Startpagina Tuin

De haagbeuk: een manusje-van-alles

De haagbeuk is slechts een verre verwant van de beuk en het is dan wel een dankbare haagplant, maar bovenal een mooie, sterke en gezonde boom. De naam is dus eigenlijk heel misleidend. In tegenstelling tot zijn neef, de berk, zijn er niet zo heel veel soorten haagbeuk, maar kan hij wel zeer breed toegepast worden in de tuin, in openbaar groen en in het bosbeheer.

Leestijd : 5 min

Bij vorige generaties stond deze boom omwille van zijn zeer harde hout ook bekend als steen- of ijzerbeuk en werd het hout gebruikt voor onder andere kapblokken en tandwielen in molens. Nu kennen we hem vooral als sterke haagplant, geschikt voor natte en zware bodems, als vormboom, als massief op poten, als leiboom, als laanboom en als knotboom. We kennen hem ook voor het vormen van loofgangen, bogen en priëlen, als bonsai of imposante boom. Werkelijk niets is voor deze plant te gek.

Botanisch

De haagbeuk behoort net als de berken, de elzen, de hazelaars en de hopbeuken tot de familie van de Betulaceae. Het geslachtCarpinus omvat een 70-tal soorten, die echter onderling nauwelijks van elkaar verschillen. Carpinus komt verspreid over het noordelijk halfrond voor, waarbij veruit de meeste soorten inheems zijn in Oost-Azië. Het zijn voornamelijk bomen of struiken, die zich ook prima lenen voor het vormen van hagen. 2 soorten zijn inheems in Europa. De Oosterse haagbeuk (Carpinus orientalis) komt voor in een gebied van Sicilië en Noordoost-Italië tot Iran. Deze boom wijkt weinig af van onze inheemse haagbeuk, maar blijft wat kleiner (tot 20 m), heeft nog fijnere loten en een kleiner blad (2-6 cm). De andere in Europa voorkomende soort (Carpinus betulus) is ook bij ons inheems en wordt in de tuin voornamelijk toegepast als haagplant.

Carpinus betulus

In de jeugdfase groeit de haagbeuk gedurende lange tijd bossig, om daarna langzaam uit te groeien tot een eerder kleine struik of boom van 6 tot 25 m hoog. De bast is dun en glad, de stam is eerder ovaal dan rond en vertoont op oudere leeftijd een gegolfd oppervlak en soms wijde spleten. De wortels lopen vlak en eerder ondiep in de bodem, zonder echte penwortel. De stam verdeelt zich zo in takken dat de hoofdstam verloren gaat in de massa en dat er een compacte, gesloten kroon ontstaat, die gevormd wordt door steil groeiende ranke takken en fijne twijgen.

De bladeren van de haagbeuk zijn eirond, worden 5 tot 8 cm groot en hebben een scherp gezaagde rand. De jonge blaadjes zijn frisgroen van kleur, iets geplooid en aan de onderkant behaard op de nerven. Dit jonge blad is een ware lekkernij voor de meikever, die in het voorjaar vaak aangetroffen wordt op haagbeuken. Het oudere blad is glanzend donkergroen en verkleurt in de herfst naar goudgeel-bruin. Net voor het ontluiken van de bladeren verschijnen de katjes aan de takken, de mannelijke op de oudere takken, de vrouwelijke aan de jonge scheuten. Uit de katjes groeien uiteindelijk de nootvruchtjes die omgeven zijn door een 3-delig bladachtig omhulsel en die met velen bij elkaar hangen in trosjes van 3 tot 5 cm lang.

Groeiplaats

In de natuur komt de haagbeuk vooral voor in de onderlaag van loofbossen, waar hij als schaduwplant prima groeit onder een hoog kronendak. Ondanks zijn schaduwtolerantie geeft hij toch de voorkeur aan een groeiplaats op een warme plek in de zon of halfschaduw op vochtige, voedselrijke, zwakzure tot kalkrijke gronden. Als oorspronkelijke bosbewoner groeit hij met zijn oppervlakkige wortels graag in een humusrijke, niet verdichte bodem. We treffen hem vaak aan in bossen, houtwallen, heggen struwelen, langs holle wegen en langs waterkanten.

De haagbeuk als tuinplant

De haagbeuk wordt in de tuin heel vaak toegepast als haag, waarbij er vaak verwarring ontstaat tussen een haag van beuk (rode of groene beuk) en een haag van haagbeuk. In de zomer zijn de verschillen tussen beide hagen minimaal, in de winter zijn de verschillen meer uitgesproken. Doordat een haagbeukenhaag in het najaar een groot deel van zijn verdorde bladeren verliest, worden de knoestige, kronkelige stammetjes zichtbaar en heeft men een veel minder gesloten haag in vergelijking met een beukenhaag, die zijn verdorde, oranjebruine bladeren pas laat in het voorjaar laat vallen.

Een haagbeukenhaag komt een 3-tal weken vroeger in blad en heeft geen last van beukenbladluis. Naar onderhoud toe zijn beide hagen vergelijkbaar, maar beukenhaag heeft het vaak moeilijk op natte en/of zware gronden. Om mooi gevormde stammetjes te krijgen in de haag moeten de jonge haagbeuken aan rietstokjes aangebonden worden, terwijl beukenplantjes uit zichzelf mooi rechtop groeien.

Na het aanplanten van de jonge haagbeuken mogen de zijtakjes kort (5 tot 15 cm) teruggesnoeid worden, zodat een mooi gevulde haag ontstaat. De plantjes mogen pas getopt worden als de haag haar definitieve hoogte bereikt heeft, na het toppen wordt de haag voller en dikker. Het eerste jaar na de aanplant verloopt de groei vaak wat moeizaam, daarna kan de haag tot een halve meter en meer per jaar in de hoogte groeien. Plantjes tot 1,25 m hoog worden met blote wortel verhandeld en moeten in de rustperiode (november tot eind maart) worden geplant. Grotere planten worden vaak met kluit (dezelfde plantperiode als blote wortel) of in pot verhandeld (kan ook vroeger of later op het seizoen geplant worden, mits men ervoor zorgt dat de plantjes voldoende water krijgen).

Om bogen of pergola's te vormen, kan men het best een metalen geraamte (bijvoorbeeld geplooid en gelast betonijzer) plaatsen waar men regelmatig de jonge scheuten aan bindt. Laat de topscheut van de plant doorgroeien tot de gewenste vorm/hoogte bereikt is. Daarna toppen en regelmatig scheren om een mooi gesloten loofboog of andere figuur te verkrijgen.

De haagbeuk kan je ook makkelijk zelf kweken als leiboom, mits het nodige geduld. Plant daartoe de jonge spillen tegen de steunstokken, verwijder regelmatig de onderste zijscheuten of knip ze kort in (3 tot 5 cm) om ze dan definitief te verwijderen als de planten hun uiteindelijke hoogte bereikt hebben. Als de planten hun definitieve hoogte bereikt hebben, worden ze getopt. Alle zijtakken die lager staan dan de onderste ligger van het steunwerk van de haag worden weggesnoeid. De zijtakken die in het verlengde van het steunwerk groeien, worden aangebonden aan de spankoorden of de dwarslatten, de verlengenissen van deze takken worden regelmatig aangebonden en de rest van de takken wordt regelmatig geschoren om een mooie, dichte 'haag op poten' te bekomen.

De haagbeuk kan toegepast worden als massieve leiboom.
De haagbeuk kan toegepast worden als massieve leiboom. - Foto: Pixabay

Cultivars en selecties

De cultivar Fastigiata is in zijn jonge jaren een smalle zuilvorm, maar groeit uiteindelijk uit tot een boom van 15 m hoog met een mooie dichte kruin van zo'n 8 m in doorsnede. Deze cultivar leent zich uitstekend voor het vormen van grote zuilen, die men dan wel regelmatig moet scheren. Purpurea heeft een roodachtig jong blad, dat later grauw groen verkleurt. Deze boom bereikt een hoogte van 12 m.

Geert Brantegem

Lees ook in Tuin

Het nieuwe moestuinseizoen staat voor de deur

Tuin Door de zachte temperaturen belooft het in 2024 een vroeg seizoen te worden. De enthousiaste moestuinier voelt zich in deze periode zoals een kind in de weken voor Sinterklaas: voorzichtig bladerend door de catalogi van zaadhuizen en tuincentra op zoek naar nieuwigheden en curiosa, hier en daar aankruisend welk ras of soort men in het komende seizoen wel eens wil uit proberen.
Meer artikelen bekijken