Startpagina Schapen

Overwennen of kunstmatige opkweek van lammeren

De aflamperiode is momenteel op de meeste schapenbedrijven al een eind gevorderd. In de ideale situatie heeft elke werpende ooi een mooi gevulde uier en hebben de pasgeboren lammeren voldoende melk om al na een paar dagen zonder veel extra zorg de grote stal of de wei te kunnen intrekken. Geregeld komen er tijdens de geboorteperiode echter gevallen voor waarbij de ooi-lamrelatie op een of andere manier verstoord is.

Leestijd : 8 min

Een verstoorde relatie tussen een ooi en haar lam kan voorkomen in verschillende omstandigheden.

Afwijkende situaties

Het kan voorkomen dat de ooi haar eigen lam(meren) niet erkent. Er kunnen uierproblemen zijn of een gebrek aan melk, of er zijn te veel lammeren en er is te weinig melk, of er zijn kleine/zwakke lammeren die in de verdrukking komen.

Hoe komt het dat een ooi haar eigen lammeren niet erkent? Een ooi (h)erkent en aanvaardt haar eigen lammeren in eerste orde op basis van geur, maar ook visueel en op basis van geluid (geblaat). De geurbinding ontstaat onmiddellijk na de geboorte bij het aflikken. Als een ooi werpt in een grote stal, dan kunnen bij meerlingen de lammeren op verschillende plaatsen geboren worden of ook op hun zoektocht naar een/de uier afdwalen. De moeder bekommert zich om één lam en wanneer na verloop van tijd het tweede of derde lam bij deze moeder terugkomt, kan het soms verstoten worden en niet mogen zuigen.

Moeder-lambinding versterken

Om de moeder-lambinding zo sterk mogelijk te maken, is het zeer aangewezen dat de ooi met haar kroost bij het werpen in een (relatief) klein aflamhokje (1.5 x 2 m) geplaatst wordt en er evenredig met de worpgrootte 1 of meerdere dagen in blijft (1 lam = 1 dag; 2 lammeren = 2 dagen…). De constructie van het hokje moet gesloten zijn, zodat de jonge lammeren ook niet kunnen ontsnappen, want ook zo kan de prille ooi-lambinding verbroken worden. Een ooi, die een lam niet erkent, kan men proberen te dwingen om het toch te laten zuigen door de ooi vast te zetten. Idealiter fixeert men dan de moeder in een bindsysteem, met de kop buiten het hok, zodat ze de zuigende lammeren niet kan zien of ruiken. Als de moeder vaststaat en de lammeren zijn viriel, dan zal het lam dat niet geaccepteerd wordt snel doorhebben dat, als het wel geaccepteerde lam mag zuigen, het mee kan aanschuiven, buiten het gezichtsveld van de moeder.

Een alternatieve mogelijkheid is ook te proberen om de lammeren door het verstuiven van een geurstof op hun vacht ‘gelijk’ te laten ruiken, zodat de moeder ze wel samen aanvaardt. Dat is echter niet altijd succesvol, omdat er ook visuele herkenning is. Dergelijke geurstoffen zijn in de handel te vinden.

Oplossingen bij gebrek aan melk

Situaties van melkgebrek kunnen verschillende oorzaken hebben. Het kan zijn dat door uierontsteking één uierhelft (of de ganse uier) van de ooi niet meer productief is. Het kan ook voorkomen dat er te weinig melkproductie is (bijvoorbeeld bij oudere ooien), of dat het om een te grote worp gaat in verhouding tot de melkproductie. In deze gevallen kan men ofwel een lam wegnemen of kan men enkele keren per dag de lammeren met de fles bijvoederen. De gewenning aan de kunstspeen moet echter van bij de geboorte gebeuren en sommige lammeren weigeren categoriek om aan de fles te drinken, eens ze met de tepel kennisgemaakt hebben. De weggenomen lammeren worden dan met kunstmelk opgekweekt of men probeert ze over te wennen (zie verder).

Biestopname

Biestopname kort na de geboorte is voor de overlevingskansen van de lammeren cruciaal. Biest (colostrum) bevat allerhande antistoffen die het lam bestand maken tegen infecties gedurende de eerste levensmaanden. Deze antistoffen komen gedurende de eerste levensdag door de darmwand in het bloed terecht en beschermen zo het lam. Deze diffusie van antistoffen uit de biest naar het bloed wordt na 24 uur reeds een stuk lager en is 48 uur na de geboorte voorbij. Een lam, dat geboren wordt, heeft in het bloed geen antistoffen (=afweermiddelen) tegen infecties. De weerstand (=immuniteit) tegen diverse aandoeningen wordt bij de geboorte door opname van biest passief opgebouwd. In de eerste levensmaanden zal het lam dan zelf geleidelijk actief weerstand opbouwen. Een lam dat geen of onvoldoende biest krijgt, is ten dode opgeschreven.

Een lam neemt in functie van het gewicht liefst een 400 cc biest op gedurende de eerste levensdag. Zwakkere, kleinere of minder levenslustige lammeren kan men in de eerste uren na de geboorte ook helpen om de tepel te vinden, zodat ze tijdig biest opnemen. Melkopname is ook belangrijk als energiebron voor de eigen opwarming van het pasgeboren (en nog natte) lam.

Een lam dat te zwak is om in de eerste levensuren zelf aan de uier te drinken, kan men met een sonde 50 cc biest opgieten. Men moet er wel op letten dat de sonde wel degelijk in de slokdarm en niet in de luchtpijp terechtkomt, want melk in de longen is fataal voor het lam.

Biestvervangers

Is er bij de geboorte te weinig of geen melk, dan moet, zeker bij meerlingen, snel voor een alternatieve biesttoediening gezorgd worden. Men kan hiervoor schapen-, koeien- of kunstbiest gebruiken.

Het principe is dat de eerste biest de hoogste kwaliteit heeft en de meeste antistoffen bevat. Sommige schapenhouders proberen bij een misgeboorte de moeder toch te melken en die eerste biest dan in te vriezen voor later gebruik. Een goed principe is dat op een schapenbedrijf, in samenspraak met een melkveebedrijf, altijd een aantal dosissen koeienbiest in de diepvries bewaard worden voor noodgevallen. Ook hier kan het het best biest van een eerste melkbeurt opslaan.

Biest uit de diepvriezer moet langzaam ontdooid worden au bain-marie en geleidelijk opgewarmd worden tot 35 °C. Ontdooien in de microgolf doet de eiwitten neerslaan en vernietigt de antistoffen. Indien het lam niet bij de moeder kan drinken, geeft men het gedurende de eerste levensdag in 4 beurten telkens 100 cc biest. Kleine lammeren (bijvoorbeeld van 2 kg ) zullen met 70cc biest per beurt genoeg hebben.

Indien geen schapenbiest of koeienbiest beschikbaar is, kan kunstbiest gebruikt worden. Die is in de handel beschikbaar als (op te lossen) poeder. De gebruiksaanwijzing volgen is hier belangrijk. Soms hoort men klachten omtrent de concentratie aan antistoffen in kunstbiest. Deze concentratie kan gemeten worden met een refractometer, die in de handel te vinden is. Dit apparaat kan uiteraard ook gebruikt worden om de kwaliteit van koeienbiest te meten.

Bijvoederen of kunstmatige opfok

Als de lammeren 2 dagen oud zijn, kan voor het bijvoederen bij de moeder of voor de opkweek van moederloze lammeren overgeschakeld worden op kunstmelk. Er is specifieke kunstmelk voor lammeren beschikbaar in de handel. Het is een vrij duur product, vandaar dat sommige schapenhouders ook bijvoederen met koemelk. Koemelk is evenwel minder geconcentreerd (bevat minder vet en eiwit) dan schapenmelk.

Kunstmelk kan men voederen via de lambar of met de fles. In de lambar is melk continu ter beschikking. Moederloos opgekweekte lammeren kan men spenen op een leeftijd van 8 weken of/en als ze minstens 15 kg wegen. Als men onbeperkt melk ter beschikking stelt, dan drinken ze vóór het spenen tot 2.5 à 3 l kunstmelk per dag. Dat is helemaal niet nodig en is zeer duur. Geeft men gedurende 8 weken kunstmelk a rato van 2 l per dag, dan kost dit ongeveer 70 euro, als je rekent aan de huidige kunstmelkprijzen. Dit is een pijnlijke zaak voor de bedrijfsrendabiliteit. Daarom is het een goede methode – zoals is gebleken uit onderzoek en eigen ervaring – om de kunstmelk te beperken tot maximaal 1 l per dag (4 beurten van 250 cc) . Zo kan men de kost voor kunstmelkpoeder halveren.

De groei is goed en de lammeren leren zeer snel hooi of voordroog en krachtvoeder opnemen. Zo verloopt het spenen ook zonder problemen. Een algemene suggestie is trouwens om jonge lammeren al vanaf 1 week ouderdom hooi ter beschikking te stellen en om ze vanaf 10 à 14 dagen krachtvoeder (kleine korrel) aan te bieden.

Er is mogelijk ook een alternatief: sommige schapenhouders houden enkele melkgeiten, waar ze dan de overtal lammeren bij plaatsen. Dat lijkt bij sommige schapenhouders vrij goed te lukken.

Overwennen

Als alternatief voor het kunstmatig opkweken kan men proberen om de moederloze lammeren over te wennen. Dit wil zeggen ze door een andere ooi te laten opkweken, bijvoorbeeld door een ooi die maar één lam heeft of door een ooi, waarvan de lammeren dood zijn bij de geboorte.

Overwennen vraagt ervaring en lukt niet altijd. Het moet gebeuren op het moment dat de toekomstige pleegmoeder werpt. Als 2 ooien gelijktijdig werpen en de lammeren zijn nog nat en niet afgelikt, loopt overplaatsen van de ene moeder naar de andere vrij vlot en is het meestal succesvol. Wil men een lam van enkele dagen oud bij een werpende ooi bijplaatsen, dan vraagt dit de nodige kennis en ervaring.

Om een lam over te plaatsen mag de werpende ooi haar eigen lam nog niet besnuffeld of afgelikt hebben. Het overplaatsen lukt dus alleen wanneer men bij de geboorte aanwezig is. Bij de geboorte wordt het eigen lam onmiddellijk weggenomen. Het over te wennen lam wordt met lauw water en zeep volledig gewassen om de eigen geur weg te nemen. Dan wrijft men het in met het slijm en bloed van de vruchtvliezen van de werpende moeder en het geboren lam. Men bindt de 4 poten van het lam samen en legt het zo bij de pleegmoeder. Om het aflikken te stimuleren, kan men op het lam ook een kleine hoeveelheid keukenzout strooien. Laat deze ooi het lam gedurende een tiental minuten aflikken, maak dan de poten los en meestal zal het lam dan proberen te zuigen. Als de moeder dit toelaat is al een flinke stap gezet; pas nadien (na opnieuw een tiental minuten) zal men het eigen lam bijbrengen, zodat de ooi ook dit kan aflikken.

Als deze procedure gevolgd wordt, zullen de meeste ooien beide lammeren aanvaarden en verder opkweken. Toch zullen sommige ooien na enkele dagen toch nog onderscheid maken en het ‘vreemde’ lam niet meer laten zuigen. Het karakter en de zorgzaamheid van de moeder is hier belangrijk. Er bestaan ook geurstoffen (onder andere vanillegeur) om de beide lammeren zoveel mogelijk gelijk te laten ruiken en om de acceptatie op die manier toch te laten doorgaan.

Succes is niet altijd verzekerd, maar overwennen kan heel wat kosten en werk voor kunstmatige opfok besparen. Een aandachtspunt de eerste dagen na het overwennen is dat er voldoende melk moet zijn voor beide lammeren. Een ooi, die maar één lam verwacht, heeft een minder goed voorbereide uier dan een ooi die een meerling verwacht. Na enkele dagen is ook hier de melkgift gestimuleerd en meestal voldoende om beide lammeren vlot te laten doorgroeien.

Slot

Ideaal is dat alle lammeren bij hun moeder voldoende melk vinden om ongestoord te kunnen groeien. Geregeld komen er echter probleemsituaties voor waarbij voor de lammeren een oplossing gezocht moet worden, hetzij via overwennen, hetzij via bijvoederen. Het is een leerproces om dit vlot te laten verlopen, maar ook om de bijkomende kosten zo laag mogelijk te houden.

André Calus

Lees ook in Schapen

Hoe bereid je de aflamperiode goed voor ?

Schapen Op sommige bedrijven zijn de eerste lammeren al geboren, maar voor de meeste bedrijven vinden de geboorten plaats tussen half februari en april. De geboorteperiode is de meest delicate, maar ook de belangrijkste periode voor een schapenbedrijf. Het aantal lammeren is bepalend voor de rendabiliteit, maar het moeten wel levende en finaal verkoopbare lammeren zijn.
Meer artikelen bekijken