Startpagina Akkerbouw

Bijbemesten in aardappelen volgens het bijbemestingsadvies

Wie beredeneerd bemest in late aardappelen verlaagde de basisbemesting bij het planten tot 70% van het advies, of gaf maximaal 140-150 kg N/ha, en bemest zijn aardappelen binnenkort bij op basis van een bijbemestingsadvies. Dit advies wordt geformuleerd op basis van een staalname en analyse van het mineralestikstofgehalte van de bodem. Hieronder geeft B3W een samenvatting.

Leestijd : 6 min

In dit artikel gaat B3W verder in op het wanneer en hoe een staal voor bijbemestingsadvies het best genomen wordt, welke informatie op een bijbemestingsadvies staat en hoe je de bijbemesting zo goed mogelijk kan invullen.

Wanneer en hoe wordt een staal genomen?

De staalname voor bijbemestingsadvies kan ten vroegste 4 weken na de bemesting plaatsvinden en gebeurt het best op het moment dat het loof van de individuele aardappelplanten een diameter van 10 tot 15 cm bereikt heeft. Dit is doorgaans ongeveer 2 weken na de opkomst, wanneer de knolaanleg start.

Bij de staalname wordt er per perceel met behulp van een gutsboor een bodemstaal genomen van de lagen 0-30 cm en 30-60 cm, wat overeenkomt met de bewortelbare zone van het aardappelgewas. Deze stalen bestaan elk uit minimaal 15 deelmonsters, die in kruisverband volgens de diagonalen van het perceel genomen worden. Daarbij wordt een afstand van 5 m van de perceelsrand aangehoude om randeffecten te vermijden. Bij aardappelen worden deze deelstalen ofwel halfweg de aardappelrug genomen, ofwel wordt de aardappelrug eerst met de voet platgemaakt, waarna het deelstaal in de platgedrukte zone genomen wordt.

Bemonsteringspatroon van een perceel.
Bemonsteringspatroon van een perceel. - Foto: B3W

Bij wie kan ik terecht voor de staalname en voor advies?

De staalname kan je zelf uitvoeren of overlaten aan een daartoe erkend laboratorium. De analyse van het bodemstaal gebeurt altijd bij een daartoe erkend laboratorium. De meeste van deze laboratoria formuleren op basis van het analyseresultaat een bijhorend bijbemestingsadvies. Daarvoor kan je ook terecht bij een daartoe erkend praktijkcentrum of een erkende producentenorganisatie.

Om een bijbemestingsadvies te ontvangen dat zo goed mogelijk afgestemd is op het perceel in kwestie, is het cruciaal om alle info betreffende het aardappelras, de plantdatum, de uitgevoerde basisbemesting, het organischekoolstofgehalte en de pH van de bodem zo volledig mogelijk aan je adviserende instantie aan te leveren.

Daarnaast is het aangewezen om het bijbemestingsadvies tijdig aan te vragen. Tussen de staalname op het veld en het ontvangen van het bijbemestingsadvies zit gemiddeld 1 week. Late aardappelen nemen echter nagenoeg alle benodigde stikstof op binnen de eerste 60 dagen na opkomst. Tijdig kunnen bijbemesten op basis van een advies is dus nodig om een optimale opbrengst en kwaliteit te bereiken.

Welke info bevat een bijbemestingsadvies?

De vormgeving van het bijbemestingsadvies varieert afhankelijk van het erkend laboratorium waar de analyse van het bodemstaal plaatsvindt, maar bestaat in de meeste gevallen uit meerdere onderdelen (zie tabel). Naast het gemeten mineralestikstofgehalte in de bodem, dat altijd weergegeven wordt, worden soms ook de stikstofbehoefte vanaf het moment van staalname tot het einde van de teelt en de verwachte mineralestikstoflevering uit andere factoren, zoals de toegepaste organische bemesting en de mineralisatie van bodemorganische stof, weergegeven. Tot slot vind je steeds een duidelijk stikstofbijbemestingsadvies terug op het analyserapport.

20-3396-figuur-3-web

Het mineralestikstofgehalte van de bodem geeft de actuele stikstofvoorraad in de bodem weer (= 303 kg N/ha in het voorbeeld). Deze voorraad bestaat uit stikstof vrijgesteld uit de gevoerde basisbemesting, uit mineralisatie van bodemorganische stof en uit het vanggewas of de oogstresten van de teelt die voorafging aan de aardappelen. De volledige mineralestikstofvoorraad is beschikbaar voor het gewas.

De stikstofbehoefte tot het einde van de teelt geeft weer hoeveel stikstof er vanaf het moment van staalname voor bijbemestingsadvies in de bodem ter beschikking moet komen voor het gewas om een optimale opbrengst en kwaliteit te behalen. Deze stikstofbehoefte bestaat uit de verwachte stikstofopname door het gewas, vermeerderd met een stikstofbuffer om een optimale groei en ontwikkeling te garanderen. In de eerste 2 weken na de opkomst neemt een aardappelgewas ongeveer 50-70 kg N/ha op, wat betekent dat er vanaf het moment van staalname voor bijbemestingsadvies nog zo’n 200-180 kg N/ha opgenomen zal worden. In combinatie met een stikstofbuffer van 60 kg N/ha die in de bodem aanwezig moet zijn om een optimale groei en ontwikkeling te garanderen, betekent dit dat de totale stikstofbehoefte vanaf het moment van staalname voor bijbemestingsadvies tot het einde van de teelt 240-260 kg N/ha (= 180-200 + 60 kg N/ha) bedraagt.

De verwachte stikstoflevering uit andere factoren omvat een inschatting van de hoeveelheid minerale stikstof die nog ter beschikking zal komen tijdens de stikstofopnameperiode van het gewas (= 40 kg N/ha in het voorbeeld). Deze andere factoren zijn onder andere de mineralisatie van bodemorganische stof en de toegepaste organische bemesting bij het planten. Vanaf het moment van staalname voor bijbemestingsadvies zal het gewas nog een 40-tal dagen stikstof opnemen. In die periode zal er – afhankelijk van het perceel, het weer en de gevoerde organische bemesting – gemiddeld nog 30 tot 60 kg N/ha geleverd worden door deze andere factoren.

Het verschil tussen de stikstofbehoefte enerzijds (250 kg N/ha in het voorbeeld) en de mineralestikstofvoorraad in de bodem (303 kg N/ha in het voorbeeld) en de verwachte stikstof-levering (40 kg N/ha in het voorbeeld) anderzijds, vormt het stikstofbijbemestingsadvies. Is de stikstofbehoefte lager dan de minerale stikstofvoorraad plus de verwachte stikstoflevering, zoals in de tabel (‘voldoende N in voorraad’), dan doe je er goed aan om je bemes tingsplan te evalueren. Mogelijk kon er nog bespaard worden op de hoeveelheid stikstof die gege ven werd bij het planten of werden een aantal stikstofleverende factoren, zoals de mineralisatie van bodemorganische stof of de stikstofvrijstelling uit oogstresten van de voorteelt of uit het vanggewas, onvoldoende in rekening gebracht.

Verloop van de stikstof opname van late aardappelen vanaf opkomst.
Verloop van de stikstof opname van late aardappelen vanaf opkomst. - Bron: Eeckhout, 2018

Hoe vul ik het bijbemestingsadvies in?

Is er een bijbemestingsadvies, dan kan je dit, afhankelijk van de grootte ervan, invullen met ofwel korrelmeststoffen ofwel vloeibare bladmeststoffen.

Bij een bijbemestingsadvies hoger dan 40 kg N/ha, is het gebruik van een korrelmeststof aangewezen, om voldoende snel deze grote hoeveelheid stikstof aan te leveren. Het aardappelgewas neemt immers zo goed als alle benodigde stikstof op binnen de eerste 60 dagen na opkomst. Dat betekent dat de stikstofopname van late aardappelen gemiddeld stopt tegen eind juli/begin augustus. Bij een korrelmeststof, zeker onder droge(re) omstandigheden, kan het enige tijd duren alvorens de toegediende stikstof vrijkomt en dus voor het aardappelgewas beschikbaar is. Daarom gebeurt deze bijbemesting met korrelmeststoffen het best tegen uiterlijk eind juni/begin juli. Wordt er een (zeldzame) malse regenbui voorspeld? Maak dan van de gelegenheid gebruik om te strooien vóór de regen.

Is het bijbemestingsadvies lager dan 40 kg N/ha, wat in de praktijk vaak het geval is, dan kan je zowel gebruikmaken van korrelmeststoffen als van vloeibare bladmeststoffen. Vloeibare bladmeststoffen bieden het voordeel dat je ze gelijktijdig met de gewasbescherming kan toedienen. Daarnaast kan het aardappelgewas de toegediende stikstof van deze vloeibare bladmeststoffen onmiddellijk gebruiken. Dat is een belangrijk voordeel als het aardappelgewas een acuut stikstoftekort vertoont en/of als de omstandigheden droger zijn. Onder zeer droge omstandigheden, zoals in de zomers van 2019 en 2020, zal echter ook deze bladbemesting niet of onvoldoende benut worden. Bijbemesten is dus enkel zinvol onder groeizame omstandigheden.

Vul je de bijbemesting in met vloeibare bladmeststoffen, dan beperk je de dosis, bij gebruik van vloeibare stikstof (urean), het best tot 10 à 15 l/ha per toepassing om bladverbranding te vermijden. Bij gebruik van amide stikstof (ureum, 46% N) kan een hogere dosis van 10 tot 20 kg/ha per toepassing toegediend worden. Bovendien gebeurt deze bladbemesting bij voorkeur op een droog gewas, in de ochtend wanneer de huidmondjes open zijn, en in periodes van groeizame omstandigheden, wanneer de waslaag die het aardappelblad beschermt – en die dus de stikstofopname uit de bladmeststof kan remmen – niet te dik is.

Stany Vandermoere (B3W

)

Lees ook in Akkerbouw

Meer artikelen bekijken