
Stikstofbalans
De stikstofbalans begint bij de nitraatvoorraad in de bodem, waar we onze bemesting dan aan gaan toevoegen. Vervluchtiging, uitspoeling en gewasopname zijn dan weer factoren die in mindering mogen gebracht worden op de stikstofbalans. Wat overblijft op het einde van het teeltseizoen, is het nitraatresidu.
De najaarscampagne van 2022 toonde dat er gemiddeld 70 kg/ha nitraatresidu was over alle percelen heen, na de teelt van wintertarwe. In het najaar van 2023 lag dit cijfer heel wat lager, namelijk op 55 kg/ha. Kijkt Jan Bries naar het nitraatresidu na de teelt van aardappel, dan lag dit in 2022 met 115 kg/ha zeer hoog. In het afgelopen najaar was er met 92 kg/ha een verbetering, maar het was nog steeds te hoog. Hij stelt dat de helft van de aardappelpercelen er niet in slaagt om onder de wettelijke residunorm te blijven.
Wet van Pareto
Jan Bries verwees in zijn uiteenzetting even naar de ‘Wet van Pareto’. De Italiaanse econoom Vilfredo Pareto ontwikkelde het 80/20-principe. Heel eenvoudig uitgelegd draagt 20 % van je inspanningen 80% bij aan je resultaten. “Met andere woorden: focus op essentie en sta niet te lang stil bij futiliteiten.”
Als Jan Bries dit vertaalt naar het nitraatresidu, specifiek voor aardappelen, stelt hij dat de laatste kilo’s ‘stikstofmest’ die je aanbrengt, het meeste bijdragen aan het nitraatresidu. “We moeten dus heel goed nadenken over het laatste stukje bemesting dat we geven aan het aardappelveld.”
Hoe de verschillende factoren inschatten?
De BDB heeft al veel onderzoek verricht naar hoeveel stikstof het aardappelgewas opneemt. De eerste vraag die hier gesteld moet worden is over welk ras het gaat en of het dient voor plantgoed of friet of voor andere toepassingen. Er zijn immers verschillen in aardappelvariëteiten naargelang hun stikstofbehoeften.
De maximale stikstofopname van een aardappelgewas (loof + knollen) bedraagt zo’n 260 kg/ha, gaf Jan Bries mee, op voorwaarde dat we goede groeiomstandigheden kennen. De stikstofopname ligt uiteraard lager bij droogte, bij kortere groeiseizoenen... Onderzoek leert dat de maximale stikstofopname 15 weken na het planten, of 11 weken na opkomst wordt bereikt. “Dit wil zeggen dat je niet te laat mag bijbemesten.”
De maand juni, en bij late aanplantingen ook nog de eerste helft van juli, zorgen voor de sterkste stikstofopname. De maximale opname is bereikt eind juli, begin augustus. Alle meststofinputs na dit punt verhogen het nitraatresidu.
Voorzichtiger bemesten
Terugkijkend naar het 80/20-principe, dat eerder werd toegelicht in dit artikel, brengt dit ons bij de mogelijkheid om te starten met een basisbemesting die zo’n 70% van het advies bedraagt. In functie van de omstandigheden kan dan later beslist worden om al dan niet bij te bemesten.
“Als er bij de basisbemesting geen beschikking is over een bemestingsadvies, ga dan ook niet volop bemesten. Dit kan je later niet meer bijsturen naar beneden.”
Gefractioneerd bemesten
Wil de teler gefractioneerd gaan bemesten, dan raadt Jan Bries hem of haar aan om sowieso 4 weken te wachten na de laatste bemesting, alvorens terug een bodemstaal te nemen. Is het droog geweest, dan kan deze termijn nog iets oplopen. Een tweetal weken na opkomst of een zestal weken na het planten is het geschikte moment om te gaan bijbemesten. Doorgaans is de periode van half juni tot uiterlijk eind juni het meest geschikt om vaste meststoffen of hogere dosissen bijbemesting toe te passen. Nadien zijn eerder lagere dosissen bladbemesting aangewezen.
De stikstofmineralisatie tijdens het groeiseizoen op het perceel is cruciaal in de bemesting. Daar worden grote verschillen gezien tussen individuele percelen. De aanlevering van stikstof via mineralisatie is afhankelijk van vele factoren. Zo is er het bodemtype met zijn textuur en eigen koolstofgehalte.
Gewasresten van de voorteelt evenals een groenbedekker en de nawerking van organische meststoffen dragen allen bij aan het organischestofgehalte in de bodem. Regelmatig stalmest geven onderhoudt de organischestofbalans van het perceel beter dan drijfmestgiften. Door stalmest wordt de mineralisatie hoger gehouden en dient er minder aangevuld te worden.
Bodemleven en weer spelen ook een rol
Onder invloed van het bodemleven en de weersomstandigheden, met name vooral temperatuur en vocht, wordt bepaald wanneer de stikstof vrijkomt. Dit is moeilijk te voorspellen, doordat er droge periodes kunnen optreden of een late koudeperiode in het voorjaar. De bemesting fractioneren geeft de mogelijkheid om hierop in te spelen. Als je de perceelshistoriek kent, kan je dit als landbouwer beter inschatten.
“Iets voorzichtiger bemesten, kan ons helpen om het nitraatresidu onder controle te houden. Er wordt wel eens gezegd dat mineralisatie 1 kg stikstof per ha en per dag bedraagt. Dat is snel gezegd, maar ruim genomen”, aldus Bries. “En dan is er nog de voorwaarde dat er voldoende bodemvocht is.”
Hij haalde voorbeelden aan van vorig jaar, waarbij het voorjaar lang nat was, waardoor er laat aardappelen zijn geplant. De stikstofindexcijfers waren dan ook aanzienlijk geëvolueerd bij een staalname aan het begin van het seizoen of tijdens het groeiseizoen. Door een tweede bodemstaalname is het bemestingsadvies bijgesteld en zorgde de fractionering van de bemesting daadwerkelijk voor een goed resultaat.