Startpagina Archief

Onderzoek geclusterd in een nieuw European Technology Center

Werken aan een landbouw van de toekomst, daar zet Eastman samen met verschillende partners op in. Daarom besloot het bedrijf om al het toepassingsgericht onderzoek voor Europa, het Midden-Oosten en Afrika te clusteren in het Technologiepark in Zwijnaarde. Dit zal helpen in de noodzakelijke zoektocht naar en de verduurzaming van producten, klinkt het tijdens een symposium.

Leestijd : 7 min

Innoveren in gewasbescherming is moeilijk in een wereld waar producten onder druk staan. Eastman zegt de landbouwer echter te blijven ondersteunen met geschikte duurzame producten in een juiste toepassing. Hun hoofdkwartier ligt in Kingsport, Tennessee, maar kent een wereldwijde verspreiding met 50 fabrieken die klanten in 100 landen helpt. Hierbij ligt hun focus op bodemzorg, ziektecontrole en vooroogstmanagement.

Door zich in het Technologiepark in Zwijnaarde te settelen, zet Eastman een stap vooruit. Het park telt namelijk tien universiteitslabo’s, acht onderzoeksinstituten, 11 internationale R&D centrums in bedrijven en meer dan 60 high tech bedrijven. Genoeg mogelijke partners om mee samen te werken dus. Ze zullen er onderzoek voor de hele Europese markt, zowel voor gewasbescherming als voor verven en coatings in de auto-industrie. Voor de gewasbescherming wordt op zoek gegaan naar nieuwe moleculen, maar wordt ook gezocht naar nieuwe formulaties rond bestaande actieve stoffen.

Op het symposium kwamen Eastman en verschillende partners hun verhaal over gewasbeschermingsinnovatie uit de doeken doen.

Biopesticiden ontwikkelen, een uitdaging

Aphea.bio die in hetzelfde gebouw zetelt, draagt dezelfde wil om innovatieve dingen te doen. Het bedrijfje wordt omschreven als een spinoff van het VUB. “We hebben technologie en kennis samengebracht van zowel het VUB als de KULeuven”, aldus CEO Isabel Vercauteren. Ook hun focus ligt op nieuwe en verbeterde producten voor duurzame landbouw, op biologische producten die gebaseerd zijn op natuurlijke micro-organismen. Bacteriën en schimmels dus. Vanuit Europa uit focussen ze op twee programma’s. Het ene draait rond biostimulantia, en het andere rond biopesticiden. “We willen ons breed richten, ook op akkerbouwgewassen. We zoeken oplossingen voor problemen in tarwe, gerst en maïs, zoals Fusarium, Septoria en roesten.”

Aphea.be ziet veel uitdagingen bij het ontwikkelen van biopesticiden. Ze willen zich echter wel op drie punten onderscheiden. Allereerst willen ze producten ontwikkelen die gebaseerd zijn op wetenschappelijke kennis en gedreven worden door gebruik nieuwste technologieen. Zo gaf Isabel aan te willen werken aan producten in tijden van droogte door met bepaalde droogteresistente micro-organismen te werken. De tweede grootste uitdaging is hoe de meest efficiënte en betrouwbare producten te maken. “We focussen op het gebruik van endofyten (micro-organismen die in de plant leven) omdat die minder onderhevig zijn aan externe factoren. Ze hebben een dichte interactie ontwikkeld met de plant.” Hun derde uitdaging is er een van formaat: ze willen op zoek gaan naar nieuwe micro-organismen, iets wat weinig bedrijven doen. Samen met een partner in Frankrijk heeft de nieuwe spinoff een technologie ontwikkeld die toelaat om individuele micro-organisme cellen te incapsuleren en te stimuleren tot groei. En zo lukt het vermeerderen al zes keer beter dan de traditionele manier, waarbij opgegroeid wordt met een voedingsmedium.

Noodzakelijke evaluatieprocedure

“Om een toelating te krijgen van het product, moet eerst de actieve stof op Europees vlak bekeken worden en dan pas de formulering op nationaal vlak”, vertelt voorzitter van het Erkenningscomité, Maarten Trybou. En dat kost tijd. Het is een kwestie van jaren eer een nieuw product op de markt komt.

Er wordt een uitgebreid dossier opgesteld waarbij verschillende aspecten worden geanalyseerd. Zo moeten de Goede Landbouwpraktijken en voorzorgsmaatregelen worden bepaald, en werkzaamheid, toxicologie, residuen, verspreiding en gedrag in het leefmilieu en de ecotoxicologie worden onderzocht. Op basis van expertadviezen evalueert het Erkenningscomité of de actieve stof/product geweigerd of aanvaard wordt. Er is echter een wettelijke mogelijkheid om elke toelating ten alle tijde te herzien als er elementen zijn die erop wijzen dat de voorwaarden waaronder de toelating vrleend werd niet worden gerespecteerd.

Wapenen tegen maatschappelijke kritiek

De strikte regelgeving is gebaseerd op het voorzorgsprincipe. Er heerst onder de bevolking een bezorgdheid over ons landbouw en voedselproductiesysteem, waarin de gezondheid van de mens, het milieu en biodiversiteit centraal staan. Sustainable Operations Manager van Bayer Marc Sneyders licht toe: “70 % van de insecten zou verdwenen zijn en dit is niet het geval, ook zouden mensen kanker krijgen van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen. De roep van publieke opinie wordt steeds luider, en de wetgeving legt alsmaar strengere regels en normen op. Terwijl het publiek zich laat horen via sociale media, staan wij zwak. We zouden daar meer op moeten inzetten.” Een middel legt al een hele weg af: van Europese toelating, naar nationale toelating en uiteindelijk is het mogelijk dat er nog regionale beperkingen worden opgelegd. “En dan nog bepaalt de maatschappij hoeveel oplossingen er over blijven.”

Van IPM naar IFM

Dat we naar duurzame landbouw moeten streven, met oog voor milieu, economie en maatschappij, is wel duidelijk. Wat moeilijk is met een beperkt areaal landbouwgrond, beperkte hulpbronnen en fluctuerende klimaatomstandigheden. Maar we moeten af van het principe ‘Geïntegreerde Gewasbescherming’ (Integrated Pest Management; IPM) en evolueren naar een ‘Integrated Farm Management (IFM), verkondigt Sneyders. Dan ga je breder kijken dan de plaag of ziekte en dus naar het ganse productiesysteem. “We moeten naar een systeem waar voorkomen, diagnose en ingrijpen niet hiërarchisch voorgesteld, maar als één geheel. Je kiest dan hetgene uit wat het beste uitkomt op een bepaald moment.”

Bij voorkomen kan je ervoor kiezen de natuur zijn werk te laten doen, door middel van functionele biodiversiteit of bodemgezondheid. Maar ook veredeling en teelttechniek kunnen problemen vermijden. Bij diagnose zijn er veel technieken bijgekomen. Je kan observeren met scans, camera’s op drones,.. en die gegevens kunnen geanalyseerd worden waardoor men advies kan geven over dosis, tijdstip en plaats. GPS-technieken hebben hun plaatsje hierin veroverd. En ten slotte kan men bij het ingrijpen kiezen uit biologische, mechanische of chemische bestrijding. “En op termijn denken we dat het aantal chemische middelen enorm zal dalen.”

Kies de juiste middelen

Geert Verhiest van Sanac kan er perfect op inpikken. Producten moeten correct gebruikt worden om efficiënt, maar ook milieuvriendelijk te zijn. Hij kaartte het probleem van resistentie aan die de laatste jaren meer en meer opkomt. Resistente duist en resistente windhalm zijn zo problemen. “Het beste is drie of vier werkingsmechanismen met elkaar te mengen, zodat de slaagkansen een stuk hoger liggen, en het werkingsspectrum een stuk breder zijn. Op die manier werk je ook aan het antiresistentiemanagement”, bemerkt Geert.

Een tip die hij geeft bij fungiciden is nooit eenzijdig strobilurines of carboxamides spuiten, maar die beter combineren met de betere triazolen of gebruik maken van multisite middelen, die de resistentie gaan afremmen. Als het gaat om bladluizen, die snel tot een enorme populatie kunnen uitgroeien, geeft hij mee best selectieve middelen te gebruiken omdat natuurlijke predatoren ze bijna nooit alleen kunnen uitroeien. Bij het gebruik van niet-selectieve middelen is de kans groot dat ook nuttigen worden gedood. “Het is natuurlijk ook belangrijk te weten wat je hebt eer je spuit. Het kan dat je zelfs niet moet spuiten. Ik raad iedereen een loep aan om te zien wat er op je bladeren zit”, aldus Geert.

Driftreducerende doppen

Druppelgrootte is belangrijk. Ondertussen zijn 50 % reducerende doppen verplicht. “We zijn ondertussen vertrouwd met de luchtmengdoppen of de venturi-doppen”, vertelt Geert. Hiermee krijgen we druppels met lucht. Omdat de druppel zwaarder is, is die driftreducerend. Als die op een oppervlakt terechtkomt, spat die uiteen in kleine druppels. “Dit is interessant naar onkruiden met een horizontale bladstand, maar voor verticale bladstand net niet voldoende. Daar zou een lichte kleine druppel beter kunnen helpen.” Door de zwaarte van de druppel kan het product ook gemakkelijk dieper in het gewas gaan.

Kwaliteit van het spuitwater

De werking van een gewasbeschermingsmiddel kan worden beïnvloed door het gebruikte spuitwater. De pH, het calciumcarbonaatgetal en de hardheid van het water zijn belangrijke parameters voor de efficiëntie van het gebruikte middel. De hoeveelheid calcium en magnesium bepalen de hardheid. Bij hard water reageren de vrije calcium- en magnesiumionen met de werkzame stof, wat dus een negatieve impact heeft op de werking. “Sommige coformulanten corrigeren wel hierop.”

De pH is dan weer belangrijk omdat bepaalde actieve stoffen onder invloed van een bepaalde pH versneld worden afgebroken in het spuitwater. Ideaal is een pH tussen 6 en 7, bij een hogere pH kunnen de middelen versneld afbreken. “Spuit je direct na het vullen, is er geen probleem. Een nacht je tank laten staan met product is dan weer niet aangeraden.” Geert tipt dat regenwater eigenlijk ideaal is voor spuitwater: “Het is zeer zacht water, bevat geen calciumcarbonaat en de pH is behoorlijk laag.”

“Het is dus belangrijk dat de landbouwer zijn spuitwater eerst test voor hij het gebruikt. Ik gebruikte eens testkits voor aquariumwater, want daar staan de verschillende parameters op.”

Omgaan met lastenboeken

Telen moet volgens een lastenboek, zoals het Flandria-lastenboek. En dat lijkt vooral een last te zijn. Want het lastenboek is niet alleen goed voor de traceerbaarheid van de producten, er worden ook steeds meer eisen gesteld aan groenten en fruit. De normen naar kwaliteit, productievoorwaarden, residuen, duurzaamheid, en nog meer zaken worden met de jaren strenger. En dat vraagt extra tijd, papierwerk, kosten of zelfs een aangepaste bedrijfsvoering, terwijl er niet direct een meerprijs aan je producten aan vast zal hangen of een garantie tot leveren.

“Maar wat voor het ene bedrijf een last is, is voor de ander een uitdaging”, vertelt Mieke Planckaert van de afdeling kwaliteit van veilingassociatie LAVA. Het is namelijk mogelijk je eigen product te profileren. Het zijn mensen die hun bedrijfsvoering willen richten met een maximale aandacht voor de omgeving, de omstaanders en de consument. “Het komt ook het imago van de sector ten goede”, geeft ze mee.

De landbouwer staat er niet alleen voor, klinkt het. Want er zijn verschillende partijen die hun bijdragen kunnen en gaan moeten leveren om aan de strenge eisen te kunnen voldoen. Zo wordt er onderzoek gedaan naar duurzame producitemiddelen en -technieken, en ook de overheid, afzetorganisaties en landbouworganisaties hebben hun taak.

MV

Actueel

Maandag hopelijk akkoord over GLB, in krokusvakantie misschien ook over PAS

Actueel De Vlaamse regering mikt op de krokusvakantie voor een akkoord over stikstof. Maandag is er een nieuwe ministerraad, waar Landbouwminister Jo Brouns (CD&V) groen licht hoopt te krijgen voor de verdeling van de landbouwsubsidies. De knip in de groenestroomcertificaten, het derde dossier dat de regering verdeelt, is terug naar kabinetsniveau verwezen.
Voir plus d'articles
Meest gelezen