Startpagina Melkvee

De methaanuitstoot verminderen zonder aan het rendement te raken

Naast bier maken de monniken van de abdij van Westmalle ook trappistenkaas. De melk voor deze kazen komt van hun eigen veestapel. De brouwerij werkt aan een kleinere ecologische voetafdruk. Het melkveebedrijf kan daarbij helpen, onder meer met methaanreducerende voeders, zonder dat aan het rendement wordt geraakt.

Leestijd : 5 min

Vooraleer er sprake was van een abdij of zelfs een klooster in Westmalle, belandden er rond 1794 enkele monniken als bij toeval in een kleine boerderij. Philippe Van Assche, directeur van de brouwerij, vertelt graag over de geschiedenis van de trappistenabdij. “De geschiedenis van de brouwerij van Westmalle gaat terug tot 22 april 1836, toen het klooster werd verheven tot trappisten abdij. Vanaf dan werd het de monniken aanbevolen om de plaatselijke volksdrank bij hun maaltijd te drinken. In vele regio’s was dat wijn, maar hier in Vlaanderen was de volksdrank bij uitstek uiteraard bier. Zo ontstond hier een kleine eigen brouwerij. De boerderij was in die tijd evenwel veel belangrijker dan de brouwerij, alle monniken werkten op het land. Ze hadden een eigen veestapel. En er was van oudsher ook een kaasmakerij, een bakkerij en een smidse.”

Luchtbeeld van de abdij van Westmalle, de brouwerij en (achteraan) de boerderij.
Luchtbeeld van de abdij van Westmalle, de brouwerij en (achteraan) de boerderij. - Foto: Trappisten Westmalle

Eigen ruwvoerproductie

Vandaag beschikt de abdijboerderij enkel over land voor hun eigen ruwvoederproductie. De kleine boerderij van weleer groeide uit tot een modern melkveebedrijf.

Stijn Anthonissen is intussen al bijna 6 jaar ‘herd manager’, zeg maar de bedrijfsleider van de boerderij op het domein van de abdij. “Sinds 2012 tellen we hier een veestapel van 230 melkkoeien en bijhorend jongvee. De groei van 120 koeien naar dit huidige aantal gebeurde eigenlijk heel organisch. Er stopten immers enkele boeren die land huurden van de abdij. Sindsdien hebben we terug alle percelen in eigen beheer, en een grotere veestapel”, beschrijft Stijn de recente evolutie.

Het bedrijf heeft daardoor voldoende areaal voor zijn eigen ruwvoederwinning en voor zijn eigen mestafzet. “Naast gras en maïs verstrekken we ook wintergerst aan de koeien.”

Brown Swiss, ideaal voor de kaasproductie

Van oudsher bestond de veestapel voornamelijk uit Groningse Blaarkoppen, een ras dat je niet veel aantreft in Vlaanderen. “Het is een dubbeldoelras”, legt Stijn uit. “Dit type koeien is minder hoogproductief dan de typische melkrassen. De populatie is niet zo groot, wat het niet zo evident maakte om hiermee verder te kweken zonder inteelt. Het ras was dus niet zo ideaal voor het rendement van ons bedrijf. Intussen bestaat onze stapel al uit 70% Brown Swiss-koeien.”

Van oudsher bestond de veestapel van de abdijboerderij voornamelijk uit Groningse Blaarkoppen (links). Intussen bestaat de stapel al uit 70% Brown Swiss-koeien (rechts).
Van oudsher bestond de veestapel van de abdijboerderij voornamelijk uit Groningse Blaarkoppen (links). Intussen bestaat de stapel al uit 70% Brown Swiss-koeien (rechts). - Foto: AV

Ook dat ras is niet zo bekend in ons land. “De abdij wil zich inderdaad onderscheiden van andere melkveebedrijven. Het Brown Swiss-ras leunt wat betreft de melkproductie redelijk dichter aan bij het Holstein-ras. De melk heeft bovendien een heel goede eiwitsamenstelling. En dat is erg belangrijk voor de kaasproductie van de abdij. Gebruikelijk heb je voor 10 kg kaas 100 l melk nodig. Met 100 l melk van onze koeien, kan hier 11 kg kaas gemaakt worden dankzij het hoge kappa-caseïnegehalte. We bereiken dus een hoger kaasrendement bij eenzelfde melkproductie.”

Brown Swiss-koeien zijn naast goede melkproducenten, ook goede moeders en ze zijn gemakkelijk in de omgang. “Het zijn nieuwsgierige dieren”, vindt Stijn. “Onze Brown Swiss-koeien insemineren we met Duitse genetica, en ook meer en meer met Amerikaans sperma. Bij dit ras is de melksnelheid iets lager, de dieren geven hun melk iets trager af. Dankzij de Amerikaanse genetica verbeteren deze eigenschappen.”

Op de abdijboerderij wordt gemolken in een carrouselsysteem. “Het is een 28-stand binnenmelker”, legt Stijn uit, “waarbij de krachtvoerverstrekking in de melkstand gebeurt. De hoeveelheid krachtvoer is afgestemd op maat van het dier, dus naargelang de productie. Bij elke grote rantsoenwijziging – in de praktijk zo’n 3 à 4 keer per jaar – passen we deze krachtvoedergift per dier aan.”

Om dit te optimaliseren, werkt Stijn nauw samen met zijn voederadviseur Dieter Ceuppens, commercieel verantwoordelijk rundvee bij Aveve. Hij adviseert welk krachtvoeder idealiter wordt ingezet. Hierbij wordt een krachtvoertabel gebruikt. “De conditie van de koe moet goed gestuurd worden”, benadrukt Dieter. “In het begin van de lactatie bekijken we hoeveel krachtvoer de dieren nodig hebben voor een optimale productie. Maar in het laatste deel van de lactatie zal de krachtvoergift sterk afgebouwd worden. Een goede conditie voor het afkalven is immers enorm belangrijk om de volgende lactatie voor te bereiden.”

Dieter Ceuppens: “Samen met Stijn werkten we een klimaatgerichte oplossing uit op maat van dit bedrijf. Sinds februari 2022 voederen we op de abdijhoeve het Euroclim-voeder op basis van koolzaadvet. Het haaft een gunstig effect op het voersaldo.
Dieter Ceuppens: “Samen met Stijn werkten we een klimaatgerichte oplossing uit op maat van dit bedrijf. Sinds februari 2022 voederen we op de abdijhoeve het Euroclim-voeder op basis van koolzaadvet. Het haaft een gunstig effect op het voersaldo. - Foto: AV

Duurzaamheidsdoelstellingen realiseren

Net als heel wat andere bedrijven is ook de abdijbrouwerij volop bezig met het realiseren van diverse duurzaamheidsdoelstellingen. “Tegen 2050 wil de brouwerij CO2-neutraal zijn”, legt Philippe Van Assche uit. “Omdat de boerderij ook bij de abdij en de brouwerij hoort, bekeken we welke stappen we in dat kader konden zetten op ons melkveebedrijf.” En in dat kader klopte Stijn begin 2022 aan bij zijn voederadviseur.

Arvesta is intussen al 10 jaar bezig met het onderzoek naar en de ontwikkeling van methaanreducerende voeders. De Euroclim-voeders van Aveve en Dumoulin werden eerst gelanceerd voor vleesvee, maar intussen ook voor melkvee. Men kon dus goed inspelen op de vraag van de abdij.

Ecologische voetafdruk verminderen via het voeder

Jean Cranshof, Sales Manager Rundvee bij Aveve, legt enkele troeven van dit voergamma uit. “Bij Euroclim staat ‘Euro’ voor Europese grondstoffen. Dankzij kortere transportafstanden in vergelijking met bijvoorbeeld gebruik van Braziliaanse soja, wordt immers veel minder CO2 uitgestoten. We gebruiken ook 80% grondstoffen die niet voor humane voeding geschikt zijn. Denk hier bijvoorbeeld aan bietenpulp, een restproduct van de suikerindustrie. Herkauwers kunnen dit goed valoriseren. Methaan is een belangrijk broeikasgas dat door runderen wordt uitgestoten bij de vertering. Met de Euroclim-voeders realiseren we een belangrijke verlaging van deze methaanuitstoot.

We beschikken over 2 Euroclim-melkveevoeders die erkend zijn door het convenant enterische emissies (zie kader).

In het ene krachtvoeder gebruiken we geëxtrudeerd lijnzaad, in het andere geëxtrudeerd koolzaad. Met deze voeders kan de melkveehouder een positieve bijdrage aan het klimaat doen, zonder te raken aan het rendement.

De Euroclim-voeders zijn immers energierijk, ze hebben een hoge VEM-waarde. Deze krachtvoeders worden ingezet als lactatiestarter. Door de extra energie wordt de melkproductie gestimuleerd. En dankzij de hogere melkproductie worden de extra kosten voor deze voeders – door de duurdere grondstoffen –terugverdiend.”

Klimaatgerichte oplossing op maat van het bedrijf

Dieter Ceuppens: “Samen met Stijn werkten we een klimaatgerichte oplossing uit op maat van dit bedrijf. Sinds februari 2022 voederen we op de abdijhoeve het Euroclim-voeder op basis van koolzaadvet. Via de brouwerij beschikken we hier over bierdraf, een vet- en eiwitrijk restproduct van het bierbrouwproces. Gebruik hiervan als veevoeder past trouwens ook prima in de circulaire klimaatdoelstellingen van de abdij. En het laat zich perfect combineren met het Euroclim-voeder op basis van koolzaadvet (Colmex HiSweet).”

“Op het moment van de omschakeling waren de koeien hier gemiddeld slechts 150 dagen in lactatie”, gaat Stijn verder. “De inzet van dit geconcentreerde krachtvoer resulteerde in een flinke en blijvende productiestijging. Het had een positief effect op het voersaldo – de melkopbrengst min de voerkost bij gelijkblijvende melkprijzen en grondstoffenprijzen – want deze steeg met 5%.”

De verbeterde bedrijfsresultaten, waaronder de productiestijging na de omschakeling naar het duurzame krachtvoeder, zijn ook het resultaat van de totale managementaanpak van Stijn. “Ik tracht de jongveeopfok al zo’n 4 jaar te verbeteren. In het kader van de CO2-audit voor de duurzaamheid hield ik ook alle rantsoenen en onze bedrijfsvoering tegen het licht. We selecteren het jongvee strenger. De gemiddelde langleefbaarheid ligt nu hoger. We passen sindsdien ook meer gebruikskruisingen toe. We trachten het vervangingspercentage dus zo laag mogelijk te houden. Ook dat past allemaal binnen een duurzame melkveehouderij.”

Anne Vandenbosch

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken