Korte keten herstelt na moeilijke jaren
Volgens marktonderzoek in opdracht van VLAM was 2024 een sterk jaar voor aankopen in de korte keten in Vlaanderen. Consumenten gaven gemiddeld 4 euro meer uit per bezoek aan een hoevewinkel, en de totale omzet van hoeveverkoop steeg met 32%. Ook de boerenmarkten presteerden beter dan de voorbije jaren, met een omzetstijging van 14%.

In 2024 steeg de rechtstreekse verkoop op de hoeve met 32% en komt hiermee boven het niveau van voor corona. “In 2020 schudde de coronocrisis ons aankoopgedrag door elkaar. Als gevolg van de lockdowns steeg de belangstelling voor aankopen in de korte keten en nam de omzet van de hoeveverkoop met een derde toe”, schrijft VLAM. “In 2021 hernam de Vlaming echter zijn oude gewoontes en viel de hoeveomzet terug. Deze trend hield aan in 2022 en 2023 omwille van de hoge voedselinflatie. Vlamingen kochten meer bij de hard discount en koos vaker voor huismerken.” De omzet van de hoevewinkel heeft zich nu dus hersteld.
De omzet van boerenmarkten evolueert positief sinds 2021 – in 2020 waren boerenmarkten gedurende bepaalde tijd verboden en zakte de omzet met 18% – en noteerde een stijging van 14% in 2024 tegenover 2023. Op onderstaande figuur zie je de evolutie van de omzet van de rechtstreekse verkoop op de hoeve en de boerenmarkt.
Korte keten
Die positieve evolutie blijkt uit cijfers over de aankopen in de hoevewinkel en op boerenmarkten die VLAM via YouGov en iVox verzamelt. “We hebben zo een goed, maar geen volledig beeld, van aankopen in alle vormen van de korte keten in Vlaanderen.”
Kort keten bestaat immers in talrijke vormen. De bekendste zijn de hoevewinkel en de boerenmarkt. Verder in het rijtje volgen het afhaalpunt, de webwinkel, de coöperatie, de groenteabonnementen, buurderijen en tot slot CSA-initiatieven. CSA staat voor Community Supported Agriculture. Van 17 tot 25 mei worden deze initiatieven extra in de kijker gezet tijdens de Week van de Korte Keten.
Koopgedrag
Het aantal kopers op de hoeve stabiliseerde zich in 2024, na een dalende trend, op iets boven de 13 op 100. Ongeveer 1 op 7 Vlamingen koopt al eens op de hoeve en hij doet dit gemiddeld 10,5 keer per jaar. Dit is een halve keer meer dan in 2023. Een kopend gezin besteedt 201 euro per jaar op de hoeve of gemiddeld 19,20 euro per bezoek. Dat is 4 euro per bezoek meer dan het jaar voordien.
Anders dan bij de hoeveverkoop steeg het aantal kopers op de boerenmarkten van 5,5 naar 6,7 op 100. Vorig jaar vonden bijna 200.000 Vlaamse huishoudens de weg naar de boerenmarkt en ze gaven er gemiddeld 128,50 euro uit. Ze gingen er 7 keer per jaar langs of 1 keer minder dan in 2023 en gaven er per trip gemiddeld 18,6 euro uit.
Marktaandeel
Binnen de distributie van verse voeding steeg het marktaandeel van de hoevewinkel vorig jaar van 0,8% naar bijna 1%. Het hoogste marktaandeel haalde de hoevewinkel in 2020, namelijk 1,34%. De boerenmarkt heeft een lager maar groeiend aandeel van zo’n 0,3%.
Samen hebben de boerenmarkt en de hoevewinkel dus 1,3% van de distributie van verse voeding in Vlaanderen in handen. “In 2020 was dit aandeel gestegen tot 1,5% als gevolg van de lockdowns maar dit was slechts een tijdelijk fenomeen. Vooral hard discount kon in tijden van corona en inflatie marktaandeel winnen in de versmarkt.”
Aardappelen en bioproducten
Er zijn enkele typische hoeveproducten waarvan het aandeel op de hoeve beduidend hoger ligt dan gemiddeld. De opvallendste zijn aardappelen – vooral de grote verpakkingen meer dan 5 kg. Hiervan wordt 28% in de korte keten gekocht. Andere typische hoeveproducten zijn: Jonagored-appelen, witte asperges, Doyenne du Comice- peren, grondwitloof, oesterzwammen, aardbeien, kersen en eieren uit vrije uitloop.
“Het aandeel van biologische producten ligt in de korte keten beduidend hoger dan gemiddeld.” De hoevewinkel en de boerenmarkt zijn kanalen met het hoogste percentage aan biologische producten in het assortiment. Bijna 1 product op 3 in deze kanalen is van biologische aard.
Vlees grootste omzetmaker
De grootste omzetmaker op de hoeve in 2024 was vlees (24% van de omzet), gevolgd door groenten (17%), fruit (16%), aardappelen (11%) en zuivel (11%). Op de hoeve maakt AGF (aardappelen, groenten en fruit) meer dan 40% van de omzet uit.
Op de boerenmarkt is het aanbod van ‘overige’ producten’ (34%) met onder andere vis, brood en wijn relatief belangrijker dan in de hoevewinkel (15%). Op de boerenmarkt zijn groenten de koploper met 19% van de omzet, gevolgd door fruit (17%) en aardappelen (9%). Hier neemt AGF 45% van de omzet in. Verder in het rijtje volgen vlees/vleeswaren (8%), gevogelte (8%) en zuivel (3%). Eieren (2%) hebben een gelijkaardig belang op de hoeve en de boerenmarkt.
Wie koopt wat?
Het kerncliënteel van de hoeve bestaat uit gepensioneerden. Samen met de oudere koppels zonder kinderen en met 1 inkomen staan zij in voor 61% van de hoeveomzet. De gezinnen met kinderen zijn de tweede belangrijkste kopersgroep en nemen een vierde van de hoeve-omzet voor hun rekening.
Het gekochte assortiment verschilt per type koper. De jonge singles (jonger dan 40) kochten in 2024 overwegend groenten en fruit op de hoeve. Bij de tweeverdieners zonder kinderen, de gezinnen met kinderen en de gepensioneerden uit de lagere sociale klasse is vlees de nummer één. Oudere singles (40-65 jaar) gaan vooral voor ‘overige’, fruit en zuivel naar de hoeve.
De gepensioneerden vormen ook het kerncliënteel van de boerenmarkt en zijn hier goed voor 58% van de omzet. Op de tweede plaats komen de gezinnen met kinderen, die één vijfde van de omzet op de boerenmarkt vertegenwoordigen.
Het gekochte assortiment verschilt ook hier per type koper. De jonge singles waren in 2024 vooral geïnteresseerd in groenten en eieren op de boerenmarkt. De oudere singles en de gepensioneerden uit de lagere sociale klasse gingen er vooral voor de overige producten zoals vis, brood en wijn. De welgestelde gepensioneerden zijn op de boerenmarkt meer geïnteresseerd in fruit en gevogelte. Bij de gezinnen uit de hogere sociale klasse waren groenten en de overige producten (onder meer brood, vis…) dominant op de boerenmarkt. De gezinnen uit de lagere sociale klasse kochten in verhouding meer aardappelen en vlees op de boerenmarkt.