in de aardappelteelt
In de handel zijn tal van bladmeststoffen te verkrijgen die kunnen toegepast worden in de aardappelteelt. Het aanbod is groot met heel wat verschillen op vlak van onder andere samenstelling, tijdstip van toediening, aantal toepassingen en kostprijs. Telers kunnen bladmeststoffen bijvoorbeeld inzetten tijdens een periode van droogte (weinig mineralisatie in de bodem), wanneer het gewas een mindere groei kent of om het loof langer groen te houden. Bovendien stelt men vaak dat de opname van nutriënten via het blad efficiënter verloopt dan vanuit de bodem.
Proefopzet
De meerwaarde van bladmeststoffen werd al voor het tweede jaar op rij afgetoetst in kader van het programma van LCA. De proefvelden werden aangelegd op vier locaties in Vlaanderen. De Bodemkundige Dienst van België was verantwoordelijk voor twee proefvelden in Huldenberg en Nieuwenhove, PIBO Campus legde een derde proefveld aan in Tongeren en het vierde proefveld stond onder beheer van Land- en Tuinbouwcentrum Waasland te Sint-Niklaas.
In tegenstelling tot in 2016, werden de bladmeststoffen in 2017 niet langer als supplement bovenop het bemestingsadvies beschouwd, maar als onderdeel van het bemestingsadvies. De basisbemesting werd met 50 kg N/ha verlaagd voor de behandelingen met extra bladbemesting. Op alle proefvelden lagen de behandelingen in vier herhalingen.
Referentieobject 1 (behandeling 1) bestond uit een bemesting volgens advies, volledig toegediend voor de teelt. In referentieobject 2 (behandeling 2) werd minder stikstof toegediend bij de basisbemesting en later aangevuld met vloeibare N via het blad. Bij behandelingen 3 tot 5 werd een deel van de basisbemesting vervangen door toediening van specifieke N-bladmeststoffen. In deze behandelingen werd gemikt op de verwachte hogere efficiëntie van deze bladmeststoffen (50 kg N/ha minder in de bodem, 15 kg N/ha via het blad). Terwijl behandeling 6 bestond uit volledige basisbemesting en extra bladmeststof zonder N, maar aangerijkt met hoofd- en sporenelementen.
Voor elk proefveld werd de actuele bodemvruchtbaarheid bepaald aan de hand van een standaardgrondontleding en een N-indexonderzoek (0-60 cm) om het bemestingsadvies op te stellen. Het humusgehalte van alle proefvelden lag op een eerder laag niveau, zodat geen uitgesproken N-mineralisatie verwacht kon worden. Verder lagen de nitraatreserves in het voorjaar laag, waardoor hoge N-adviezen werden geformuleerd.
De aardappelen werden gesorteerd en de opbrengstresultaten werden statistisch geanalyseerd. Bij de oogst werd per behandeling ook het nitraatresidu bepaald. Hieronder worden de resultaten besproken voor de vier locaties.
Huldenberg
In Huldenberg werd Bintje geplant op 8 april 2017 en gerooid op 25 en 26 september. Voor stikstof werd een advies van 210 kg N/ha gegeven, op basis van de N-index. Als basisbemesting werd zowel organische (40 ton stalmest/ha) als minerale meststoffen gegeven. De bladmeststoffen werden aanvullend toegediend gespreid over drie momenten tussen 31 mei en 28 juli. Niet alle bladmeststoffen werden op elk moment gegeven.
Nieuwenhove
In Nieuwenhove werd Bintje gepla
Het onderwatergewicht is weergegeven in Tabel 4 en de significante verschillen tussen de verschillende behandelingen zijn er aangegeven met letters. De behandeling met vloeibare stikstof leverde significant lagere onderwatergewichten van 370,4 g/5kg. Andere behandelingen gaven onderwatergewichten tussen 387 en 393 g/5kg.
Voor alle behandelingen werd de toegelaten norm voor nitraatresten ver overschreden. Voor de meeste behandelingen lag de nitraatreserve tussen 215 en 300 kg NO3-N/ha. De extra toegediende stikstof is amper opgenomen tijdens de droogte en is terug te vinden in het nitraatresidu.
Tongeren
In Tongeren werd Fontane geplant op 7 april 2017 en gerooid op 27 september. Voor stikstof werd een bemestingsadvies van 210 kg N/ha gegeven, op basis van de N-index. De bladmeststoffen werden gespreid toegediend op drie momenten tussen 12 juni en 24 juli.
De opbrengstresultaten en de sortering per diameter worden weergegeven in Tabel 5. De aardappelen kleiner dan 35 mm en de uitval zijn niet weergegeven, omdat er maar verwaarloosbare hoeveelheden waren. De groepen ’35-50 mm’, ‘50-70 mm’ en ‘>70 mm’ geven het vermaktbare aandeel aan voor die sorteringen. Dezelfde interpretatie is ook geldig voor het proefveld in Sint-Niklaas.
In Tongeren lag de totale opbrengst tussen 71 en 80 ton/ha, veel hoger dan op de andere proefvelden. Na onderlinge vergelijking bleek de opbrengst van de behandeling met N+S (71,9 ton/ha) lager te liggen dan de rest, en ook in de vermarktbare tonnage kwam dit verschil terug. De behandelingen met bladmeststoffen gaven vooral aardappelen in de categorie 35-50mm diameter, terwijl de referentie en Solatrel die van het begin volledige bemesting kregen, grotere aardappelen boven de 50 en 70 mm geven.
De meeste nitraatresidu’s varieerden tussen 31 en 53 kg NO3-N/ha en lagen daardoor onder de toegelaten norm. Enkel de referentiebehandeling waar alle stikstof van bij het begin werd toegediend, heeft de norm ver overschreden met 166 kg NO3-N/ha.
Sint-Niklaas
Droogte zorgt voor moeilijk besluit
In deze proeven werden de bladmeststoffen toegediend als aanvulling bij een met 50 kg N/ha verminderde basisbemesting tot op het advies. De proef was dus zo opgesteld dat er evenveel stikstof gegeven werd. De verschillen in opbrengst kunnen dus enkel verklaard worden door het verschil in opname of natuurlijke opbrengstvariatie.
De droogte van het voorbije jaar veroorzaakte algemeen lagere opbrengsten en maakt het moeilijk om algemene conclusies te trekken. De basisbemesting met 50 kg N/ha verminderen en dan tijdens het groeiseizoen bladmeststoffen toedienen, resulteerde het afgelopen jaar op twee proefvelden in een opbrengstverlies ten opzichte van de volledige adviesgift.
Waar de bladmeststoffen wel beter scoorden was in de nitraatresidu’s. Enkel op het proefveld in Nieuwenhove werden grote overschrijdingen vastgesteld bij alle behandelingen, ook de referentie. De droogte resulteerde in een te lage opbrengst en slechte stikstofopname, waardoor de toegediende N-bemesting slecht benut werd.
De beschikbare kennis en ervaring rond bladbemesting in Vlaanderen is beperkt. Omdat we zowel in 2016 als in 2017 te maken hadden met een moeilijk groeiseizoen, is het nog te vroeg om bindende uitspraken te doen naar eventuele meeropbrengsten of kwaliteitsverschillen. Gezien de verschillen tussen de proefvelden is het duidelijk dat op perceelsniveau zal worden afgewogen of de inzet van bladmeststoffen aangewezen is.