Te groot en te ver
“De slachthuizen die overblijven worden steeds groter. Kleinere bedrijven die met de korte keten werken kunnen vaak niet de gevraagde minimumhoeveelheid leveren. Ten slotte is er het probleem van afwijkende vormen, zoals biokippen die groter en dikker zijn dan conventionele, en niet passen in de infrastructuur van de slachthuizen”, haalt Verbeke nog aan.
Negatief beeld
“Wat er ook van zij, de passage van de slachthuizen in Tielt en Izegem in de media gaf een negatief beeld van de sector. Met een mobiele slachteenheid valt alvast het transport van de dieren weg. Dat leidt tot minder stress, en dus meer dierenwelzijn. Uit een Noorse studie blijkt dat dat daarenboven de vleeskwaliteit ten goede komt”, vertelt Verbeke.
Wat zijn de moeilijkheden?
“Ten eerste is er de regelgeving”, begint Verbeke. “Kaasmakerij is dan nog iets eenvoudiger van opzet. Een slachteenheid heeft ook een milieuvergunning nodig, en moet het slachtafval reglementair kunnen afvoeren. Verder vergt zo’n mobiel slachthuis een hele investering. Om dat terug te verdienen moet je veel dieren slachten.”
Is dit plan realistisch?
“Dat zoeken we uit in het project. Ik ben er zeker van dat er interesse is van veehouders, maar is die interesse groot genoeg? Over welke diersoorten gaat het dan? Is er een constante aanvoer, en niet enkel een piek rond de kerstperiode bijvoorbeeld? In Duitsland, net over de grens, is een mobiele slachter actief. Ook in Frankrijk en Zweden kan het. Als het daar kan, waarom niet bij ons?”
Het project ging eind september van start, en duurt drie jaar. BioForum leidt de operationele groep (met financiering uit Europa) die ook Steunpunt Hoeveproducten en individuele producenten onder zijn leden telt. Het project staat open voor alle veehouders. Meer informatie vindt u op