Startpagina Schapen

Lammeren: nazorg in de eerste levensweek

We zitten middenin het geboorteseizoen van onze lammeren. Het moment van de geboorte en de eerste levensweek zijn op het vlak van lamsterfte quasi verantwoordelijk voor 90% van het verlies aan lammeren. In dit artikel gaat specialist André Calus dieper in op de nazorg onmiddellijk na de geboorte.

Leestijd : 8 min

Biestopname kort na de geboorte is voor de overlevingskansen van de lammeren cruciaal. Biest bevat allerhande antistoffen die het lam bestand maken tegen infecties gedurende de eerste levensmaanden. Deze antistoffen komen gedurende de eerste levensdag door de darmwand in het bloed terecht en beschermen zo het lam. Deze diffusie van antistoffen uit de biest naar het bloed wordt na 24 uur reeds een stuk lager en is 48 u na de geboorte voorbij.

Een lam dat geboren wordt, heeft in het bloed geen antistoffen tegen infecties. De weerstand tegen diverse aandoeningen wordt bij de geboorte door opname van biest passief opgebouwd. In de eerste levensmaanden zal het lam dan zelf geleidelijk actief weerstand opbouwen. Een lam dat geen of onvoldoende biest krijgt, is ten dode opgeschreven.

Levenskrachtige lammeren zullen kort na de geboorte rechtstaan en op zoek gaan naar de tepel. De tepels hebben we bij de geboorte gecontroleerd en doorgetrokken, zodat eventueel aanwezige proppen, die het drinken bemoeilijken of onmogelijk maken, verwijderd zijn. Een lam neemt in functie van het gewicht liefst een 400 cc biest op gedurende de eerste levensdag. Zwakkere, kleinere of minder levenslustige lammeren kan men in de eerste uren na de geboorte ook helpen om de tepel te vinden, zodat ze tijdig biest kunnen opnemen. Melkopname is ook belangrijk als energiebron voor de eigen opwarming van het pasgeboren (en nog natte) lam. Op de aanpak van onderkoeling gaan we straks in.

Een lam dat te zwak is om in de eerste levensuren zelf aan de uier te drinken kan men met een sonde 50 cc biest opgieten. Opgepast dat de sonde wel degelijk in de slokdarm en niet in de luchtpijp terechtkomt, want melk in de longen is fataal voor het lam.

Biestvervangers

Af en toe komt het voor dat men bij de geboorte vaststelt dat bv. door een uierontsteking er slechts in één uierhelft melk aanwezig is , ofwel dat er helemaal geen melk voor de lammeren beschikbaar is. Zeker bij meerlingen moet dan snel voor een alternatieve biesttoediening gezorgd worden. Men kan hiervoor schapenbiest, koeienbiest of kunstbiest gebruiken.

De eerste biest heeft de hoogste kwaliteit en bevat de meeste antistoffen. Sommige schapenhouders proberen bij een misgeboorte de moeder toch te melken en die eerste biest dan in te vriezen voor later gebruik. Een goed principe is dat op een schapenbedrijf , in samenspraak met een melkveebedrijf, altijd een aantal dosissen koeienbiest in de diepvries bewaard worden voor noodgevallen. Ook hier kunt u het best biest van een eerste melkbeurt opslaan.

Biest uit de diepvriezer moet langzaam ontdooid worden au bain-marie en geleidelijk opgewarmd worden tot 35 graden Celsius. Ontdooien in de microgolf doet de eiwitten neerslaan en vernietigt de antistoffen. Indien het lam niet bij de moeder kan drinken, geeft men het gedurende de eerste levensdag in 4 beurten telkens 100 cc biest. Kleine lammeren (bv. van 2 kg ) zullen met 70cc biest per beurt genoeg hebben.

Indien geen schapenbiest of koeienbiest beschikbaar is, kan kunstbiest gebruikt worden. Deze is in de handel beschikbaar als (op te lossen) poeder. De gebruiksaanwijzing volgen is hier belangrijk. Soms hoort men klachten omtrent de concentratie aan antistoffen in kunstbiest. Deze concentratie kan gemeten worden met een refractometer, die in de handel te vinden is. Dit apparaat kan uiteraard ook gebruikt worden om de kwaliteit van koeienbiest te meten.

Onderkoeling

Tijdens de geboorteperiode in de winter en het vroege voorjaar komen de lammeren vanuit de baarmoeder bij een temperatuur van quasi 40 graden terecht in een omgeving waar het 35 of meer graden minder warm is. De lammeren zijn nat en zullen zeker als ze blijven liggen snel afkoelen. Als de lichaamstemperatuur daalt naar 30 of 25 graden spreken we van onderkoeling . Hierbij vertragen ook alle lichaamsfuncties. Er kan zelfs hersenschade optreden. Vooral zwakke en kleine lammeren zullen sneller onderkoeld geraken.

Het is bijzonder moeilijk om bij onderkoeling de lichaamstemperatuur terug op niveau te brengen en het lam te laten ‘herleven’. Langdurig onder een verwarmingslamp plaatsen in een tochtvrije omgeving kan een oplossing bieden. Soms adviseert men ook om het lam door onderdompeling in warm water (40°C) op te warmen. Een beetje biest toedienen met de sonde kan ook de interne verbranding en opwarming op gang brengen.

Als het lam overleeft , kan men voorkomen dat de moeder het nadien niet meer erkent en accepteert door deze handelingen en door het apart te plaatsen.

Bijvoederen

Een ooi met een gezonde uier en een tweeling heeft normaal voldoende melk om deze lammeren probleemloos op te kweken. Melkrijke rassen/moeders kunnen drie- of vierlingen van ongeveer gelijk geboortegewicht ook op eigen kracht zogen zonder ondersteuning. Soms is er bij meerlingen echter onvoldoende melk of krij gen zwakke lammeren te weinig melk en moet er (tijdelijk) melk bijgegeven worden of moet een lam weggenomen worden voor kunstmatige opfok.

De melkgift van de ooien is kort na de geboorte nog niet optimaal, en de productie wordt gestimuleerd door het herhaaldelijk zuigen van de lammeren. Soms is er de eerste dagen na de geboorte enig tekort, maar kan bv. na één week het kroost voldoende zelf gezoogd worden. Als men in de geboortestal lammeren van enkele dagen oud hoort blaten, is dit meestal een signaal dat ze honger hebben. Sommige lammeren weigeren om aan een kunstspeen te drinken. Indien men voorziet dat er zal moeten melk bijgegeven worden, is gewenning aan de kunstspeen vanaf dag 1 aangewezen.

Als de lammeren 2 dagen oud zijn, kan voor het bijvoederen bij de moeder of voor de opkweek van moederloze lammeren overgeschakeld worden op kunstmelk. Er is specifieke kunstmelk voor lammeren beschikbaar in de handel. Het is een vrij duur product. Daarom voederen sommige schapenhouders ook bij met koemelk. Kunstmelk kan men voederen via de lambar of met de fles. In de lambar is melk continu ter beschikking. Moederloos opgekweekte lammeren kan men spenen op een leeftijd van 8 weken of/en als ze minstens 15 kg wegen.

Als men onbeperkt melk ter beschikking stelt, dan drinken ze vóór het spenen tot 2.5 à 3 liter kunstmelk per dag en dit is helemaal niet nodig en is zeer duur (de extra kost voor kunstmelk per lam ligt in de buurt van 50€). Daarom is het een goede methode (zoals is gebleken uit onderzoek en eigen ervaring) om de kunstmelk te beperken tot maximaal 1 liter per dag (4 beurten van 250cc) . De groei is goed en de lammeren leren zeer snel hooi of voordroog en krachtvoeder opnemen. Zo verloopt het spenen ook zonder problemen. Algemene suggestie is trouwens om jonge lammeren al vanaf 1 week ouderdom hooi ter beschikking te stellen en ze vanaf 10 à 14 dagen krachtvoeder aan te bieden.

Overwennen

Soms heeft een ooi te veel lammeren in functie van de beschikbare melk, maar soms wil een ooi een lam ook niet aanvaarden en weigert ze het te laten zuigen. In dit laatste geval bestaan er systemen om de ooi vast te zetten om ze zo te dwingen haar lammeren te laten zuigen.

Als alternatief voor het kunstmatig opkweken, kan men in dergelijke situaties ook proberen om deze lammeren over te wennen. Dit wil zeggen ze door een andere ooi te laten opkweken, bv. door een ooi die maar 1 lam heeft of waarvan de lammeren dood zijn bij de geboorte.

Overwennen vraagt ervaring en lukt niet altijd. Het moet gebeuren op het moment dat de toekomstige pleegmoeder werpt. Als 2 ooien gelijktijdig werpen en de lammeren zijn nog nat en niet afgelikt, loopt overplaatsen van de ene moeder naar de andere vrij vlot en is het meestal succesvol. Wil men een lam van enkele dagen oud bij een werpende ooi bijplaatsen, dan vraagt dit de nodige kennis en ervaring. Een ooi (h)erkent en aanvaardt haar eigen lammeren in eerste orde op basis van geur, maar ook visueel en op basis van geluid (geblaat) . De geurbinding ontstaat onmiddellijk na de geboorte bij het aflikken.

Om een lam over te plaatsen mag de werpende ooi haar eigen lam nog niet besnuffeld of afgelikt hebben. Het overplaatsen lukt dus alleen wanneer men bij de geboorte aanwezig is. Bij de geboorte wordt het eigen lam onmiddellijk weggenomen. Het over te wennen lam wordt met lauw water en zeep volledig gewassen om de geur weg te nemen. Dan wrijft men het in met het slijm en bloed van de vruchtvliezen en van het geboren lam. Men bindt de 4 poten van het lam samen en legt het zo bij de pleegmoeder.

Om het aflikken te stimuleren kan men op het lam ook een kleine hoeveelheid keukenzout strooien. Laat deze ooi het lam gedurende een tiental minuten aflikken en maak dan de poten los. Meestal zal het lam dan proberen te zuigen. Als de moeder dit toelaat, is al een flinke stap gezet; pas nadien (na opnieuw 10 minuten) zal men het eigen lam erbij leggen, zodat de ooi ook dit kan aflikken. Als deze procedure gevolgd wordt, zullen de meeste ooien beide lammeren aanvaarden en verder opkweken. Toch zullen sommige ooien na enkele dagen toch nog onderscheid maken en het ‘vreemde’ lam niet meer laten zuigen.

Het karakter en de zorgzaamheid van de moeder is hier belangrijk. Er bestaan ook geurstoffen (o.a. vanillegeur) om de beide lammeren zoveel mogelijk gelijk te laten ruiken en de acceptatie op die manier toch te laten doorgaan. Succes is niet altijd verzekerd, maar overwennen kan heel wat kosten en werk voor kunstmatige opfok besparen. Het aandachtspunt de eerste dagen na het overwennen is dat er voldoende melk moet zijn voor beide lammeren. Een ooi, die maar 1 lam verwacht, heeft een minder goed voorbereide uier dan een ooi die een meerling verwacht. Na enkele dagen is echter ook hier de melkgift gestimuleerd en meestal voldoende.

Andere aandachtspunten

Kort na de geboorte persen de lammeren de eerste mest naar buiten. Dit is een kleverige massa, die zich soms samenklit onder de staart van het pasgeboren lam. Je moet hiervoor dus aandacht hebben en dit tijdig verwijderen.

Een ander probleem dat zich geregeld voordoet op bepaalde bedrijven, is dat lammeren onmiddellijk na de geboorte last hebben van een naar binnen krullend ooglid op één of beide ogen. Dit is een erfelijk fenomeen, en als bv. de ram hiermee belast is , kan het bij nogal wat lammeren voorkomen. Het onderste of/en bovenste ooglid krult naar binnen en de haartjes/wimpers irriteren de oogbol en doen deze ontsteken. Dit wordt duidelijk zichtbaar door de tranende ogen.

Lammeren hebben soms onmiddellijk na de geboorte last van een naar binnen krullend ooglid.
Lammeren hebben soms onmiddellijk na de geboorte last van een naar binnen krullend ooglid. - Foto: AC

Als men hier niet gepast optreedt, kan het lam zijn oog verliezen. Men kan dit verhelpen door met de vingernagel zowel op het onderste als bovenste ooglid krachtig te duwen, zodat als reactie een zekere zwelling ontstaat, die het ooglid in een ‘normale’ positie brengt. Meestal moet men deze ingreep meerdere dagen na elkaar herhalen tot alles genormaliseerd is. Bij erge gevallen kan men door de dierenarts op het ooglid een klemmetje laten plaatsen om alles te normaliseren.

De eerste levensweek is voor onze lammeren cruciaal. Als ze de geboorte succesvol overleefd hebben en ze komen zonder veel schade de eerste levensweek door ,dan wacht hen normaal een kansrijke toekomst.

André Calus

Lees ook in Schapen

Hoe bereid je de aflamperiode goed voor ?

Schapen Op sommige bedrijven zijn de eerste lammeren al geboren, maar voor de meeste bedrijven vinden de geboorten plaats tussen half februari en april. De geboorteperiode is de meest delicate, maar ook de belangrijkste periode voor een schapenbedrijf. Het aantal lammeren is bepalend voor de rendabiliteit, maar het moeten wel levende en finaal verkoopbare lammeren zijn.
Meer artikelen bekijken