Startpagina Paarden

Bezoek aan het Museum van het Belgisch Trekpaard

Naar aanleiding van de Erfgoeddag op zondag 23 april was het opendeurdag in het Museum voor het Belgisch Trekpaard te Vollezele. Na een warm welkom werd het verhaal van het ontstaan van ons beste koudbloedras op boeiende wijze door de enthousiaste gids Werner verteld.

Leestijd : 4 min

Het Belgisch trekpaard ontstond door de vermenging van 3 verwante lijnen van het Brabants trekpaard: de Dikke van de Denderstreek, de Grijze van Nijvel en de Kolos uit de Méhaignevallei. Het waren vooral Jules Hazard uit Leers-et-Fosteau, Remy Vanderschueren uit Vollezele en zijn broer Camille Vanderschueren uit Appelterre bij Ninove, die door kruising van deze 3 lijnen aan de basis lagen van het ontstaan van een uniform, sterk trekpaardenras.

Geschiedenis van het Belgisch trekpaard in Vollezele

Bij het ontstaan van de Belgische natie in 1830 was het pover gesteld met de kwaliteit van de werkpaarden. In 1840 werd een verplichte hengstenkeuring ingevoerd en werden er premies toegekend aan de beste fokhengsten. In de jaren 1850 ontstond zelfs een commissie ter verbetering van het trekpaardenbestand.

Zoals bij veel trekpaardliefhebbers bekend, kwam de visionair Remy Vanderschueren uit Appelterre op de voorgrond en vestigde zich in 1872 als afstammeling van een oude hengstenhoudersfamilie op een boerderij in de Repingenstraat te Vollezele. Na een vijftal jaren kon hij als kenner bij Jules Hazard in Wallonië een fokproduct kopen, de vosse hengst Brillant, waarmee hij dankzij veel internationale kampioenschappen (Parijs, Londen, Hannover, Amsterdam…) het latere Belgische trekpaard op de kaart zette in Vollezele. Zo werd in 1885 door voornamelijk de families Vanderschueren, Hazard en andere, hoofdzakelijk Belgische adel, de ‘Société du cheval du trait Belge’ boven de doopvont gehouden.

Vanuit alle hoeken van de wereld kwamen kopers naar Vollezele om zich vooral een hengst van het vermaarde Belgische trekpaardras aan te schaffen. Natuurlijk ontstonden er nog fokkerijen rond Vollezele, maar men was wel zo slim om samen te werken in plaats van elkaar te beconcurreren. De voornaamste fokkerijen waren Haras de Vollezeele en Haras D’Hauwer. Haras D’Hauwer werd opgericht door Telesphore D’Hauwer, die hoofdzakelijk samenwerkte met Jules Van Landuyt en Remy Matthys, die ook een vertrouweling was van Jules Hazard. 

Richard van Eeckhoudt, de neef van Telesphore, erfde de stoeterij waar de legendarische Albion d’Hor in de schijnwerpers kwam. Albion d’Hor werd later verkocht aan Antoine Delphine in Wallonië, waar hij de bekende stamvader Avenir d’Herse verwekte.

Familie Van Dixhoorn

In 1923 werd de fokkerij Haras D’Hauwer met 90 ha en 90 paarden weer verkocht, ditmaal aan de Nederlander Philippus van Dixhoorn, die deze aankocht voor zijn zoon Leendert. Deze maakte er een bloeiende zaak van. Diens zoon, Philippe van Dixhoorn, maakt het einde van de bloei van het trekpaard mee door de industrialisering in de landbouw, maar bleef als fokker en vooral als jurylid van de Belgische trekpaardengemeenschap fungeren. Hij is ook de stichter en bezieler van het museum te Vollezele, dat hij in 2000 oprichtte. Daar zijn nu ook de archieven en de kunstcollectie van het Belgisch trekpaard veilig gehuisvest. 

Tijdens de Erfgoeddag was er een koets voorzien die voor de verplaatsing tussen het museum en een vroeger vermaarde fokkerij ‘Hof Ter Haegen’ zorgde. Tijdens mijn ritje naar Hof ter Haegen zat ik naast de menner van dienst, Noel De Beuf. Noel is een achter-achterkleinzoon van de stichter van Haras de Vollezeele, Remy Vanderschueren.

De geschiedenis herhaalde zich toen in de buurt de stoeterij van Steenhout opgericht werd, met hoofdzakelijk trekpaarden van de stallen d’Elewijt. Een bezoek aan de trekpaardenfokkerijen van Noel De Beuf en NV Steenhout, die zich allebei toeleggen op de fok van kleurpaarden en het aangespannen rijden met trekpaarden, volgt later dit jaar.

Twee types trekpaarden

Het was een zeer verrijkende middag in Vollezele op de bok naast de menner van het tweespan trekpaarden: het ene een goed recreatiepaard, het andere een rastypisch Belgisch trekpaard. Het viel me op dat de manier van bewegen en trekken van beide paarden heel verschillend is. Dat ene recreatiepaard stapte en draafde korter, waardoor de 2 paarden per beweging minder afstand overbruggen en dus minder energie verbruiken en een langer uithoudingsvermogen hebben. De stand van de voorbenen is ook anders geplaatst. Trekpaarden met doorgaans een Franse stand van de voorbenen en een veel ruimere stap, hebben meer energie nodig. Vooral in de draf zijn ze rapper uitgeput. Het is in de praktijk op de bekende keuringen moeilijk om keuzes te maken om die 2 types tijdens het jureren over één kam te scheren.

Tot slot

Ten slotte is het zeer goed dat er dankzij Philippe Van Dixhoorn een museum tot stand kwam in de bakermat van ons zo fameuze trekpaard.  Dankzij de richtlijnen van Philippe is het bronzen beeld voor het museum een zeer nauwkeurige weergave van hoe een Belgisch trekpaard er moet uitzien: verhoudingen hoofd, hals, schouder, rug, en vooral kruis en broekspieren zijn subliem en niet te vergeten is het paard geblokstaart.

Ook zeker belangrijk om te vermelden is dat alle archieven en kunststukken van Koninklijke Maatschappij het Belgisch Trekpaard (KMBT) door toedoen van vooral dr. Toon Van Couter in veilige handen zijn op de bovenste geklimatiseerde verdieping van het museum te Vollezele. 

Het is goed dat de ziel van het Belgisch trekpaard in het museum van Vollezele in ere wordt gehouden, een ziel die ooit tot stand kwam door samenwerking, door verschillende ideeën tot één compromis te brengen (en niet door te twisten uit eigenbelang). Zo kan alles toch doorgegeven worden aan de volgende generatie.

Ides Versyck

Lees ook in Paarden

Meer artikelen bekijken