Startpagina Bieten

Van op het veld tot in de fabriek de impact op het milieu verkleinen

De bieten- en suikersector denkt niet alleen na over economische kwesties, maar ook over zijn impact op het milieu. Zowel op het veld als in de fabriek zijn al veel inspanningen geleverd, maar die moeten gevolgd worden door verdere maatregelen om aan de verwachtingen van de samenleving en de politiek te voldoen. Van de wortel tot het suikerklontje zullen alle actoren de handen ineen moeten slaan, om ervoor te zorgen dat de praktijken van de toekomst goed scoren op het vlak van ecologische duurzaamheid.

Leestijd : 7 min

Sinds 2017 gaat het slecht met de bieten- en suikersector... Niet minder dan 1.000 telers hebben de teelt van bieten opgegeven. Zo verminderde het areaal in 5 jaar tijd met 7.000 ha (-12%). Om het voortbestaan van de sector te garanderen, moeten de inkomsten van de telers en de fabrieken worden gewaarborgd (zie onze editie van 26 januari) en moet de impact op het milieu worden beperkt.

Daarom werd deze strategische kwestie op de conferentie ‘Plan B(iet)’ van 14 december 2022 besproken door Marie-Christine Ribera, directeur-generaal van de Europese Vereniging van Suikerfabrikanten (CEFS); Lætitia Van Roos, adviseur voedselstrategie van Waals minister van Milieu Céline Tellier; Philippe Baret, professor aan de Université Catholique de Louvain; Sylvie Decaigny, manager Agronomie en Duurzaamheid bij de Tiense Suikerraffinaderij; en Hendrik Vandamme, vicevoorzitter van de Confederatie van de Belgische Bietenplanters (CBB) en ook voorzitter van het algemeen Boerensyndicaat (ABS). Allemaal probeerden ze manieren voor te stellen om de ecologische duurzaamheid van de sector te vergroten en maakten ze de balans op van de vele inspanningen die al geleverd werden.

Spreiding van de risico's over de sector

Al van bij het begin van de debatten benadrukt Hendrik Vandamme hoe belangrijk het is om thema's rond inkomsten en milieu te combineren zonder het een boven het ander te stellen. “De strijd tegen de klimaatverandering en de bescherming van het milieu zijn belangrijk. We mogen echter ook niet vergeten dat de inkomsten van de landbouwers op peil moeten blijven, aan de ene kant om het levensonderhoud van de telers te garanderen, en aan de andere kant om aan deze verwachtingen te beantwoorden en om de nodige investeringen te doen”, verduidelijkt hij.

In dit overgangsproces zouden de bietentelers echter kunnen rekenen op de steun van de industrie. “Ook de suikerfabrieken denken na over hoe ze de milieu-impact van de bietenteelt kunnen verminderen, aangezien de wortels hun belangrijkste grondstof zijn”, verzekert Sylvie Decaigny. Dat gebeurt met name door de ontwikkeling van carbon farming, door het behoud van watervoorraden en door de verbetering van de biodiversiteit.

“We organiseren ook bijeenkomsten, waarbij de landbouwers elkaar ontmoeten en hun praktijken delen om het milieu te beschermen. Deze zijn in opmars en de gesprekken helpen om ze te verspreiden", voegt ze eraan toe.

Het testen van nieuwe praktijken gaat echter gepaard met risico's, vooral op financieel vlak. De wens van de industrie zou zijn om deze risico's over de hele bieten- en suikersector te spreiden, zodat de landbouwers niet de enigen zijn die de gevolgen van een eventuele mislukking dragen.

Philippe Baret deelt deze mening: “Bij de ecologische transitie zullen alle spelers in de sector betrokken zijn. In de loop van dit proces moeten ze alle beschikbare indicatoren analyseren, op zowel ecologisch als economisch vlak.”

Evenwicht tussen de pijlers van duurzaamheid

De professor uit Louvain-la-Neuve maakt de volgende analyse: “De Europese Unie heeft voor haar lidstaten tegen 2030 ambitieuze doelen gesteld op het gebied van ecologische duurzaamheid. Dat is in de heel nabije toekomst dus! Om die doelstellingen te bereiken, is het van essentieel belang dat er op sectoraal niveau wordt gewerkt. De telers en suikerfabrieken moeten een inspanning leveren, maar hun eindklanten ook.”

Met het risico om sommigen boos te maken, voegt hij eraan toe dat het onmogelijk is om aan alle ecologische criteria te voldoen en om tegelijkertijd de economische rentabiliteit van nu te behouden. “Samen moeten we beslissen of de economische dimensie de enige is die ons moet leiden... Natuurlijk maakt het financiële aspect volledig deel uit van duurzaamheid, maar het mag geen voorrang krijgen op de ecologische en maatschappelijke pijlers. De uitda-ging bestaat erin een evenwicht te vinden tussen deze 3 componenten.”

Marie-Christine Ribera reageert op deze opmerkingen en is het daarbij niet helemaal eens met Philippe Baret: “Het lijdt geen twijfel dat de sector actie moet ondernemen om zijn activiteiten koolstofarm te maken, maar ik geloof dat we onze huidige economische rentabiliteit kunnen behouden zonder de andere pijlers van duurzaamheid te verwaarlozen.”

In haar ogen hebben de suikerfabrieken zich altijd bereid getoond om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. In navolging van onze industrieën zijn ze afgestapt van het gebruik van steenkool en overgeschakeld op aardgas. De huidige energiecrisis vormt een nieuwe kans om hun energievoorziening te herzien.

“Ik heb echter moeite met de door de Europese Unie voorgestelde opties, namelijk elektrificatie en het gebruik van waterstof. De elektrificatie van een fabriek vergt immers een aanzienlijke investering. Bovendien moet het distributienetwerk aangepast zijn en aan de vraag van een dergelijke infrastructuur kunnen voldoen. Wat waterstof betreft, blijven nog te veel vragen onbeantwoord...”, aldus nog Ribera.

Pulp: een duurzame energiebron

In het kader van deze transitie zou pulp gebruikt kunnen worden in installaties voor biomethanisatie. “Dit biogas zou de sector koolstofarm kunnen maken, maar de EU weigert te erkennen dat pulp een duurzame energiebron is die dus niet op dezelfde manier behandeld moet worden als steenkool of gas, vooral wat het belastingtarief betreft.»

De CEFS-voorzitster vindt deze situatie des te absurder omdat bagasse (het residu van suikerriet na extractie van het suikerhoudende sap) wel gebruikt mag worden om suikerfabrieken van energie te voorzien. “We dringen er bij de Europese instanties op aan om een regelgevend kader uit te werken dat gunstig is voor het gebruik van pulp voor energiedoeleinden!”

Dat zou ongetwijfeld de ecologische duurzaamheid van de sector ten goede komen. Er moet echter ook een evenwicht worden gevonden met de veehouders die pulp in hun veevoer verwerken.

Circulariteit, op het veld en in de fabriek

“Dit bewijst eens te meer dat circulariteit een troef van de sector is”, ant-woordt Hendrik Vandamme. Naast het bovengenoemde gebruik van pulp wordt het loof in de bodem verwerkt en wordt de schuimaarde van de suikerfabrieken gebruikt als kalkbemesting. “Niets gaat verloren... behalve de bieten die op het veld blijven liggen.”

Ook de industrie blijft niet achter en werkt met name aan haar waterverbruik. Deze kostbare vloeistof wordt gebruikt om de wortels te reinigen en te vervoeren in de productieketen, maar gaat daarna niet verloren. Ze wordt naar de bezinkingsbekkens geleid en kan later weer in de suikerfabriek van pas komen. “Het water kan eventueel ook dienen om gewassen in de buurt van de fabrieken te irrigeren, wanneer de weersomstandigheden dat vereisen”, voegt Sylvie Decaigny toe.

De klimaatveranderingen herinneren eraan dat het absoluut noodzakelijk is om de structuur en vochtigheid van de bodem te behouden, zodat de bieten kunnen groeien en water kunnen opnemen waar het zich bevindt, namelijk diep in de grond.
De klimaatveranderingen herinneren eraan dat het absoluut noodzakelijk is om de structuur en vochtigheid van de bodem te behouden, zodat de bieten kunnen groeien en water kunnen opnemen waar het zich bevindt, namelijk diep in de grond. - Foto: JV

Daarvoor zijn echter ad-hocvergunningen nodig. En op dat punt is de houding van de politiek duidelijk, net als voor de productie van biogas op basis van pulp. “We moeten het onderzoek en het debat hieromtrent stimuleren en wetgeving doorvoeren die meer circulariteit toelaat. Tegelijkertijd moeten we erop letten dat we prioriteiten stellen”, legt Laetitia Van Roos uit. De benutting van pulp moet bijvoorbeeld in een welbepaalde volgorde gebeuren: voeding voor mensen, diervoeder en in laatste instantie energieproductie.

Voor water is de volgorde vergelijkbaar: voeding voor mensen, diervoeder, irrigatie van gewassen en ten slotte industriële processen. “Via Circular Wallonia en het Waalse relanceplan hebben we middelen vrijgemaakt om te bepalen hoe water gebruikt en behandeld moet worden en hoe het zowel kwalitatief als kwantitatief in stand gehouden kan worden.”

Samen oplossingen vinden

Dit brengt ons bij het effect van de klimaatverandering op de hele sector. De telers zijn het slachtoffer op het veld, maar ook de suikerfabrieken ondervinden de gevolgen ervan, want zij hebben een stabiele aanvoer van wortels nodig. “Het klimaat is aan het veranderen... We hebben geen andere keuze dan ons aan te passen en de juiste oplossingen te vinden. Landbouw en vooruitgang sluiten elkaar niet uit”, zo pleit Marie-Christine Ribera.

Hendrik Vandamme bevestigt de impact van het klimaat op de teelt. De voorbije zomer, die heet en droog was, is slechts een van de vele voorbeelden. “We hebben droogtetolerante rassen nodig, maar we moeten ook onze werkwijze aanpassen. Het wordt absoluut noodzakelijk om de structuur en vochtigheid van de bodem te behouden, zodat de bieten kunnen groeien en water kunnen opnemen waar het zich bevindt, namelijk diep in de grond. Ik ben ervan overtuigd dat de sector geschikte oplossingen voor deze situatie zal vinden en dat de nodige kennis aan de telers doorgegeven zal worden, zodat hun werk succesvolle resultaten oplevert.”

Philippe Baret is het hierover eens met Hendrik Vandamme en gaat zelfs nog een stap verder. Hij meent dat het noodzakelijk is om samen met de bietentelers systemen voor ‘gezamenlijke innovatie’ op te zetten. Volgens hem moeten onderzoekers en telers samenwerken. Dit is een essentiële voorwaarde om de oplossingen bij de verwachtingen en de dagelijkse realiteit te laten aansluiten.

V.l.n.r. Marie-Christine Ribera (Europese Vereniging van Suikerfabrikanten), Lætitia Van Roos (Waals ministerie van Milieu),  Philippe Baret (Université Catholique de Louvain), Sylvie Decaigny (Tiense Suikerraffinaderij) en  Hendrik Vandamme (Confederatie van de Belgische Bietenplanters).
V.l.n.r. Marie-Christine Ribera (Europese Vereniging van Suikerfabrikanten), Lætitia Van Roos (Waals ministerie van Milieu), Philippe Baret (Université Catholique de Louvain), Sylvie Decaigny (Tiense Suikerraffinaderij) en Hendrik Vandamme (Confederatie van de Belgische Bietenplanters). - Foto: JV

“Innovatie – of het nu gaat over rassen, ecologie of economie – zal oplossingen bieden die passen binnen het project van de sector. Dit project mag echter niet beperkt blijven tot een verhoging van de opbrengst. Er moet rekening worden gehouden met het welzijn van de telers, de biodiversiteit, het milieu, enzomeer”, vervolgt hij. Kortom, de waaier aan oplossingen die zal ontstaan, moet aan meerdere doelstellingen beantwoorden.

Gelukkig zijn alle spelers in de sector het gewend om samen te werken. Dat is een voordeel... maar ook een beperking. “Het samenbrengen van zoveel actoren rond een gemeenschappelijk project is een onmiskenbare troef, maar zo'n groot schip is ook moeilijk te besturen, en bochten maken vergt zo meer moeite.”

Belangrijke sector

De politiek geeft aan dat ze dit spreekwoordelijke schip wil begeleiden bij zijn transitie, aangezien de sector erg belangrijk is in België. Ter herinnering: hij verschaft rechtstreeks werk aan bijna 9.000 mensen, onder wie 6.500 landbouwers, en is goed voor meer dan 40.000 onrechtstreekse banen. Dat zegt genoeg! “Ons doel is de sector te ondersteunen bij zijn inspanningen om het milieu beter te beschermen en om zo zijn voortbestaan te verzekeren”, besluit Laetitia Van Roos.

Jérémy Vandegoor

Lees ook in Bieten

Meer artikelen bekijken