We ontmoetten François tijdens een opendeurdag op zijn bedrijf.“Ik wou altijd al landbouwer worden”, zo stak hij van wal. “Mijn grootouders waren landbouwers en ik kreeg mijn eerste geitje toen ik 12 jaar was. Dat groeide tot een 23-tal geitjes naarmate ik ouder werd.”
François volgde studies aan de landbouwschool van La Reid. In het kader daarvan liep hij stage op twee geitenbedrijven. Het ene was een redelijk klein bedrijf in Frankrijk, terwijl het andere een grote fokkerij was in het Groothertogdom Luxemburg. Na zijn studies werkte hij gedurende een zestal jaar in een houtfabriek, terwijl hij ’s avonds zijn dieren verzorgde.
De stages die hij liep tijdens zijn studies versterkten zijn keuze om zelf een geitenfokkerij op te starten. “Ik hield ook wel van de melkveehouderij, maar om een melkveebedrijf op te starten zijn zeer grote investeringen nodig, terwijl de inkomsten redelijk onzeker zijn. In de melkgeitenfokkerij daarentegen moet minder zwaar geïnvesteerd worden en de vraag naar geitenmelk is op dit ogenblik groot.” Zijn keuze tussen de twee richtingen was dus snel gemaakt.
Klassiek, eerder dan bio
Van bij de start heeft François geopteerd voor klassieke landbouw, eerder dan bio. “Bij de biologische teeltmethode moeten de dieren buitenbeloop hebben”, zo legt hij uit. Op zijn bedrijf is dat niet het geval en blijven de geiten permanent op stal. François heeft daar bewust voor gekozen omdat hij van oordeel is dat de geiten eerder teer zijn en buiten veel meer spelen in plaats van te eten. “Bovendien moeten de geiten die buitenbeloop hebben, ontwormd worden. Men moet dus efficiënte producten vinden en dat is niet steeds evident.” En hij voegt eraan toe dat veel fokkers hun geiten buiten laten lopen, maar dat de melkproductie daar niet vergelijkbaar is met wat hij haalt op zijn bedrijf, nl. 3,5 liter per dag en per dier.
Start in 2016
Het is in april 2016 dat werd gestart met de bouw van twee stallen op basis van plannen die door de jonge veehouder werden opgemaakt. Na een bezoek aan twee melkgeitenbedrijven heeft hij gekozen voor twee afzonderlijke stallen in beton met gelamineerd houten spanten. De fokkerij is voorzien voor 600 geiten. Eén van de stallen is bestemd voor de jonge geitjes. In de tweede stal, die groter is, worden de moeders gehouden met de geitenlammeren van het jaar voordien. In deze stal bevindt zich ook de melkcarrousel met 48 plaatsen.
De geitenstapel werd aangekocht in de Vendée, een departement gelegen aan de Westkust van Frankrijk, ten zuiden van Bretagne en ten noorden van Bordeaux. Op dit ogenblik zijn op het bedrijf 424 Alpine geiten aanwezig, 180 geitenlammeren van dit jaar en een tiental geitenbokken. De Alpine geit is een gemskleurige geit, die van oudsher voorkomt in de Franse en Zwitserse Alpen. Het is een echte melkgeit, die niet te groot van gestalte is.
In de grote stal, bestemd voor de moeders, worden de dieren onderverdeeld in vier groepen: één groep met de geitenlammeren van vorig jaar, twee groepen met de geiten die in lange lactatie zijn en ten slotte nog een groep met de geiten bestemd voor de fokkerij. Het bedrijf omvat ook 39 hectaren grond, waarvan acht hectaren door de jonge veehouder werden aangekocht onmiddellijk na zijn studies, terwijl de overige weiden worden gepacht. Die oppervlakte is voldoende om zelfvoorzienend te zijn op gebied van ruwvoederproductie.
Fokkerij en selectie
Slechts 110 geiten zijn bestemd voor de fokkerij, terwijl de overige moeders in lange lactatie worden gehouden. In tegenstelling met melkkoeien, kunnen melkgeiten immers gedurende 2 tot 3 jaar in lactatie gehouden worden zonder dat ze terug bij de bok moeten om drachtig te worden. De moeders die worden gekozen voor de fokkerij worden geselecteerd op basis van de melkindex, de kwaliteit van het beendergestel en de conformatie, meer bepaald de gestalte.
Dat lot van 110 geselecteerde moeders wordt onderverdeeld in twee groepen: 60 geiten die bij de bok worden geplaatst en 50 die via kunstmatige inseminatie (KI) worden bevrucht (geen jonge moeders). Het aantal kunstmatige inseminaties wordt bewust beperkt gehouden omdat het een redelijk dure techniek is. De prijs per dosis sperma, afkomstig van Cap gène in Frankrijk, varieert tussen 10 en 40 euro bij de AWE (de Waalse fokkerijorganisatie). Toch doet François een beroep op KI omdat hij zo grotere, langere en zwaardere geiten kan bekomen (tussen 36 en 38 kg op 5,5 maanden). Hij kan daardoor ook snel de productie en de genetica van zijn stapel te verbeteren.
Jean-Michel Moureaux van de firma For Farmers, die het krachtvoeder voor het bedrijf levert, legt uit: “Bij melkgeiten spreekt men van productie van de kudde en niet van individuele productie, zoals bij melkkoeien. Door KI toe te passen op 25 % van de fokmoeders kan men de productie van de kudde omhoog tillen. Doordat François Lallemant zijn KI-bokken behoudt, kan hij de kost beter afschrijven, omdat hij later bokken voor de fokkerij zal kunnen verkopen.”
De jonge geiten worden bij de bok geplaatst wanneer ze tussen 36 en 38 kg wegen. De geiten die dat gewicht niet bereiken, worden in een afzonderlijk lot gebracht en 2 tot 3 weken later bij de bok geplaatst.
KI in de praktijk
De kunstmatige inseminatie van de geiten wordt uitgevoerd 11 dagen na de synchronisatie van de bronst door middel van sponsjes en inspuiting van hormonen. Het insemineren gebeurt met diepgevroren sperma. Twee weken na de KI wordt een bok bij het lot geïnsemineerde geiten geplaatst. Vermits er een tijdsspanne van 21 dagen is tussen de KI en de eventuele natuurlijke dekking, weet de fokker perfect welke geitenlammeren afkomstig zijn van de kunstmatige inseminatie en welke van de natuurlijke dekking. De geitenmoeders die niet drachtig zijn, worden overgebracht naar het lot van moeders in lange lactatie.
Het resultaat van de KI varieert tussen 40 en 60 %, terwijl de resultaten van natuurlijke dekking beter zijn.
Dracht en lammeren
Na acht weken wordt een echografie uitgevoerd om te zien of de geitenmoeders drachtig zijn. En vanaf een maand vóór de lammerdatum krijgen de moeders een overgangsrantsoen. Dat wordt gedurende een tweetal maanden verstrekt. De fokker stimuleert niet de droogstand van de moeders. “De drachtige moeders komen vanzelf in droogstand, soms twee maanden vóór het lammeren en soms zelfs maar enkele dagen voordien.”
Na 5 maanden dracht vindt het lammeren plaats. Dat gebeurt in de periode van eind januari tot eind maart. Dat lammeren verloopt op natuurlijke wijze en altijd overdag, want een geit heeft licht nodig om te lammeren. Vanaf 6 uur ’s morgens wordt bij de dieren gewaakt, terwijl de piek van het lammeren ligt tussen 10 en 16 uur. Per dag lammeren ongeveer 30 tot 35 moeders, wat een honderdtal geitenlammeren (bokjes en geitjes) per dag oplevert. De periode van het lammeren en de zorg voor de pasgeboren lammeren is zeer intens. Om dat werk aan te kunnen heeft François vorig jaar een helper aangeworven voor een periode van 4 maanden.
Zorgen aan de jonge geiten
Onmiddellijk na de geboorte worden de geitenlammeren drooggewreven en wordt de navelstreng ontsmet. Na hun identificatie met kleine oormerken worden de lammeren gewogen en ingeschreven in het register. Om de invloed van koude tijdens het overbrengen naar de kraamafdeling te vermijden, worden ze overgebracht in een gesloten aanhangwagen.
In de kraamafdeling wordt elk lam in een individuele ingestrooide box gebracht. In die box hangt een warmtelamp om een temperatuur van 18 tot 20 °C te behouden. Daar blijven de lammeren gedurende één dag. Alle lammeren krijgen twee flessen met biestmelk in poeder binnen de eerste vier levensuren. De eerste fles krijgen ze toegediend binnen het uur na de geboorte.
François heeft gekozen voor biestmelk in poeder om het werk te vergemakkelijken en tijd te winnen omdat de biestmelk altijd klaar is. Nadat ze de twee flessen biestmelk hebben gekregen, worden de lammeren overgebracht naar boxen, waar ze in groepen van twintig lammeren worden gehouden. Die boxen worden verwarmd met terrasbranders. In die boxen krijgen alle lammeren nog een fles van 300 gram kunstmelk.
Van dan af worden de lammeren van melk voorzien door middel van een melkautomaat. Die stelt permanent melk aan de juiste temperatuur ter beschikking. Het volstaat dat de lammeren komen zuigen om dag en nacht gevoederd te worden. Dat moet de jonge lammeren wel aangeleerd worden. Over het algemeen volstaat één dag van controle en opvolging om er zeker van te zijn dat ieder lam zijn rantsoen melk binnen krijgt.
Op één week ouderdom drinken de lammeren ongeveer 1 liter melk per dag. Na passage van de lammeren in de individuele en groepsboxen, worden die telkens gereinigd en ontsmet. Op 5 dagen ouderdom worden de geitenlammeren onthoornd door de hoorngroeipunten weg te branden. Alle bloedvaten rond de hoorn worden aldus weggebrand vooraleer de hoorn begint te groeien. In de kraamstal kunnen 150 geitenlammeren worden gehouden. Na twee weken worden de zwaarste dieren naar een andere stal overgebracht om plaats te maken voor een nieuwe lichting. De minder zware dieren worden in een groep samengebracht en iets later verplaatst.
Vanaf 3 weken krijgen de jonge lammeren hooi en vers water naast de melk in de automaat. Het spenen gebeurt rond twee maanden ouderdom, wanneer de lammeren ongeveer 15 kg wegen. Als de lammeren dat gewicht niet halen, worden ze één of twee weken later gespeend. Om de lammeren te spenen wordt de melkverstrekking degressief verminderd door slechts nog één op de drie spenen per box ter beschikking te stellen. De jonge lammeren worden op 2 tot 3 weken ouderdom gevaccineerd tegen clostridium en pasteurellose en op de ouderdom van 3 maanden tegen Q-koorts.
Goede melkeigenschappen
Na het lammeren wordt de biestmelk van de moeders aan de bokken gegeven. Nadien vervoegen de moeders de groep van de geiten in lange lactatie. De productie van de Alpinegeiten op het bedrijf ligt hoog: gemiddeld 3,5 liter per dag met een vetgehalte van 4,2 % en een eiwitgehalte van 3,65 %. De melk wordt geleverd aan Chèvres Ardennes en wordt tweemaal per week opgehaald. Het melken gebeurt tweemaal per dag in een melkcarrousel met 48 plaatsen en met automatische afname. Het vergt ongeveer anderhalf uur om alle geiten te melken.
Langs het parcours dat de geiten moeten afleggen naar de carrousel zijn bewakingscamera’s geïnstalleerd en de beelden daarvan worden geprojecteerd op een scherm dat zich dicht bij de melkpost bevindt. Er is ook een ‘elektrische hond’ voorzien om de geiten op te drijven naar de carrousel. Dat is een hek waar stroom op staat en dat voortbeweegt naarmate het melken vordert.
De geiten komen één voor één op de carrousel en de snelheid daarvan is zo dat de geiten zijn uitgemolken wanneer ze een volledige ronde hebben afgelegd. Van daaruit gaan ze terug naar de stal. Wat de voeding aangaat, krijgen de geiten ’s morgens en ’s avonds kuilvoer van gras en 2 maal per dag 800 gram krachtvoeder met een eiwitgehalte van 18 %. Het krachtvoer wordt met een verdeelbak voorzien en het ruwvoeder met een balenontroller. Daarnaast worden met de hand nog mineralen verdeeld. Vermits de melkproductie pas anderhalf jaar geleden is opgestart beschikt François nog niet over cijfers van een vol productiejaar. Maar de eerste resultaten zijn alvast zeer veelbelovend en een stimulans om met het bedrijf verder te gaan.
naar D.J