om een home voor bejaarden te verbinden met het warmtenet van de hoeve. Het enige probleem is de kostprijs van de leidingen. “We moeten nog zien of de gemeente hier wil in tussenkomen... de besprekingen hierover zijn volop aan de gang.”
Positieve spiraal
De kracht van het project zit in een installatie die op maat is gemaakt van het bedrijf en in verhouding met het aantal dieren. Het houden van vee en het bezitten van een biogasinstallatie levert niet alleen besparingen op inzake elektriciteit en warm water, maar eveneens in termen van bemesting en van brandstof. Het digestaat is gelijkwaardig aan een goede compost die rijk is aan minerale stikstof en het heeft een neutrale zuurtegraad. Het laat niet alleen toe de verzuring van de bodem tegen te gaan, maar het vermijdt ook de aankoop van meststoffen voor hun gronden.
“Naast de productie van vlees en kwaliteitsvolle zuivelproducten verlagen we, met de productie van biogas, onze CO2-voetafdruk, vermits zowat al het methaangas wordt gecapteerd. Eens het project volledig is gelanceerd, komen we terecht in een totale circulaire economie, een positieve spiraal”, besluit Eric Jonkeau tevreden.
“In de landbouw liggen de prijzen op dit ogenblik beneden alle peil. Of het nu in de melk- of vleesproductie is, wij slagen er niet meer in om al onze kosten te dekken”, merkt Eric Jonkeau kwaad op. “Reeds tijdens de eerste melkcrisis in 2009 waren wij volop aan het investeren in het eerste gedeelte van de melkveestal. In die periode rekenden wij uit dat de kostprijs van de melk uitkwam op 0,37 euro/l wanneer wij de stal afschreven op 15 jaar en niet op 40 jaar, zoals sommigen voorstelden. Ik ben dus niet akkoord met diegenen die zeggen dat wij met die melkprijs onze boterham kunnen verdienen. Temeer omdat wij er nog ver af zijn sedert de wijziging van de parameters verbonden aan de vet- en eiwitproductie. Men betaalt ons nu een basisprijs aan 4,2% vet en 3,4% eiwit, terwijl we voordien betaald werden voor een melk met 3,9% vet en 3,2% eiwit. Dat is een onrechtstreekse melkprijsdaling, vermits ons kosten om aan die gehaltes te komen hoger liggen. Aan 0,37 euro/l is het dus niet rendabel om te melken,” zo stelt onze gastheer.
De tendens is dezelfde bij vleesvee. “Wij hadden in de jaren 80-90 koeien die gemakkelijk voor 3.000 euro/stuk verkocht werden. Vandaag bekomt men voor een superkoe met moeite 2.500 euro. Wanneer wij daar de verhoging van de onderhoudskosten voor de mechanisering aan toevoegen, dan blijkt duidelijk dat wij geen marge meer overhouden”, zo vervolgt hij.
“Daarom zijn wij in 2015 beginnen nadenken over onze toekomst. We besloten om roomijs en yoghurt te produceren. De korte keten blijft winstgevend, zelfs indien er kleine volumes in afgezet worden. De 500 l die wij wekelijks verwerken, heeft een heel andere valorisatie dan de grotere hoeveelheid die naar de melkerij gaat. Na 4 jaar activiteit in de korte keten, begint de handel goed te draaien, dankzij de mond-tot-mondreclame. Wij hebben veel afspraken met lokale handelaars en zijn eveneens in contact met een persoon die levert aan lokale gemeenschappen en restaurants.”
Eric Jonkeau is redelijk negatief over de biosector. Die wordt – nu hij een groter deel van de markt heeft ingenomen – te industrieel naar zijn smaak. “De grootwarenhuizen verkopen een ‘internationale’ bio. Het probleem is dat de bioproducent gekneld blijft tussen de grootwarenhuizen en andere firma’s… We lopen het risico dat de biosector binnen een paar jaar op hetzelfde niveau zal vergoed worden als de traditionele sector. En dat is niet logisch. Daarom geloof ik veel meer in de ontwikkeling van lokale ketens waar men een betere vergoeding bekomt.” Sinds begin dit jaar beschikken ze over 2 verdelers, de ene voor verse producten en een andere voor roomijs, die ook succes lijken te hebben.
“We hebben geïnvesteerd in een zeer gediversifieerde boerderij en daardoor kunnen we ook op langere termijn blijven bestaan”, besluit onze gastheer.