‘La vie est belle’ kiest voor bio én vegetarisch
Als jong koppel vertrokken Stefaan Deraeve en Katrien Steeman als verplegers naar Rwanda. Ze leerden er noodgedwongen vegetarisch eten, en deelden hun recept met vrienden. Van het een kwam het ander, en inmiddels maakt hun bedrijf ‘La vie est belle’ alweer bijna 30 jaar vegetarische en biologische producten. Dat laatste is geen bijzaak. “Van grondstof naar grondstof, dat is de kern”, aldus Stefaan in een interview.
De biologische landbouw groeit, en datzelfde geldt voor de verwerking. ‘La vie est belle’ in het West-Vlaamse Oostkamp groeide de laatste jaren flink door en telt inmiddels 25 werknemers. Het bedrijf maakt falafels, burgers en koeken van plantaardige oorsprong. Zo worden voor de burgers erwten en hazelnoot gebruikt. In de lenteburger is zelfs een combinatie van warmoes, spinazie en cashewnoot. De grondstoffen zijn praktisch allemaal van Belgische bodem.
“Duurzaamheid wordt steeds belangrijker voor de consument”, stelt oprichter en algemeen directeur Stefaan Deraeve vast. “De laatste jaren groeit de vraag enorm. Zeker als gezinnen kinderen krijgen en meer gaan nadenken over de voeding…” Wie zulke toch vrij exotische producten maakt, heeft vast een achtergrond in de voedingstechnologie of marketing? Toch niet, want Stefaan is van opleiding verpleger.
Verzorgende ondernemer
“Ben ik een verzorgende ondernemer, of een ondernemende verzorger”, lacht hij. In elk geval lijkt hij al enige tijd een man met een missie. Als student verpleegkunde liep hij samen met zijn vrouw stage in Rwanda. Ze werden verliefd op het land en het idee om in de woestenij een gezondheidskliniek op te zetten. Nadat ze hun studie afrondden, keerden ze terug, met een 7 maanden oude baby onder de arm, naar een bergachtige regio van het land.
“Rwanda zat achteraf tussen 2 genocides in. Er was een grote genocide in de jaren ’60, en een veel bekendere in 1994. Het land was toen, in 1982, straatarm. Exportmogelijkheden waren nihil en het land had en heeft geen grondstoffen. Wat thee- en koffieplantages en daarbij hield het wel op. Ik was natuurlijk jong en onbezonnen, maar spijt heb ik zeker niet. Ik voelde een verantwoordelijkheid en nam die. Daar ben ik trots op.”
Gemakkelijk was het niet. De kliniek kwam in een dunbevolkte regio met 80.000 mensen. “Er waren 1 arts en 4 verpleegkundigen, waaronder dus ik en mijn vrouw. Dagelijks deed elke verpleegkundige 100 consultaties per dag. Gelukkig had ik na mijn studie tot verpleger nog een jaar tropische geneeskunde gestudeerd in Antwerpen. Daar leerden ze je over tropische ziekten, en hoe die met beperkte middelen te bestrijden.”
Deraeve leerde er de ‘3 minuten consultatie’. “Het is een snelle beslissingsboom niet om te bepalen wat iemand heeft, maar hoe ernstig ziek iemand is. Elke verpleegkundige stuurde circa 15 patiënten door naar de dokter, om het behapbaar te houden.” Deraeve en zijn vrouw vertrokken met een periode van 6 jaar in het achterhoofd maar keerden na 2 jaar terug. Een ander verplegerskoppel volgde hen op. “Het was lastig om onze dochter op te voeden. Ze was het enige blanke kind. La pièce unique, zeg maar. Ze mocht alles doen, kwam overal mee weg.”
Toevallige switch
naar voedingTerug in België ging Stefaan Deraeve aan de slag in de psychiatrische verpleging. Het was nog een vrij nieuw terrein. Het kind werd niet langer gezien als de dupe van zijn gedrag, maar het gedrag werd verklaard door naar het systeem te kijken, , bijvoorbeeld naar hoe een gezin functioneert. “Het was prachtig werk. We besloten dat Katrien thuis bleef, om voor de kinderen te zorgen. We zouden dus met een wedde voortdoen.” Maar dat veranderde, vrij toevallig, al snel.
“In Afrika hadden we geleerd om vegetarisch te eten. Uit noodzaak, want er was geen vlees. Omdat we voedingsleer hadden gehad tijdens de opleiding, lukte het wel om zonder vlees toch een gezonde maaltijd te bereiden. Toen we terugkeerden, vroegen mensen daar wel naar… Mijn vrouw kookte dan wat voor ze en op een gegeven manier vroeg de eigenaar van een bakkerij, De Trog in Brugge, of ze niet kon gaan leveren.”
Dat deden ze, met biologische ingrediënten. De keuze voor biologisch heeft alles te maken met de visie achter het bedrijf. “We zijn geinspireerd door de Amerikaanse milieu-activist Michael Baumgart en diens boek Cradle to Cradle (‘Van wieg tot wieg, red). Hij ketende zich overal bij bedrijven vast uit protest tegen het gebruik van niet hernieuwbare grondstoffen. Fabrieksdirecteur boos, politie keer op keer in de weer…. Totdat een fabrieksdirecteur hem vroeg om te komen praten in de directiekamer. Hij vroeg: ‘wat is je alternatief?’”
Baumgart begreep dat de vraag terecht was, en maakte er zijn levensmissie van om een antwoord te vinden. Op zo ongeveer elk terrein moeten we volgens hem cyclisch denken. “Ik geloof daar echt in”, zegt Stefaan Deraeve. “De biologische landbouw staat het dichtst bij die filosofie, en dus wil ik die ondersteunen. De basis van bio: van grondstof tot grondstof. Pas op, ik zeg niet dat de rest verkeerd bezig is, maar ik geloof in de aandacht die de biologische sector heeft voor de bodem. De bodem wordt bijna als het menselijk lichaam behandeld. Je werkt zo min mogelijk preventief of curatief, maar vooral aan immuniteit.”
De bakkerij bracht de producten aan bij meer vestigingen, en uiteindelijk stapte Deraeve in het bedrijf. In de weekends bleef hij toch als verpleger werken om de rekeningen te kunnen betalen. Al snel bleek die angst ongegrond. Het tij zat mee, vegetarisch en bio groeiden. “Het ondernemen is me goed bevallen. Je bent steeds bezig met je product, bepaalt zelf welke richting het uitgaat…”
Vegetarisch,
maar niet tegen vlees
Keuze voor biowinkels