
In Ierland is de productie nog energieker. Na een zwakke groei in het eerste trimester van dit jaar (+2 % in vergelijking met 2016), is ze in april met 13 % naar omhoog geschoten. De reden hiervoor waren de zeer gunstige klimatologische omstandigheden voor de grasgroei. De veestapel is er gegroeid en de melkveehouders kunnen er profiteren van een stimulerende melkprijs die flink hoger is dan de productiekost, al is de melkprijs wat afgenomen. De Ierse melkprijs bedraagt nu 318 €/1.000 liter (voor 3,3 % eiwit en 3,7 % vet). De Ierse productiekost is trouwens de laagste van de Europese Unie. Voor 2017 is de melkproductie er met 5 % op vooruitgegaan ten opzichte van 2016, aldus DG Agri.
In Spanje en Italië kent de melkproductie een gematigde groei, respectievelijk met 2 % en 1 % voor het eerste trimester.
Trager in Duitsland
In Duitsland is de melkophaling in april nog met 3,8 % naar beneden gegaan en in mei met 3,5 % in vergelijking met 2016, aldus de wekelijkse gegevens van de Zentrale Milchmarkt Berichterstattung (ZMB). De dip is minder uitgesproken in Noord-Duitsland (-2 tot -2,5 %), maar het niveau van 2016 is nog niet bereikt. In Oost-Duitsland is de melkophaling fors naar beneden gegaan (-7 %); de veestapel is er afgenomen. De plafonnering van de melkprijs sedert januari en de matige klimatologische omstandigheden in de lente hebben het verwachte herstel in de melkproductie duidelijk vertraagd.
Met 309 €/1.000 liter bevindt de standaardmelkprijs zich halverwege tussen het lage niveau van 2016 (249 €) en het excellente niveau van 2014 (363 €).
De daling van de melkophaling is van dezelfde grootte in Denemarken, ondanks een sterk herstel van de melkprijs tot 374 € per ton voor mei 2017. Ook die prijs bevindt zich halverwege het lage niveau van 2016 en het hoge niveau van 2017. De melkcrisis heeft er in Denemarken echt voor gezorgd dat er minder in de sector werd geïnvesteerd. De Deense melkveehouderij heeft in één jaar 7.600 koeien verloren (-1,3 %) tot 567.000 dieren.
Gedwongen daling in Nederland
De productiedaling in Nederland ten slotte heeft zich zeer schuchter ingezet. Nederlandse melkveehouders moeten er nochtans het aantal dieren met 90.000 grootvee-eenheden doen dalen in vergelijking met oktober 2016. Dat staat toch in het fosfaatreductieplan, dat als doel heeft om de derogatie van de Europese Nitraatrichtlijn te verlengen.
In het eerste trimester hebben de Nederlandse melkveehouders het aantal afgevoerde, reforme koeien sterk verhoogd (+46 % in vergelijking met 2016), maar ze zullen deze inspanning moeten verdubbelen om het beoogde doel te bereiken.
Ondanks de sterke toename in reforme dieren, is de melkproductie maar slechts zeer gering achteruitgegaan (-0,4 % op vier maanden). De melkveehouders, die beschikken over een hoog kwalitatieve genetica, hebben wellicht flink meer krachtvoer toegediend, mogelijk gemaakt door een melkprijs die opnieuw stimulerend was. De garantiemelkprijs van FrieslandCampina is op één jaar met 47 % gestegen tot 367 €/ton in juni.
Bescheiden stijgen
Kortom, de Europese melkophaling heeft zich hersteld in maart en april, na een daling in de eerste twee maanden van 2017 in vergelijking met 2016.
In mei, gedurende de seizoenspiek, heeft ze de melkproductie van dezelfde maand een jaar eerder licht overschreden. De herneming van de Europese melkproductie gebeurt op een geleidelijke manier. De voorbije melkveecrisis heeft de investeringen in de melkveehouderij doen dalen, zodanig dat uitbreidingen in de melkveehouderij met moeite de stoppers compenseren. Het aantal stoppers is zonder twijfel nu groter geweest dan toen de melkquota ten einde liepen.
Voor het tweede semester zal de Europese melkproductie een verwachte bescheiden stijging kennen van maximum 1 % in vergelijking met 2016, om zich wellicht te zullen situeren tussen de niveaus van 2015 en 2016.
Een dergelijk scenario zou zich vertalen in een zwakke groei van de jaarlijkse Europese melkproductie, tussen 0,2 en 0,4 % in vergelijking met 2016.