Voor aardappelen wordt er een gemiddelde reserve gemeten van 98 kg N/ha. Dit was in het voorjaar 2019 nog 122 kg N/ha. Ook de nitraatresiduwaarden eind 2019 waren iets minder hoog in vergelijking met eind 2018. Samen met de voorteelten uien, erwten en bonen vormen dit de percelen met de hoogste reserves.
Percelen met voorteelt bieten geven een gemiddelde voorraad van 49 kg N/ha. In 2019 was dit nog 67 kg N/ha. Voor teelten met een lang groeiseizoen die ook een goede opbrengst kenden zoals bieten en grasland waren ook de nitraatresiduwaarden eind 2019 duidelijk beter dan 2018.
Op maïspercelen worden geregeld hoge voorraden gemeten, met een gemiddelde van 90 kg N/ha. De variatie in voorraad is voor percelen met maïs als voorteelt zeer groot, net zoals dit ook was voor de opbrengst in 2019 en het bijhorende nitraatresidu. Dit was voor heel wat maïspercelen in 2019 niet beneden de opgelegde drempelwaarden.
In de laag 0-30cm wordt de laagste hoeveelheid minerale stikstof gemeten. Dit komt omdat de aanwezige minerale stikstof onder invloed van de neerslag gemigreerd is naar de diepere bodemlagen. Bijkomend heeft de vroeg gezaaide tarwe een deel van de aanwezige stikstof uit de toplaag reeds opgenomen. Op percelen waar een belangrijke bodemvoorraad aanwezig is, wordt deze meestal teruggevonden in de bodemlaag van 60-90cm.