
Volgens een persbericht van het INBO op 22 mei zijn de belangrijkste oorzaken van de sterke terugval van boerenlandvogels bij de gangbare landbouw te zoeken: “de toenemende intensivering van de landbouw, waarbij vroege maaibeurten gecombineerd worden met een hoog mest- en pesticidegebruik, en de afnemende kwaliteit van landbouwbodems.” Ook de toenemende extremen in weersomstandigheden dragen bij aan de achteruitgang: hevige neerslag en erosie doen broeisels mislukken, en langdurige droogte zorgt voor verminderd voedselaanbod.
Vossen in vizier van HVV
Hubertus Vereniging Vlaanderen wijst naar roofdieren als de belangrijkste oorzaak voor de ‘alarmerende achteruitgang van weide- en akkervogels’. De belangenvereniging voor jagers baseert deze bewering op een recent rapport van INBO. “Dat rapport wees predatie expliciet aan als een van de belangrijkste oorzaken. Het rapport roept op tot effectief predatiebeheer om deze kwetsbare soorten te beschermen”, aldus HVV.
Een ‘volledige ommekeer van het landbouwsysteem’ en ‘een terugkeer naar landbouwmethoden van vroeger’ noemt HVV een utopische oplossing om het tij voor de weide- en akkervogels te keren. “Het negeren van predatie als probleem is geen vorm van natuurbehoud, maar van nalatigheid. Wie écht bekommerd is om onze biodiversiteit, erkent dat predatorcontrole deel moet uitmaken van de oplossing.”
Eenzijdige conclusies
Het INBO benadrukt in een reactie aan Landbouwleven dat het zeer onwenselijk is om uit hun rapport eenzijdige conclusies te trekken. “Predatie kan – maar heeft niet altijd – een negatieve invloed op het broedsucces van grondbroeders. Het is daarom echter niet de oorzaak of onderliggend probleem van de afname van grondbroeders”, zegt woordvoerder Koen Van Muylem.
“Er is een duidelijke link tussen de degradatie van het landbouwlandschap en geschikte leefgebieden van op de grond broedende soorten en de achteruitgang van die soorten.” In het rapport zegt het INBO dan ook dat de sleutel tot een duurzaam herstel van de populaties weide- en akkervogels in het herstel van hun leefgebied zit. “De huidige inspanningen hiervoor blijken echter onvoldoende te zijn om voor een kentering te zorgen.
De finale strategie dient er dan ook op gericht te zijn om het habitatverlies en -degradatie in het landbouwgebied te herstellen”, staat er verder in het rapport. “Daar waar effectief predatiebeheer een ondersteunende rol zou kunnen spelen, is er nog steeds nood aan een fundamentele transitie van de huidige landbouwpraktijken om de toekomst van deze soorten op lange termijn veilig te stellen.”
Met die transitie doelen wetenschappers van het INBO niet op een terugkeer naar landbouwmethoden van vroeger, zoals HVV stelt, zegt Van Muylem, “maar op maatregelen die inzetbaar zijn in de huidige agrarische bedrijfsvoering. De vaststelling van HVV dat een bijgestuurd landbouwbeleid een utopie is, laten we aan hen.”
Boerennatuur Vlaanderen schuift regelmatig maatregelen om grondbroeders te redden naar voor. Voorbeelden zijn aangepaste maaischema’s en wildreddend maaien om de nesten van de vogels te beschermen. Ook kunnen boeren graanstoppels na de oogst onbewerkt laten liggen tot na het broedseizoen van het jaar daarna. Met plas-draspompen kan je grasland tijdelijk vernatten, zodat er drassige weides met ondiepe plassen ontstaan tijdens het broedseizoen van weidevogels.
In ieder geval moet de Vlaamse overheid werk maken van het herstel van het leefgebied van de weide- en akkervogels. “De Natuurherstelverordening legt Vlaanderen op om maatregelen te nemen om op duurzame wijze een goede toestand te bereiken voor de landbouwvogels. Hieromtrent leverde het INBO vorig jaar een uitgebreid advies af. Het is aan het beleid om hiermee aan de slag te gaan.”
Herstel de habitats
Zijn de voorstellen van HVV dan volledig uit de lucht gegrepen? “Het verruimen van de jachtmogelijkheden op predatoren kan mogelijk een tijdelijke verbetering of minder snelle verdere afname van de grondbroeders van het landbouwgebied met zich meebrengen”, aldus de woordvoerder van het INBO. “Het kan echter zeker niet worden gezien als een op zichzelf staande of duurzame oplossing. Meer zelfs, het INBO-rapport toont aan dat ook in gebieden met hogere densiteit aan predatoren maar een veel natuurlijkere omgeving, predatie geen of veel minder een probleem is.” Het aantal vossen in het sterk verstedelijkte Vlaanderen is immers niet hoger, maar eerder zelfs lager, dan in gebieden die veel natuurlijker zijn.
“De onderliggende oorzaak van de achteruitgang van de Vlaamse grondbroeders lijkt bijgevolg niet een teveel aan vossen en andere roofdieren, maar wel een gebrek aan kwalitatief habitat.” Dit gebrek veroorzaakt niet alleen een gebrek aan plaatsen om zich te verschuilen van roofdieren, “wat eventueel zou kunnen worden gemitigeerd met het bestrijden van predatoren”, maar ook een gebrek aan kwalitatief foerageergebied met voldoende voedselaanbod voor bijvoorbeeld kuikens.
“Zolang de kwalitatieve foerageer-, rust- en voortplantingsgebieden niet worden hersteld, zal dit niet leiden tot een duurzaam herstel van populaties, zelfs wanneer predatoren worden gelimiteerd.” Als er werk gemaakt wordt van dat herstel van leefgebied, zal predatie ook automatisch minder een probleem blijken.
Cherrypicking
Predatiebeheer kan dus volgens het INBO-rapport wel een ondersteundende rol spelen, maar de aanpak hiervoor is gebiedspecifiek. “De effecten van predatiebeheer zijn afhankelijk van de lokale context – het landschap, de aanwezigheid van prooisoorten, de inzetbare maatregelen en de mate waarin deze uitgevoerd worden... Predatiebeheer vereist dan ook een doordachte aanpak, afgestemd op de lokale omstandigheden. Indien niet, zal het uitgevoerde predatiebeheer niet effectief zijn.”
Het INBO roept alle actoren in de discussie rond het herstel van de weide- en akkervogels op om niet aan cherrypicking te doen. “En al zeker niet op basis van het zeer genuanceerde INBO-rapport”, besluit het INBO.