Vaak gaat dit gepaard met (een verhoogd risico op) abortus. Er zijn twee belangrijke oorzaken voor dit vroegtijdig melkverlies; tweelingdracht en/of een ontsteking van de nageboorte of placenta.
Tweelingdracht
Tweelingdracht was vroeger de belangrijkste oorzaak van abortus bij het paard. Sinds de komst van de echografie is dit percentage gedaald, maar nog steeds zijn 6 tot 30% van alle abortussen bij de merrie het gevolg van tweelingdracht.
Slechts 10% van de merries die drachtig zijn van een tweeling brengt een leefbaar veulen ter wereld. Enkel in zeer uitzonderlijke gevallen overleven beide veulens.
Waarom dit bij merries zo problematisch kan zijn en bijvoorbeeld niet bij koeien, heeft alles te maken met het type placenta. De placenta bij de merrie is zodanig opgebouwd dat deze slechts één veulen van voldoende voedingsstoffen kan voorzien.
Er vroeg bij zijn
Wanneer een merrie een dubbele eisprong heeft, en dus kans maakt op een tweeling, dient de eerste drachtcontrole 14 tot 16 dagen na deze eisprong te gebeuren. Op dit tijdstip beweegt het embryo nog vrij rond in de baarmoeder. Indien er twee vruchtblaasjes aanwezig zijn, kunnen deze uit elkaar gedreven worden en kan er één vruchtje afgeknepen worden.
Dit is de meest eenvoudige methode om een tweelingdracht te reduceren met meer dan 90 % slaagkans. Nadien zet het embryo zich vast aan het begin van een baarmoederhoorn. Vanaf dan is het veel moeilijker om in te grijpen en wordt het risico dat beide vruchten bij de procedure afsterven groter. De slaagkans daalt tot 60 % of minder. Daarenboven belandt de merrie in een soort van schijndracht als ze haar vrucht na 35 dagen dracht verliest. Ze zal datzelfde seizoen niet meer hengstig worden, wat voor de fokkerij een behoorlijk economisch verlies tot gevolg kan hebben.
Kleine kansen
Indien een tweelingdracht blijft voortbestaan of onopgemerkt blijft tot in het laatste trimester van de dracht, is de kans groot dat de vrucht die het minste voeding krijgt, afsterft.
Als gevolg van de dood van deze vrucht, zal de merrie beginnen opuieren en eventueel melk laten schieten; andere symptomen zijn vaak afwezig. Het melkverlies kan soms enkele weken aanhouden.
De overblijvende vrucht kan eventueel verder blijven leven en rond de uitgerekende datum geboren worden. Dit zal echter ook niet zonder verdere risico’s gebeuren omdat het veulen niet de volledige nutriëntenvoorziening kreeg zoals bij een normale eenlingdracht. Vaak zijn deze veulens onvoldoende ontwikkeld en ondervoed en hebben ze intensieve zorgen nodig. In de meeste gevallen zal door het afsterven van de ene vrucht, de andere vrucht mee uitgestoten worden.
Placentitis
Een andere belangrijke reden voor vroegtijdig melkverlies is een ontsteking van de nageboorte of placenta, ook wel placentitis genoemd. Een opklimmende infectie is hier vaak de oorzaak van; dit betekent dat bacteriën binnenkomen via de vagina, vervolgens doorheen de baarmoedermond migreren en uiteindelijk de placenta infecteren. De diagnose kan in de meeste gevallen gesteld worden met behulp van echografie.
Via het rectum van de merrie kan de regio van de baarmoeder en de placenta die het eerst aangetast wordt, in beeld gebracht worden. Deze zal een afwijkend uitzicht hebben en verdikt zijn. Er moet echter rekening worden gehouden met het feit dat we niet de hele placenta in beeld kunnen brengen. Dus indien er geen tekenen van placentitis zichtbaar zijn, kan dit niet altijd uitgesloten worden.
Indien er een bevestiging of een vermoeden is, kan de merrie hiervoor behandeld worden met antibiotica, ontstekingsremmers en andere geneesmiddelen die kunnen helpen om de dracht in stand te houden. Afhankelijk van de ernst en het tijdstip waarop de placentitis opgemerkt wordt, kan een merrie die behandeld wordt haar dracht nog tot een goed einde brengen.
De eerste melk is goud waard
Naast de hierboven besproken problemen, brengt vroegtijdig melkverlies nog een ander probleem met zich mee, namelijk het verlies van kostbare biest (eerste melk). Via de biest geeft de merrie de noodzakelijke antistoffen door aan haar veulen. Deze antistoffen zullen het veulen de eerste maanden beschermen tegen allerhande mogelijke infecties.
Indien een veulen levend geboren wordt na een verhaal van vroegtijdig melkverlies, zijn er verschillende opties. De melk van de merrie kan getest worden op het gehalte aan antistoffen; indien dit nog voldoende hoog is en het veulen drinkt goed, dan zal deze waarschijnlijk genoeg kunnen opnemen. Desondanks is het toch aan te raden om het bloed van het veulen te testen. Is de melk van de merrie onvoldoende geschikt, dan kan kwaliteitsbiest van een andere merrie (vers/diepvries) verstrekt worden.
Wanneer dit niet beschikbaar is of ter controle van de opgenomen biest, kan het bloed van het veulen één dag na de geboorte getest worden op de hoeveelheid antistoffen. Als het gehalte aan antistoffen te laag is, dan heeft het veulen er alle belang bij om plasma te krijgen, zodat het veulen op deze manier de nodige antistoffen in de bloedbaan krijgt.
Conclusie
Vroegtijdig melkverlies bij een drachtige merrie is meestal een signaal voor een nakende abortus. Raadpleeg uw dierenarts om een eventuele ontstoken placenta uit te sluiten of te behandelen. Indien er geen tekenen van placentitis aanwezig zijn en een dubbele eisprong kan plaatsgevonden hebben, dan moet er gedacht worden aan een tweelingdracht. Als de merrie haar dracht voldraagt, moet het veulen eveneens goed opgevolgd worden voor tekenen van prematuriteit en moet er gecontroleerd worden of het veulen voldoende antistoffen kan opnemen of heeft opgenomen.
Margot Van de Velde
ECAR Resident Vakgroep Voortplanting en
Verloskunde
Faculteit Diergeneeskunde Merelbeke