Ketensamenwerking werkt als alle deelnemers er beter van worden
Tijdens de Agro Expo-beurs in Roeselare organiseerde de producentenorganisatie voor varkenshouders VPOV een seminarie met als titel ‘Nadenken over je afzetstrategie’. CEO Francis King van Ter Beke pleitte er voor meer samenwerkingsverbanden tussen retail, verwerking, boeren en mogelijk ngo’s. Twee Nederlandse sprekers lieten hun licht schijnen over de voor- en nadelen van het integratiemodel zoals dat in Spanje gangbaar is.

Er wordt dus weer even verdiend. Boeren gebruiken geld en energie voor modernisering, uitbreiding of – helaas geen zeldzaamheid – het inlopen van eerder ontstane achterstanden bij bijvoorbeeld de veevoederindustrie. De vraag naar varkens is dus groot. Het tekent wellicht de harde strijd die momenteel gevoerd wordt om de vleesvarkens, waardoor 1 van de aangekondigde sprekers, aankoopmanager Peter De Groote van Tönnies, 1 van de grootste slachterijen van Europa, afzegde.
Maar een dak repareer je best als het droog is, legde CEO Francis Kint van vleeswarenproducent Ter Beke uit tijdens het seminarie. “Ik geloof in ketensamenwerking, omdat ik heb gezien dat het kan werken.” In zijn betoog greep Kint vooral terug op zijn tijd als grote baas van Vion, een Nederlandse concurrent van Tönnies. Vion maakt rundvlees en varkensvlees.
Geloofwaardige concepten
Een belangrijk ingrediënt naar de toekomst van de varkensketen toe, ligt in de visie van Kint in het ontwikkelen van concepten, mét andere partners. Vion was betrokken partij bij het ontwikkelen van het Beter Leven keurmerk. Cruciaal was de betrokkenheid van de Dierenbescherming, aldus Kint. “Het is een organisatie die bij veel Nederlanders respect geniet, die geloofd wordt. Als zij een systeem gericht op dierenwelzijn ondersteunen, dan moet het toch wel goed zijn.” Tot zover de geloofwaardigheid. Maar ook de afzet moest geborgd. “Net zo goed was het belangrijk dat een retailer zich achter het programma schaarde. Economisch moet het kloppen.”
Houd het simpel
CEO Johan Dekeyzer van Dekeyzer-Ossaer, een vleesverwerker uit Koekelare, voegde enkele belangrijke elementen toe aan het betoog van Kint. “Houd het simpel. Samenwerking wordt moeilijker als je dat moet doen met heel veel partijen.” Als je een concept uitrolt, moet je dat doen met een verhaal. “Storytelling is ontzettend belangrijk. Transparantie is een troef. Vertel wat je doet, en doe wat je zegt.”
Integratie, de Spaanse weg
VPOV nodigde ook 2 Nederlandse varkenshouders uit die hun bedrijf hebben uitgebreid met Spaanse vestigingen: Guus Hoefnagels van varkensbemiddelaar Interporc, en Marc Nabuurs die zo’n 180 km ten zuiden van Barcelona een zeugenbedrijf heeft. Hoefnagels stelde vast dat wereldwijd integraties sneller groeien dan bedrijven in het vrije ondernemerschap. De Spaanse varkenshouderij groeit al jaren als kool, en deze groei is voor een groot deel toe te schrijven aan grote, moderne integraties. In Spanje was de verhouding lang fiftyfifty, maar intussen komt 80% van de Spaanse varkens uit integraties.
Was Spanje lang net iets meer dan zelfvoorzienend, inmiddels gaat 55% van het vlees de grens over. Bedrijven met 4.000 zeugen of 8.000 vleesvarkens zijn geen uitzondering meer. Lang was de grote groei vooral een Catalaans verhaal. Nog altijd wordt meer dan 40% van de varkens in deze aan Frankrijk grenzende deelstaat geslacht. Maar de deelstaat zit ook vol, er ontstaat mestproblematiek, en dus verschuift de sector naar Aragon en Midden-Spanje. De regering heeft al bepaald dat ze ingrijpt als Spanje de grens van 60 miljoen varkens overschrijdt. Dat betekent dat er nog ruimte is voor circa 6 miljoen varkens.
Het is moeilijk opboksen tegen de Spanjaarden. Ze werken volgens Hoefnagels tegen productiekosten van 1,05 - 1,07 euro per kg. De biggenprijs is zo’n 43 tot 45 euro op 20 kg. Kun je daarvoor produceren, dan overleef je.
Veel bedrijven werken met vaste prijzen, die voor 3 tot 5 jaar vast liggen. Ook wordt veel vastgezet op minimum- en maximumprijzen. Nabuurs vindt het werken met vaste prijzen, waar hij al zo’n 10 jaar voor kiest, rustgevend. “Je wordt niet afgeleid door de vraag of je wel of niet moet verkopen. Je kunt je richten op bioveiligheid, het technisch resultaat en de kostprijs. Je bent optimaal boer. In jaren met hoge prijzen, is het even slikken, maar als de prijzen laag zijn... je begrijpt me.”