Van een echte volksverhuizing is volgens Hans Peters van het Nederlandse Peters Vastgoed echter geen sprake. “Vlaanderen lijkt naar mijn idee al vrij veel op de provincie Noord-Brabant. De bedrijven zijn gemiddeld wat ouder, de grondprijzen liggen vrij hoog en er is veel gronddruk. Dan is Wallonië aantrekkelijker. Daar is meer ruimte voor boeren, al staat daar een taalbarrière tegenover.”
Meer Nederlanders naar België
Voordat Nederlandse boeren steeds vaker voor een tweede locatie naar België uitweken, was het land al een populaire bestemming onder echte emigranten. Dat blijkt uit cijfers van het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In de periode 2010-2016 (recentere cijfers zijn er niet) emigreerden 105 Nederlandse boeren. De meesten vertrokken naar Duitsland (26), gevolgd door België (16) en Canada (16). Op grote afstand werden deze gevolgd door landen als Frankrijk (6), Denemarken, Verenigde Staten, Australië en Polen (elk 5). Ruim 55% van deze 105 boeren was/is actief in de veeteelt, gevolgd door akkerbouw (25%) en tuinbouw (15%). Qua leeftijd waren de emigranten vooral tussen de 40 en 60 jaar (65% van het totaal). De herkomst qua provincie was minder onderscheidend. De meeste emigranten kwamen uit Noord-Brabant (20%) en Gelderland (15%).
Uit de cijfers blijkt dat tot 2016 jaarlijks 2 tot 3 Nederlandse boeren naar België vertrokken. Dat beeld is de laatste jaren wel veranderd, vooral door de stikstof- en fosfaatregelgeving. “Vorig jaar hebben we 30 aanvragen uit Nederland gehad. Wij hebben 6 Belgische bedrijven effectief aan Nederlanders verkocht, vooral als tweede locatie”, zegt vastgoedmakelaar Patricia Goetschalckx van ’t Boerenhuys. Dat makelaarskantoor doet de helft van de Vlaamse agrarische vastgoedverkoop en heeft ongeveer 35 boerenbedrijven in portefeuille. Een aantal dat volgens Goetschalckx toeneemt door de enorme vergrijzing. “De laatste jaren zien we dat de Nederlandse animo flink is toegenomen, zelfs vanuit Midden- en Noord-Nederland. Van onze 6 verkopen in 2019 waren er 2 echte emigranten (melkvee en pluimvee), 4 waren boeren die een tweede locatie wilden kopen (melkvee en geiten). Samen kopen ze nu toch al bijna 20% van ons aanbod.”
België: kans voor geitenhouders
Het Belgische aanbod bestaat grotendeels uit melkvee- (50%) en varkensbedrijven (30 tot 40%). “De grote, deftige melkveebedrijven met groeikansen worden er vaak door Nederlanders uitgepikt”, merkt Goetschalckx. “Voor de varkensbedrijven geldt vaak dat de (grens-)locatie gunstig is, maar dat nieuwbouw nodig is. Voor Nederlanders zijn die locaties juist praktisch. Ze kunnen er relatief goedkoop nieuw bouwen en een andere bestemming kiezen, bijvoorbeeld als tweede locatie voor jongvee, als varkens of pluimveebedrijf, maar zeker ook als geitenbedrijf. Ombouw kan vooral voor Nederlandse geitenhouders een uitkomst zijn, want Vlaanderen heeft zelf nauwelijks geitenbedrijven.”
Bij ’t Boerenhuys betreft inmiddels 10% van alle Nederlandse aanvragen geitenhouders. Dat aantal zit flink in de lift. De situatie over de grens is dan ook nijpend. In Noord-Brabant staat 30% van de Nederlandse melkgeitenstapel. Sinds 2017 geldt in deze provincie een bouwstop als voorzorgsmaatregel tegen Q-koorts. Het aantal bedrijven bleef sindsdien gelijk, maar de geitenstapel steeg alsnog licht door tot 133.500 melkgeiten (bron: CBS). In Limburg is sinds eind 2018 een bouwstop van kracht. Die is onlangs verlengd. Hier bleef de melkgeitenstapel steken op 44.000. Bedrijven die als gevolg van de bouwstop in beide provincies tegen hun plafond aanlopen, kijken steeds nadrukkelijker (kort) over de grens. “Dichtbij Nederland is ook vaak de enige optie”, vertelt Goetschalckx. “Een geitenvergunning krijg je vlot in België, maar er zijn weinig afnemers voor geitenmelk. Zonder afnemer steunt een bank je niet.”
Wetgeving verschilt sterk
Nederlandse varkenshouders wagen niet vaak de oversteek naar België. Ten eerste proberen veel – veelal Brabantse – boeren in aanmerking te komen voor de onlangs opgezette stoppersregeling. Ten tweede is er voor Vlaamse varkensbedrijven vaak concurrentie van Nederlandse pluimvee-, geiten- en melkveehouders (tweede locatie).
Vooral die laatste groep roert zich nadrukkelijk. België biedt dan ook veel voordelen. De wetgeving verschilt sterk, zegt Goetschalckx. “België kent nutriëntenemissierechten in plaats van Nederlandse fosfaatrechten. Dat betekent dat je in België bij aanschaf gemiddeld €6.000 per koe goedkoper uit bent. Een ander voordeel is dat weidegang hier niet verplicht is.” In Nederland is dat in principe niet anders, maar vanwege keurmerken of concepten committeren boeren zich er vaak wel aan.
Een andere grote plus is het Belgische vergunningentraject, vooral in de nabijheid van Natura 2000-gebieden. Die gebieden zijn er uiteraard in beide landen, maar de regelgeving is in Nederland veel strenger. Goetschalckx: “De verschillen zitten niet in melkprijs, grondprijs of bedrijfsvoering. De verschillen zitten in uitbreidingsmogelijkheden. Die zijn hier wél. België heeft bijvoorbeeld geen specifieke wetgeving over geur of fijn stof. Er zijn geen uitstootnormen zoals in Nederland. Voor berekeningen van uitstoot wordt vaak alleen naar Nederlandse studies gekeken. Regelgeving verschilt dan weer sterk per gemeente. De een is meer landbouwgezind dan de ander en gemeentes hebben een belangrijke invloed op de vergunningverlening.” Ook merkt Goetschalckx dat jonge boeren qua opstart en opschaling in België meer steun krijgen dan in Nederland.
Nadelen aan België zijn er uiteraard ook. Financiering van bedrijven is fors, kavels zijn meer versnipperd, de pachtwetgeving is erg moeilijk en grond kopen is lastig omdat oudere boeren vaak op hun grond blijven ‘zitten’. Voor Nederlandse boeren - die kampen met regelgeving die hun bedrijf steeds meer op slot zet - zijn die nadelen echter te overzien.