Wat kan je ondernemen tegen overlast van hopen bermmaaisel?
“Vrij dicht bij een van de percelen die ik in mijn landbouwbedrijf uitbaat, werd nu een grote hoop gemaaid gras gelegd afkomstig van het maaien van de straten in onze gemeente. Dit levert behoorlijk wat overlast op door de geur van rottend gras en door de sappen die uit de hoop maaisel lopen. Mag dit zomaar? En wat kan ik of een van de buurtbewoners daartegen ondernemen? Als de gemeente het gemaaide gras gewoon zou laten liggen langs de kant van de weg, heeft niemand daar last van. Kunnen wij de gemeente daar niet toe laten verplichten?”

Op de stroken groen en gras gelegen in Vlaanderen langs wegen, waterlopen en spoorwegen, die onder beheer zijn van een of andere overheid, is het Bermbesluit van toepassing.
Maatregelen uit het Bermbesluit
Dit Bermbesluit van de Vlaamse regering van 27 juni 1984 werd uitgevaardigd als een pakket aan maatregelen voor natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen. Het wordt in de volksmond soms ook wel het Bermdecreet genoemd. Daarin worden bermen omschreven als "alle terreinen die bestaan uit zowel vlakke als hellende overgangszones tussen de eigenlijke weginfrastructuur en andere gebruiksterreinen".
Ook de stroken tussen verschillende rijbanen en de taluds langs waterlopen en spoorwegen worden als bermen beschouwd. Op grond van dit Bermbesluit mogen de grasbermen en -taluds niet vóór 15 juni gemaaid worden. Om veiligheidsredenen mag de rand van de weg wel vroeger gemaaid worden. Een eventuele tweede maaibeurt mag slechts uitgevoerd worden na 15 september.
Een belangrijke andere regel uit het Bermbesluit betreft de verplichting om het maaisel binnen de 10 dagen na het maaien te verwijderen. Deze afvoer is noodzakelijk om de bermen voedselarm te maken. Dit laatste is een voorwaarde voor het bekomen van een bloemrijke berm, die nog weinig onderhoud nodig heeft.
Vergunningsplicht bij opslag van maaisel
Dat het maaisel van de bermen niet mag blijven liggen, volgt dus uit het Bermbesluit. De gemeente heeft dus geen andere optie dan het gemaaide gras af te voeren en het naderhand ergens, minstens tijdelijk, opslaan. Ook bij de opslag van het maaisel moeten er echter regels gerespecteerd worden. De opslag van grassen valt immers onder de vergunningsplichtige activiteiten volgens Vlarem. Op de indelingslijst bij Vlarem staat de opslag van losse granen en groenvoeders, met uitsluitsel van groenvoeders zonder sapverliezen, opgenomen onder rubriek 45.14. De opslag van gras valt hier in principe onder.
In agrarische gebieden is voor de opslag van losse granen en groenvoeders pas vanaf 1000 m³ een vergunning noodzakelijk. In een woongebied met landelijk karakter ligt de grens hiervoor op 25 m³. In elk ander gebied dan woongebied met landelijk karakter en agrarisch gebied moet voor een opslag van meer dan 10 m³ een omgevingsvergunning klasse 2 worden aangevraagd, terwijl voor elke opslag in die zones vanaf 2 m³ tot en met 10 m³ een vergunningsplicht klasse 3 geldt.
Indien de opslag waarvan u spreekt op grond van de indelingslijst vergunningsplichtig is, moet de gemeente dus ofwel een melding doen (klasse 3) of een aanvraag indienen (klasse 2).
Wat ondernemen tegen overlast?
Nu de algemene regels geschetst zijn, kunnen we ingaan op uw vraag wat u of de buurtbewoners kunnen ondernemen tegen de last die zij hebben van deze hopen bermmaaisel. In de eerste plaats zal moeten gecontroleerd worden of de gemeente over de eventueel nodige vergunning beschikt. Is dit niet het geval, dan kan aan de rechtbank gevraagd worden om de gemeente te verplichten om deze hopen bermmaaisel te verwijderen. Het niet beschikken over de juiste omgevingsvergunning is immers een fout die tot een buitencontractuele aansprakelijkheid leidt. Elke schadelijder kan dan bij wijze van compensatie vragen dat deze foutieve handeling gestaakt wordt om deze schade te laten ophouden. Dit betekent dat de gemeente in dat geval de opslag meteen zal moeten verwijderen, tot op het niveau dat de opslag vergunningsplichtig wordt.
Zelfs als de gemeente netjes de nodige vergunningen zou hebben aangevraagd of als de opslag niet vergunningsplichtig zou zijn, kunnen de buurtbewoners echter wel iets ondernemen tegen de overlast die de opslag van het bermmaaisel met zich meebrengt. Artikel 3.101 van het Burgerlijk Wetboek voorziet immers dat geen enkele eigenaar hinder mag veroorzaken die voor zijn nabuur de normale ongemakken uit nabuurschap overtreft. Op grond van deze regel kan aan de rechtbank gevraagd worden om het de bovenmatige burenhinder te laten ophouden. Dit betekent echter niet per definitie dat de gemeente verplicht zal worden om de opslag van gras te verwijderen. De rechter oordeelt immers welke maatregel passend is om het evenwicht te herstellen. Dit kan volgens de wet een vergoeding in geld zijn of een vergoeding van de kosten verbonden aan compenserende maatregelen op het gehinderde onroerend goed. Tot slot kan de rechter het bevel geven om de handeling die het evenwicht verstoort te staken of om op het hinderende onroerend goed maatregelen te nemen die de hinder zal verminderen tot het normale niveau.





