Onzekerheid
“In 1989 ben ik beginnen werken voor de Europese Commissie. In al die jaren heb ik nog nooit zoveel onzekerheid gezien over de toekomst, over waar we heengaan, als nu.” Tassos Haniotis, directeur Strategie, Vereenvoudiging en Beleidsanalyse bij het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling (DG AGRI) van de Europese Commissie belooft alvast geen concrete antwoorden i.v.m. de Brexit of waar het budget heen zal gaan.
Liever spreekt hij zich uit over waar het huidige Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) tekortschiet, en hoe DG AGRI dat in het nieuwe GLB denkt recht te trekken. Ook de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) evalueerde het huidige GLB, en heeft een aantal aanbevelingen klaar. Afdelingshoofd Handel en Landbouw van de organisatie, Frank van Tongeren, licht ze toe.
Directe inkomenssteun
7 miljoen landbouwbedrijven, die samen 90 % van de Europese landbouwgrond beheren, ontvangen directe inkomenssteun. Ongeveer 46 % van het inkomen van de Europese landbouwgemeenschap hangt ervan af. Deze steun verkleint de kloof tussen het landbouwinkomen en het inkomen in andere economische sectoren enigszins, maar een kloof blijft er.
Nu is het zo dat 20 % van de landbouwers 80 % van de voorziene steun ontvangen. Dat voelt oneerlijk. Europa vergoelijkt dat door er prat op te gaan dat meer dan de helft van de landbouwbedrijven die steun genieten klein zijn (ze beschikken over minder dan 5 ha). Bovendien gaat de meeste steun naar middelgrote familiebedrijven, met een oppervlakte tussen 5 en 250 ha.
... met plafond?
Hoe dan ook is er ruimte voor verbetering, en dat vindt ook de Europese Commissie. De rechtstreekse betalingen moeten gerichter en eenvoudiger. In de gelekte nota zijn ook enkele voorstellen terug te vinden. Het meest concrete wil een plafond inlassen. Daarvoor wordt een bedrag tussen 60.000 en 100.000 EUR per gerechtigde voorgesteld. Om geen negatief effect op tewerkstelling te creëren zou eveneens rekening gehouden worden met arbeid.
Verder maakt de nota gewag van een herverdelingssysteem om kleinere bedrijven van meer steun te voorzien. Ook wil de EC dat de directe inkomenssteun terechtkomt bij degenen die wel degelijk hun brood verdienen met landbouw. Ten slotte wil de EC ook de kloof tussen oost en west verkleinen. “Ook al zijn veel productiefactoren goedkoper in het oosten, toch kijken landbouwers in beide streken tegen dezelfde uitdagingen aan”, meldt de nota.
Eenvoudig maar niet gericht
Hanniotis bevestigt dat de inkomenssteun beter gericht moet gebeuren. “Het eenvoudigste is om iedereen hetzelfde te geven. Alternatieven zoals een vast bedrag per hectare zijn eenvoudig, maar brengen de nodige problemen met zich mee voor de grondprijzen. Op dit moment bepalen zowel de subisidies als de grondstoffenprijzen de prijs van landbouwgrond. Het zou goed zijn om die eerste factor te neutraliseren, zodat landbouwers meer marktgeöriënteerd werken.”
Daar is Van Tongeren het roerend mee eens. Hij ziet veel heil in een verschuiving van inkomenssteun naar het betalen voor diensten. “Tussen 2014 en 2016 gaven 52 landen (OESO-leden en opkomende economieën) maar liefst 519 miljard dollar uit aan inkomenssteun. De 90 miljard die ze uitgaven aan algemene diensten ligt een heel pak lager, terwijl we net daarop moeten inzetten om onze doelstellingen te halen.”
Gekoppelde steun is tegenstrijdig
Verder hekelt Van Tongeren de vrijwillige gekoppelde steun die deel uitmaakt van de eerste pijler. Daar kunnen lidstaten beroep op doen mits inbreng van eigen middelen. Van het Europese budget voor gekoppelde steun gaat 41 % naar de vleesveesector en 20 % naar de melkveehouders. “Dit soort steun verstoort de markt en de verdeling van middelen tussen sectoren”, vindt hij.
De OESO wil dan ook zo snel mogelijk af van de vrijwillige gekoppelde steun. Haniotis benadrukt dat die steun sowieso beperkt was. De EC wil er niet per se aan vasthouden, zegt hij. “Die steun gaat naar sectoren die naar eigen zeggen in de problemen zitten. Ze helpt de efficiëntie van de sector niet vooruit. Wanneer heeft vrijwillige gekoppelde steun ooit het probleem van een sector opgelost? Nooit.”
Meer geld uit de markt halen
Van Tongeren voegt daar nog aan toe dat het GLB betere manieren heeft om landbouwinkomens te ondersteunen. “Problemen op korte termijn moeten we aanpakken met tools voor risicobeheer. Instrumenten uit de tweede pijler versterken dan de bedrijfsinspanningen om op lange termijn aan concurrentiekracht en productiviteit te winnen.”
In de gelekte nota staat duidelijk dat het GLB meer inspanningen moet leveren om landbouwers te helpen meer geld uit de markt te halen. Daartoe voorziet het investeringen in het moderniseren, diversifiëren, en inpassen van precisietechnieken en big data op landbouwbedrijven.
Aan de vraagzijde ziet de Europese Commissie mogelijkheden in nieuwe, opkomende waardeketens zoals bio-economie en circulaire economie. Die bieden landbouwers de mogelijkheid om hun bedrijf te diversifiëren, extra inkomen te genereren en risico’s af te dekken. Het GLB zou deze moeten ondersteunen, staat er te lezen in de nota.
Veerkracht
Volgens Van Tongeren zal een verschuiving van middelen, weg van inkomenssteun, naar betalingen voor algemene diensten, zorgen voor meer productiviteit, meer duurzaamheid en meer veerkracht. Hij denkt in de lijn van de nota: investeringen in innovatie en infrastructuur, waaronder digitale technologie, maar ook opleiding, kenniscentra, informatiesystemen en zelfs inspecties aangepast aan de noden van de sector.
Haniotis bemerkt dat het vooral de uitstroom van arbeid is die de productiviteit doet toenemen nu, en niet onderzoek en innovatie. “We moeten veel beter investeren in rurale gebieden dan wat we tot hiertoe hebben gedaan”, meent hij.
Klimaat en milieu
Ook wat milieu en klimaat betreft gooit het huidige GLB geen hoge ogen. “Ondanks de vooruitgang die we hebben geboekt is daar verdere verbetering nodig”, stelt Haniotis voorzichtig. Intussen bracht de Universiteit van Göttingen in Duitsland, in opdracht van natuurorganisaties, een vernietigend rapport naar buiten (zie kader). Onderzoeker Sebastian Lakner noemt de vergroeningspoot van de eerste pijler “een bureaucratische mislukking met een teleurstellende impact.”
Ook hier ziet Van Tongeren de oplossing in een verschuiving naar meer vrijwillige maatregelen uit de tweede pijler. “Die zijn beter afgestemd en relevanter voor de specifieke doelstellingen en omstandigheden in de verschillende lidstaten”, meent hij. Toch pleit hij voor het behoud van een afgeslankte doch solide, verplichte basis naast meer vrijwillige programma’s.
Die verplichte basis van vergroeningsvereisten en milieuvoorwaarden vindt ook Haniotis van groot belang: “Broeikasgassen en vervuiling respecteren immers geen landsgrenzen.”
Meer risico’s, meer risicobeheersing
De verschillende onderdelen van de directe inkomenssteun boeten duidelijk aan populariteit in. Naarmate de ontmanteling van de eerste pijler vordert zullen de gevolgen van tegenslag de landbouwer steeds harder kunnen treffen. En die tegenslag dreigt alleen maar toe te nemen. Niet alleen worden de prijzen steeds volatieler, ook het klimaat toont zich steeds onrustiger.
Daar ziet Haniotis zeker een rol voor het GLB, en in het bijzonder de eerste pijler. De rechtstreekse betalingen verschijnen inderdaad als eerste in het lijstje risicobeheersingsmaatregelen dat de gelekte nota weergeeft. Daarnaast vermeldt het marktinterventies en compensaties na crisissen, beiden ook afkomstig uit de eerste pijler.
Risicobeheersing in de tweede pijler
Risicobeheersingststrategieën uit de tweede pijler zijn het inkomensstabiliseringsinstrument (IST) en de steun voor verzekering, waar te weinig landbouwers zich bewust van zijn. De EC wil voor het nieuwe GLB ook nieuwe mogelijkheden onderzoeken. Voorbeelden daarvan zijn het gebruik van ‘indices’ om bedrijfsverliezen te berekenen en een manier om privékapitaal aan te trekken om tijdelijke problemen met cash flow op te lossen.
Los tegenstrijdigheden op
Al geeft Haniotis een aantal voorbeelden van GLB-successen, toch draait het aan de vooravond van een nieuw beleid vooral om wat er fout is gegaan. Er is onvoldoende vooruitgang geboekt op belangrijke terreinen. De natuur heeft er weinig bij gewonnen, ondanks de inspanningen die landbouwers moesten leveren. Ook het klimaat is er weinig op vooruitgegaan. Bovendien is ook de veerkracht van de landbouwer niet veel beter geworden, al is zijn inkomen iet of wat gestabilise