Volgens ingewonnen informatie ging het om maar liefst 6.857 PV’s voor een totaal schadebedrag van 161,7 miljoen euro voor Landbouwschade 2019.
KMI: uitzonderlijk karakter
Op 29 november 2019 brengt het KMI vervolgens verslag uit en blijkt dat het neerslagtekort en de lange periodes van aanhoudende absolute droogte een uitzonderlijk karakter vertoonden. Op 10 april 2020 formuleert het departement Landbouw en Visserij een advies waarbij zij in het eerste deel adviseert met betrekking tot de schade door zonnebrand bij appelen, peren en meerjarig houtig klein fruit. In een volgend onderdeel adviseert het departement aangaande de schade door droogte bij uien, bonen, wortelen en knolselder.
Op 8 mei 2020 formuleert de Inspectie van Financiën een goedkeuring onder voorwaarden. Een kleine maand later, op 5 juni, verleent Matthias Diependaele (N-VA), Vlaams minister van Financiën en Begroting, het begrotingsakkoord onder voorwaarden. Daarna maakt Vlaams landbouwminister Hilde Crevits (CD&V) haar nota aan de Vlaamse regering over met toelichting bij het ontwerp van besluit van de Vlaamse regering tot erkenning van de landbouwramp en de afbakening ervan.
Slechts 9 teelten erkend
Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2020 erkent de droogte van 15 juni tot 30 september 2019 als een landbouwramp en zorgt ervoor dat schade veroorzaakt door deze landbouwramp kan worden vergoed. Het voorliggende besluit aanvaardt echter slechts voor 9 specifieke teelten dat zij significante schade ondervonden hebben in de periode van uitzonderlijke droogte: appelen, peren, rode bes, kiwibes, framboos, wortelen, uien, bonen en knolselder.
De totale schade aan deze teelten die erkend worden in het besluit, bedraagt volgens de PV’s van vaststelling 69 miljoen euro. Dat bedrag van ingediende schadedossiers werd bijgesteld tot 71 miljoen euro. Slechts 21 miljoen euro daarvan zou als schade worden uitbetaald.
Vraag tot vernietiging
Het is dit besluit van de Vlaamse regering dat de inzet is van een procedure bij de Raad van State. Op basis van verschillenden argumenten vragen de indieners de vernietiging van deze beslissing. Alle geïnteresseerden, andere land- en tuinbouwers en schadelijders, krijgen tot uiterlijk donderdag 26 november de gelegenheid om in de procedure bij de Raad van State tussen te komen, zo publiceerde het Belgisch Staatsblad.
Volgens de indieners van de vraag tot vernietiging gebeurde ten eerste de beperkte erkenning voor de 9 vermelde teelten arbitrair en stemt die niet overeen met de werkelijkheid. “Uit de eerste zin van het advies blijkt bovendien dat niet het Departement Landbouw & Visserij bepaalde welke teelten worden opgenomen in haar advies dat zij overmaakt aan de Vlaamse regering met een voorstel van de betrokken teelten”, zegt meester Jan Opsommer, raadsman van de indieners van het beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State.
“Maar wel omgekeerd: het Departement reikt enkel een advies aan voor de teelten die door de verwerende partij (de Vlaamse regering) aan het Departement worden gevraagd. Dit is uiteraard de wereld op zijn kop. Het is de rol van de bevoegde minister om de procedure op te starten en bij het KMI advies te vragen over het eventueel uitzonderlijke karakter van het natuurverschijnsel (in casu de droogte en de zonnebrand), en om vervolgens teelt-technisch advies op te vragen bij het Departement Landbouw en Visserij.”
Gericht advies over enkele teelten
“Dat het Departement slechts om een vooraf gestuurd advies wordt gevraagd over bepaalde teelten en niet over alle teelten waarvoor een aangifte van droogteschade is gebeurd, getuigt op zich al van een incorrecte handelswijze van de verwerende partij. Bovendien vormt het een duidelijke schending van het gelijkheidsbeginsel. Waarom wordt immers wel advies gevraagd over de ene teelt en niet over de andere?”
Volgens verzoekers is dit een manifest gevolg van een arbitraire keuze van verwerende partij, wat in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. “Als ant-woord op de vraag om de lijsten met vermelding van de percentages en oppervlakten schade per regio of gemeente, meldt de overheid dat zij deze documenten niet heeft”, stelt meester Jan Opsommer.
“Deze lijsten of overzichten zouden echter één van de belangrijkste richtinggevende documenten moeten zijn die in acht worden genomen door de administratie voor haar adviesverlening en door de regering voor haar besluitvorming. Het tegendeel is echter waar, de Vlaamse regering heeft deze lijsten blijkbaar niet opgemaakt of opgevraagd. Op zijn minst blijkt uit deze vaststelling dat het ministerieel besluit gebrekkig werd voorbereid als zelfs de essentiële overzichten ontbreken.”
Jan Opsommer: “Het getuigt niet van een zorgvuldig handelende overheid dat zij haar besluit voor het gehele Vlaamse grondgebied neemt en de getroffen teelten uiterst beperkend afbakent, terwijl zij klaarblijkelijk niet eens heeft onderzocht of de droogte voor andere teelten en of een beperktere geografische uitgestrektheid wél als landbouwramp kon worden erkend. Op die manier komen zwaar getroffen landbouwers uit pakweg West-Vlaanderen niet in aanmerking voor vergoeding van hun schade aan andere teelten dan de opgesomde 9 teelten. De overheid had juist moeten onderzoeken of de schade aan de klassieke teelten in kleinere regio’s niet als landbouwramp konden worden erkend.”
Budgettaire redenen
Ten tweede kunnen volgens de indieners van het beroep tot vernietiging budgettaire redenen niet volstaan om het uitsluiten van droogteschade te onderbouwen. Uit het verslag van de Inspectie van Financiën blijkt dat de totale schade die kan worden afgeleid uit alle PV’s naar aanleiding van de droogteschade 161,7 miljoen euro bedraagt en de droogte in totaal 171 teelten heeft getroffen.
De weerhouden teelten weerspiegelen echter slechts 69 miljoen euro (later bijgesteld tot 71 miljoen) schade, nog niet eens de helft van het aangegeven totaal. “Bovendien is de totale schade in Vlaanderen nog veel hoger dan die 161,7 miljoen euro. Zo zijn er ook nog landbouwers die de droogteschade aan hun teelten via een expertenverslag hebben laten vaststellen, wat nog niet bekend is bij de overheid, of zelfs landbouwers die geen aangifte van hun schade doen.”
“De toekenning voor specifieke teelten is uiteraard maar mogelijk en wettig indien zij gebaseerd worden op adequate gegevens en een correcte beoordeling waarom de ene teelt wél en de andere niet wordt weerhouden. Een louter budgettaire reden kan hiertoe niet volstaan”, stelt meester Jan Opsommer.
Ten derde wordt het ministerieel besluit tegen het licht van het gelijkheidsbeginsel gehouden. “Door enerzijds wel de droogte van 2019 te erkennen voor 9 specifieke teelten, maar anderzijds diezelfde droogte voor andere zwaar getroffen teelten niet te erkennen, begaat de verwerende partij een inbreuk op het gelijkheidsbeginsel.”
“Concreet werden de landbouwers die schade ondervonden aan hun teelten ingevolge de droogte verschillend behandeld, zonder dat hiervoor een objectieve en redelijke verantwoording voorligt. Slechts een minderheid van de schade wordt erkend als landbouwramp, niettegenstaande alle aangiftes schade omvatten die ontstaan is ingevolge dezelfde uitzonderlijke droogteperiode.”
“Anderzijds werden de landbouwers die schade ondervonden ingevolge de droogte in het jaar 2019 verschillend behandeld dan de landbouwers die door eenzelfde natuurverschijnsel schade ondervonden in 2017. Toen werd er immers niet beperkt tot slechts 9 teelten.”
Waarom in 2019 niet?
“Gelet op de besluiten tot erkenning van een landbouwramp van de voorgaande jaren enerzijds, en de uitzonderlijke droogte en aanzienlijke schade in 2019 aan verschillende teelten anderzijds, konden verzoekers er rechtmatig van uitgaan dat ook voor 2019 de landbouwramp zou erkend worden voor de uitgebreide lijst aan teelten, waarna alle schadelijders hun schadedossier konden indienen ter beoordeling door de verwerende partij.”
Volgens raadsman Jan Opsommer bevinden verzoekers zich enerzijds in dezelfde situatie als andere landbouwers die schade hebben ondervonden aan hun teelten ingevolge de droogteschade.
“Maar waar andere landbouwers van één of meer weerhouden teelten wél een vergoeding kunnen aanvragen voor deze schade, wordt dit voor verzoekers onmogelijk gemaakt door de bestreden beslissing. De teelten waaraan zij schade ondervonden, zijn immers niet onderzocht noch erkend als getroffen door een landbouwramp.”
“Anderzijds liepen mijn cliënten grote schade op aan hun teelten (gras, maïs en bloemkolen), waar dit – volgens de stukken in het administratief dossier – niet voor alle percelen met deze teelten in Vlaanderen het geval was. Niettemin worden mijn cliënten die zich in een verschillende situatie bevinden, toch op dezelfde manier behandeld, aangezien ook zij geen vergoeding krijgen. Volgens het gelijkheidsbeginsel moeten personen in dezelfde situatie gelijk worden behandeld, maar personen in een ongelijke situatie mogen juist niet op dezelfde manier worden behandeld.”
Ten slotte mag volgens de indieners van het beroep de drempel voor het bekomen van een tegemoetkoming niet bewust onhaalbaar worden gemaakt en de hoogdringendheid mag geen excuus vormen om het dossier niet zorgvuldig voor te bereiden en te beoordelen.
“Door de erkenning als landbouwramp té beperkt af te bakenen (minstens wat de teelten betreft), schendt de overheid daarom ook het beginsel van de fair play”, besluit meester Jan Opsommer.
Verdere procedure
De vraag is of en ook hoeveel extra land- en tuinbouwers in de procedure zullen tussenkomen om met hun situatie aan te tonen dat ook andere dan de 9 genoemde teelten als landbouwramp zouden moeten worden erkend. Vandaag is er volgens meester Jan Opsommer nog geen memorie van antwoord van het Vlaams gewest, zodat het niet duidelijk is of een deel van de feitelijke uiteenzetting wordt betwist.
De volgende stap wordt de uitwisseling van de memories, waarna het verslag van het auditoriaat wordt verwacht. Pas daarna kan de Raad van State een pleitzitting vaststellen. De behandeling door de Raad van State wordt in het najaar van 2021 verwacht. Volgens raadsman Jan Opsommer vallen de slaagkansen niet in percentages te vatten. “Ik denk dat mijn cliënten een ernstige kans op slagen hebben, anders was ik niet aan deze procedure begonnen.”