Vóór de geboorte
Voor een goed bedrijfsmanagement is het essentieel dat men van elke ooi de dekdatum kent en bijgevolg ook weet wanneer ze zal aflammeren. De drachtduur is gemiddeld 145 dagen. Soms kan een ooi al werpen vanaf dag 137, anderzijds kan de dracht uitlopen tot dag 152. De ooien die moeten werpen tijdig binnen het gezichtsveld krijgen is zeker wenselijk.
Afhankelijk van de conditie is een kleine krachtvoedergift vanaf een drie- tot viertal weken vóór het werpen aangewezen om problemen met acetonaemie bij de ooi te voorkomen en om bij meerlingen een voldoende ontwikkeling van de lammeren te krijgen.
Voor bedrijven die niet aan winterscheren doen, is het wenselijk de wol rondom de vulva, rond de uier en op de buik weg te scheren wanneer de ooien de aflamstal binnenkomen. Zo kan men enerzijds goed zien wanneer de ooi zich klaarmaakt om te werpen, maar ook op een hygiënische manier tussenkomen bij de verlossing. Bovendien kunnen de lammeren gemakkelijker de tepel vinden, zodat ze snel voldoende biest kunnen opnemen.
De geboorte zelf
Als de hoogdrachtige ooien een tweetal keer per dag goed geobserveerd worden, met aandacht voor de uierontwikkeling, het opzwellen van de vulva en het gedrag (bv rechtstaan als alle andere dieren rusten), dan kan men, mits ervaring, vrij nauwkeurig het geboortemoment inschatten. Kort voor de geboorte worden de dieren ook onrustig. Ze gaan krabben met de poten, kort liggen en weer opstaan, en uiteindelijk starten met persen.
Als alles normaal verloopt komt eerst de blaas met het vruchtwater tevoorschijn en daarna volgt een tweede blaas met het eerste lam. Opgelet, wanneer ooilammeren voor de eerste keer werpen zijn de tekenen en signalen veel onduidelijker. Verrassingen zijn niet uit te sluiten, en het gaat soms sneller dan gedacht.
Hoelang?
Dikwijls wordt de vraag gesteld hoelang een geboorte mag aanslepen? Voor een ooi mag dit geen uren en zeker geen halve of volledige dag duren. Als de moeder volop aan het persen is en er komt binnen het half uur geen voortgang, dan is er wellicht een probleem en moet er ingegrepen worden.
De voortgang van een geboorte heeft te maken met de ligging van het lam, met de ontsluiting van de geboortewegen, met de grootte van het lam en met de grootte van de bekkenopening van de moeder.
Ligging
Normaal worden lammeren geboren met de kop op de voorpoten die samen in het bekken geduwd worden. Het kan echter voorkomen dat er slechts één voorpoot gestrekt is, dat de kop is teruggeslagen of dat er poten van twee verschillende lammeren in de geboorteweg aanwezig zijn. Ingrijpen is dan noodzakelijk.
Het kan nog moeilijker worden als het lam achterstevoren in de geboorteweg komt. Dan komen eerst de achterpoten en het bekken tevoorschijn. Soms krijgt de borstkas moeilijk doorgang door het bekken van de moeder. In dat geval is een snelle verlossing nodig, anders stikt het lam tijdens de geboorte. Bij achterwaartse ligging is er geregeld ook een stuitligging. Het lam wordt dan met het staartje voorop in de geboorteweg geduwd.
Ervaring opdoen
Er zijn dus tal van afwijkende situaties mogelijk. Verloskundige ervaring is heel belangrijk. Als je die zelf niet hebt kun je best zo snel mogelijk de hulp van een dierenarts in te roepen. Ervaring kan men pas opdoen als er per jaar voldoende verlossingen kunnen uitgevoerd worden. Voor startende schapenhouders is een stageperiode in het geboorteseizoen zeker aan te bevelen. Tijdens zo’n stage kan je onder begeleiding van iemand met ervaring leren met welke knepen je een bepaalde situatie kan oplossen.
Het geboortemoment is het meest delicate moment op een schapenbedrijf. Bij elke geboorte kan je voor verrassingen komen te staan. Soms valt het mee, maar soms kan het ook erg tegenvallen. Het is niet omdat een ooi al zeven keer vlot bevallen is, dat het de achtste keer een fluitje van een cent wordt. Iedere keer weer observeren, evalueren en zo nodig tijdig optreden of assistentie vragen is de boodschap.
Einde?
Tijdens het geboorteproces en zeker bij interventies is hygiëne van doorslaggevend belang om geen infecties bij de moeder te veroorzaken. Een propere emmer met lauw water en een niet-irriterend ontsmettingsmiddel is hier ook een must, naast een goed glijmiddel.
Het is wenselijk steeds te verifiëren of er (buiten verwachting) geen lam meer achtergebleven is in de baarmoeder. Als alle lammeren geboren zijn, plaatst men de ooi met de lammeren in een aflamhokje van enkele vierkante meter groot, afgescheiden van de rest van de kudde. Zorg ook voor een dik en vers strooiselbed. Trek de twee tepels door, om eventuele propjes in de tepelopening te verwijderen.
Ontsmet ten slotte de navels van de pasgeboren lammeren met joodtinctuur of analoog ontsmettingsmiddel. Uiteraard zorg je ook voor voeder en drinken voor de ooi.
Nazorg
Zeker kleine lammeren lopen het risico om te verkleumen. Om dit te voorkomen is het plaatsen van een verwarmingslamp tot de lammeren droog zijn aan te bevelen.
Het is uitermate belangrijk dat alle lammeren binnen de eerste uren na de geboorte voldoende biest kunnen opnemen om voldoende antistoffen in het bloed te krijgen. De doorlaatbaarheid van de darmwand voor de antistoffen neemt snel af en na 24 u is er nog weinig opname van antistoffen. Een opname van 400 cc biest per lam binnen de eerste 24 uur is voldoende. In de eerste levensuren moet men in het oog houden of alle lammeren effectief de tepel gevonden hebben en voldoende gedronken hebben.
Te weinig biest?
Lammeren die te weinig biest opgenomen hebben (en niet willen zuigen aan een fles) kan men via een sonde extra biest toedienen. Zeker voor slappe lammeren of lammeren die minder vitaal zijn of een slechte zuigreflex hebben kan dit aangewezen zijn. Biest van de eigen moeder heeft de voorkeur, of biest van een andere ooi.
Als dit niet lukt dan is bijgeven met koebiest een noodmaatregel. Er zijn ook kunstbiestpreparaten in de handel, maar de resultaten hiermee zijn niet altijd even positief. Een attente schapenhouder zorgt altijd dat er vóór de aflamperiode enkele flesjes koebiest in zijn diepvriezer zitten. Let wel: bij het ontdooien nooit de microgolf gebruiken, maar de biest au bain-marie langzaam laten ontdooien om de antistoffen niet te doen neerslaan.
Succesvol overwennen
Wanneer ooien drie of vier lammeren werpen is het bij onvoldoende melkbeschikbaarheid aangewezen om één of twee lammeren weg te nemen. Je kan ze dan ofwel met kunstmelk opkweken, ofwel overwennen bij een andere ooi. Om lammeren succesvol over te wennen is wel wat ervaring nodig.
Wanneer een ooi slechts één lam heeft en ze produceert voldoende melk dan kan men proberen er een tweede lam bij te plaatsen. Dit moet tijdens het geboorteproces gebeuren. Eénmaal de ooi verlost is, mag ze haar eigen lam niet zien of aflikken. Je maakt het over te wennen lam nat in een emmer lauw water (om de geur weg te wassen). Vervolgens wrijf je het overvloedig in met vruchtwater en slijmen van de werpende ooi. Daarna bind je de pootjes samen en plaatst het bij de adoptiemoeder. Hopelijk begint die het lam af te likken. Als het aflikken zo’n vijf minuten geduurd heeft, kan men voorzichtig de pootjes losmaken en meestal gaat het (vreemde) lam dan aan de uier zuigen. Pas nadien (na 10 à 15 minuten) plaatst men het eigen lam bij de moeder, die het ook onmiddellijk zal beginnen aflikken.
Ooien herkennen hun lammeren aan de geur, deels op zicht en ook via het geblaat. Het komt erop aan vooral het aspect geur via het vruchtwater ook aan het ‘vreemde’ lam mee te geven. Soms begint de adoptiemoeder toch nog na één of twee dagen het vreemde lam te verstoten, dan mag het niet meer zuigen. Daarom is het afzonderlijk plaatsen van het nieuw samengesteld gezin en goede observatie nodig om als het zou mislukken toch tijdig te kunnen ingrijpen.
Andere aandachtspunten
In de eerste week controleer je best op het voorkomen van een omgekruld ooglid bij de pasgeboren lammeren. Dit is een erfelijk ‘gebrek’, maar moet zeker behandeld worden. Indien onbehandeld kan het lam een oog (of soms allebei) verliezen na oogontsteking door de prikkeling van de wimpers tegen de oogbol. Een naar binnen gekruld ooglid kan meestal gecorrigeerd worden door met de vingernagel, enkele dagen na elkaar, op de rand te duwen. Dat veroorzaakt een kleine zwelling en brengt zo het ooglid in de normale positie. Bij moeilijke gevallen bestaan er ook klemmetjes om het ooglid in de juiste positie te brengen.
Een ander mogelijk probleempje is dat bij het uitscheiden van de eerste mest, het mecomium, deze kleverige massa rond de aars ook de staart doet vastkoeken. Dan moet men dit lostrekken zodat het lam zich normaal kan ontlasten.
Een derde en laatste aandachtspunt de eerste levensweek is dat men soms kreupelheid ziet optreden met opzwelling van (een) pootgewricht(en). Meestal is dit te wijten aan een infectie via de navel, door gebrek aan hygiëne tijdens de eerste levensdag. Om dit euvel te bestrijden moet je de dierenarts ter hulp roepen.
Besluit
Elke schapenhouder wil zoveel mogelijk levende lammeren overhouden na het geboorteseizoen. De periode rondom de geboorte is op dit vlak cruciaal om doodgeboorten of sterfte gedurende de eerste levensweek te voorkomen. Niet alleen toezicht gedurende dag en nacht is in deze periode belangrijk, maar ook attent observeren en snel optreden bij problemen.