Magnolia: zo mooi kunnen bomen zijn
Magnolia’s zijn onopvallende, eerder klein blijvende bomen of flinke struiken die er een heel jaar in slagen om te doen alsof ze gewone bomen zijn. In het voorjaar echter, gedurende de korte periode dat ze volop in bloei staan, weten ze alle aandacht naar zich toe te trekken. Met hun grote op tulpen lijkende bloemen die overdadig te voorschijn komen op de nog bladerloze takken en hun zacht parfum weten ze moeiteloos het hart van iedere tuinliefhebber voor zich te winnen.

Het jaar 2017 is een echt magnoliajaar, dankzij de hoge dagtemperaturen en het uitblijven van nachtvorst is de bloei opvallend vroeg en rijk maar jammer genoeg wat korter van duur. Nog door het zachte voorjaar is de bloeiperiode van de latere soorten wat vervroegd waardoor heel wat soorten gelijktijdig in bloei staan en het echt opvalt hoeveel magnolia’s er wel aangeplant staan in de Vlaamse tuinen. En terecht want magnolia’s zijn gemakkelijke, gezonde planten die naargelang de groeikracht van de soort kunnen toegepast worden in zowel de kleinere als de grotere tuinen.
Botanisch
De magnolia's of beverbomen zijn een geslacht uit de familie van de
In het wild groeien magnolia's in het zuidoosten van Azië, in het zuidoosten van de Verenigde Staten, in Midden-Amerika en nog enkele soorten groeien in Zuid-Amerika. In Europa heeft men dan weer fossielen van magnoliasoorten teruggevonden, waardoor we weten dat magnolia's hier vroeger ook tot de inheemse soorten behoorden. De bloembouw van de magnolia's komt overeen met deze van de oudst bekende fossiele bloemen, wat erop duidt dat dit geslacht zo'n honderd miljoen jaar geleden moet zijn ontstaan.
Dat maakt dat deze bomen de eerste zouden zijn geweest die voor hun voortplanting gebruik maakten van bloemen. Dit merk je ook aan de merkwaardige kegelvormige en schubbige vruchten die wat doen denken aan een dennenkegel. Momenteel is hij vooral in trek als tuin- en parkboom.
Standplaats
Hoewel de meeste magnoliasoorten die courant in de handel voorkomen winterhard zijn worden ze toch best op een beschutte plek aangeplant. Dit is enerzijds om te voorkomen dat deze windgevoelige planten schade zouden oplopen bij stormweer en anderzijds om de vroege bloemen te beschermen tegen late vorst, die de prachtige bloemen op één nacht tijd kan veranderen in bruine bevroren bloemen.
Ook de wintergroene soorten doen het beter op een plekje beschut voor de koude noordoostenwinden. De meeste magnolia’s groeien best op een lichtzure, humusrijke, goed waterdoorlatende bodem. Bij het planten kan de grond best vermengd worden met een deel potgrond voor zuurminnende planten. Enkele soorten doen het beter in neutrale tot licht alkalische gronden (raadpleeg het etiket) en kunnen gewoon in goede tuinaarde geplant worden.
Onderhoud
De magnolia is een vrij oppervlakkig wortelende plant. Daarom kan het nodig zijn om in het jaar van de aanplant tijdens droge periodes wat extra water te geven aan de jonge plant. Vanwege zijn oppervlakkig wortelgestel verdraagt hij slecht grondbewerkingen in zijn dichte omgeving. Zorg in de eerst jaren voor een goede vormsnoei. Te veel naar binnen groeiende takken mogen weggeknipt worden. Dode takken worden weggesnoeid tot op het gezonde hout. Eens goed aan de groei hoeft er niet meer gesnoeid te worden.
Wordt de struik toch te groot, of wil u nadien toch nog gaan vormsnoeien, dan kan dit best gebeuren na de bloei. Hou er dan wel rekening mee dat de plant het jaar erop minder uitbundig zal bloeien en de neiging zal hebben om extra veel waterloten (snelgroeiende verticale scheuten) te vormen, die in het daaropvolgend jaar best worden weggesnoeid of met één derde worden teruggesnoeid.
Courante (voldoende winterharde) soorten
Magnolia kobus : deze soort wordt ook wel boommagnolia genoemd. Deze relatief traaggroeiende boom kan tot 12 meter hoog worden en vormt op latere leeftijd een brede ronde, halfopen kroon. Bloeit in april met grote, witte en geurende bloemen. Hoe ouder de boom wordt hoe rijker de bloei.
Magnolia grandiflora: de laatste jaren is ook de wintergroene magnolia erg in trek. Omdat hij niet volledig winterhard is geeft hij de voorkeur aan een beschutte, zuidelijk georiënteerde groeiplaats. De beschutting zorgt er voor dat hij minder last heeft van de wind, anders durft hij door zijn ondiep groeiend wortelgestel en zijn groenblijvende kroon weleens scheefwaaien. De boom heeft een onregelmatige, koepelvormige groeiwijze en stijve, bruin wollige takken. De glanzend donkergroene bladeren zijn smal en tot 25 cm lang en onderaan licht behaard met oranje pluis dat in de loop van het jaar afslijt. Vanaf juli tot diep in de herfst verschijnen geleidelijk de grote, rechtopstaande sterk geurende, witte bloemen, gevolgd door grote, eivormige, viltig behaarde vruchtkegels die bij rijping openspringen.