Er bestaan nochtans grote verschillen tussen de loofhoutbossen en naaldhoutbossen.
Bij de loofhoutbossen bedraagt de kappingsgraad slechts gemiddeld 62,2 %. Voor de eik en de populier ligt dat op respectievelijk 65,7 % en 83,2 %. “En dat terwijl de Waalse zagerijen zich hoofdzakelijk gespecialiseerd hebben in de verwerking van eik en dat populier de meest verwerkte houtsoort is op nationaal vlak” onderstreept François De Meersman.
Voor de naaldhoutbossen is de te hoge kappingsgraad duidelijk, met een percentage van 134,5 %. Voor de fijnsparren komt men aan een percentage van dicht bij de 150 %. “Heel wat fijnsparbossen zijn gelijktijdig kaprijp geworden en werden verkocht. Andere werden verkocht zelfs vóór ze kaprijp waren. Dat verklaart waarom we aan zulke hoge kappingspercentages komen.”