Startpagina Schapen

Vleesschapen- en rosé vleeskalverhouder Hendrik de Leeuw: ‘Belgische schapenfokkers betalen nog goed’

Na vele omzwervingen over de wereld voor het grote Duitse auto-onderdelenbedrijf Bosch, kwam Hendrik de Leeuw in 2012 toch weer thuis op de boerderij in het Nederlandse Alphen. Met veel passie is hij sindsdien weer volledig vleeslammerenproducent en rosé kalverhouder. “Voor het geld moet je dit beroep niet doen, het is hard werken en relatief weinig verdienen”, aldus Hendrik.

Leestijd : 10 min

A l eeuwenlang is er een grote familie De Leeuw-tak in de omgeving van Alphen. Alphen ligt in het midden van Nederland in het Land van Maas en Waal, een agrarisch gebied dat tussen de grote Nederlandse rivieren de Maas en de Waal ligt. Bij aankomst zegt Hendrik dat hij slechts zo’n 3,5 uur geslapen heeft, omdat veel ooien moesten aflammeren die nacht. “En ik wil geen lammetje verloren laten gaan, dus blijf ik gewoon wakker, zo lang het nodig is.”

De opa en oma van Hendrik de Leeuw hadden een gemengd bedrijf aan de overkant van de weg, waar Hendrik en zijn Japanse vrouw Kinu momenteel boeren. Hendrik: “Mijn opa was wel slim, die was zowel boer als verzekeringstussenpersoon. De oudste zoon nam dit bedrijf over en mijn vader ging bij een oom en tante op de boerderij werken. Helaas heeft mijn vader vanaf zijn puberteit altijd last gehad van de ziekte van Crohn.”

Stal terugverdiend en nog geld over

De grond van de boerderij waar de familie De Leeuw nu woont aan de overkant van het voormalige ouderlijk bedrijf, werd in de jaren 60 gekocht door vader Jan de Leeuw. Meteen bouwde hij een voor die tijd grote vleeskuikenstal van 53 x 12 m. Daarna bouwde hij eigenhandig een vleesvarkensstal voor 70 vleesvarkens. Hendrik: “Die eerste ronde vleesvarkens verkocht hij zo goed dat hij in één keer de stal had terugverdiend en zelfs nog een paar duizend gulden overhield. Dat smaakte uiteraard naar meer. Vandaar dat hij begin jaren 70 de grote vleeskuikenstal ombouwde naar een varkensstal voor 530 vleesvarkens, waardoor hij in één keer een vleesvarkensbedrijf met 600 vleesvarkens had.”

Midden jaren 80 begon vader De Leeuw ook met 15 vleesstieren, naast de 600 vleesvarkens. Hendrik: “Omdat mijn vader aan de ziekte van Crohn leed, hielpen mijn 2 broers en ik uiteraard veel mee op de boerderij. Ik deed in die tijd de varkens. Mijn jongste broer vond plezier in het houden van vleesschapen. Hij had zo’n 30 vleesooien van het ras Texelaar. Die schapenbusiness vond ik ook wel leuk.”

Rond 1992 ging de helft van de vleesvarkens weg en in de plaats kreeg de familie De Leeuw een vergunning voor zowel een kleine 100 fokooien als voor zo’n 100 vleeskalveren en nog wat vleesvee. Dus werd de halve varkensstal in 1992 vervolgens weer omgebouwd naar een vleeskalverenstal voor 100 vleeskalveren. In 1998 werd de varkenstak beëindigd.

Baan Bosch opende de wereld

De vader van Hendrik stimuleerde zijn zonen altijd om te studeren. En Hendrik kon erg goed leren. “Dus ging ik in 1988 naar de Technische Universiteit in Eindhoven. Daar heb ik, met goed gevolg, Werktuigbouwkunde gestudeerd. Ik wilde eigenlijk dierenarts worden, maar ik ben toch blij dat ik voor deze studie gekozen heb. Als werktuigbouwkundige heb ik heel veel van de wereld gezien en ik kwam zo ook nog eens mijn Japanse vrouw tegen.” Eén jaar voor hij afstudeerde, nam hij in 1993, samen met zijn broers, het ouderlijke bedrijf over. De reden daarvoor was de ziekte van zijn vader. Hij studeerde af in 1994 en ging onmiddellijk werken bij de grote Nederlandse autoproducent VDL Nedcar uit Born. Voor en na deze fulltimebaan deed hij iedere dag ook een deel van het werk op de ouderlijke boerderij.

In 2000 kon hij carrière maken bij de business unit CVT (Van Doorne’s Transmissie) van het grote Duitse auto-onderdelenbedrijf Bosch, dat ook gevestigd is in het Nederlandse Tilburg. Hendrik: “Door deze baan ging echt letterlijk de wereld voor mij open.” In eerste instantie was hij van 2000 tot 2004 projectleider voor nieuwe klantenapplicaties in Tilburg, maar daarna zat hij tussen 2004 en 2006 als expat voor Bosch in het Amerikaanse Detroit. Zijn 2 broers runden ondertussen de boerderij in Nederland. Vanaf 2006 werd hij hoofd technische sales voor Bosch Tilburg en kreeg hij van zijn werkgever een aanstelling in Japan. Hendrik: “Ik woonde midden in de Japanse hoofdstad Tokio. Ik heb er voor vrijwel alle Japanse automerken ,zoals Toyota, Honda, Mitsubishi, Nissan, Mazda en Suzuki, gewerkt en zelfs ook voor trekkerfabrikant Yanmar. Ik vond het overigens heerlijk in Azië, je hebt zo’n enorme dynamiek daar.” Hendrik leerde er tevens Kinu kennen, ze zijn inmiddels getrouwd.

Fulltimeboer

Toch miste hij, ondanks de dynamiek in Azië, het boerenleven. Hendrik: “Ik ging dit op den duur écht heel erg missen. In 2012 kon ik mijn expatcontract niet meer verlengen en dat deed mij besluiten om terug te gaan naar de business unit in Tilburg in Nederland.”

Het jaar voordien was de maatschap met zijn broers ontbonden. Vanaf 2012 moest Hendrik de boerderij fulltime alleen runnen. Hij werkte in die tijd 7 dagen per week van half 5 ‘s ochtends tot 10 uur ‘s avonds. In 2011 had de boerderij zo’n 70 ooien, 100 vleeskalveren en 3 ha land. Momenteel heeft de familie De Leeuw zo’n 100 rosé vleeskalveren, zo’n 135 fok-ooien en nog wat zogeheten ‘overhouders’. Het gaat om vleesschapen van het ras Blauwe en Witte Texelaars. Hendrik: “Het zijn nu allemaal stamboekdieren, mijn vader had voorheen ‘boeren Texelaars’. In 1989 begonnen we met stamboek Texelaars.” Ze gaan er ook mee naar nationale en regionale keuringen.

Een van de toprammenop het bedrijf van Hendrik de Leeuw.
Een van de toprammenop het bedrijf van Hendrik de Leeuw. - Foto: DvD

In 2020 hield zijn baan bij Van Doorne’s Transmissie op, onder meer omdat elektrische auto’s met een accu geen transmissie nodig hebben. En hij kon er met een gunstige regeling vertrekken. “Ik was inmiddels ook 50 jaar geworden en voor Kinu, die veel alleen op de boerderij was, was het ook leuker dat ik fulltime- boer zou worden. Mijn vrouw is nu kostwinner en ik verdien met mijn vleeslammeren en rosé vleeskalveren de vaste lasten terug”, zegt hij lachend.

Belgische fokkers betalen nog goed

De familie De Leeuw had dus 3 ha, maar kocht er in 2016 4,5 ha bij. Samen met het pachtland dat ze hebben, beschikken ze nu over zo’n 11 ha. De vleeslammeren gaan via een handelaar in Afferden naar Van Veen/Polderlam. De beste ooilammeren houdt Hendrik om er zelf mee te fokken. Goede slachtrijpe ramlammeren kan hij kwijt voor zo’n 200 euro (inclusief btw) per stuk, en de de allerbeste ramlammeren voor zelfs nog iets meer. Hij laat zijn ooien dit jaar voor het eerst laat aflammeren, omdat hij gemerkt heeft dat de prijzen gaandeweg het jaar steeds hoger worden. Hendrik: “Ik heb ze dus pas in november laten dekken, zodat ze laat aflammeren dit jaar.”

Het is momenteel aflammertijd voor familie De Leeuw, dus heeft Hendrik relatief weinig nachtrust. “En ik wil geen lammetje verloren laten gaan, dus blijf ik gewoon wakker, zo lang het nodig is.”
Het is momenteel aflammertijd voor familie De Leeuw, dus heeft Hendrik relatief weinig nachtrust. “En ik wil geen lammetje verloren laten gaan, dus blijf ik gewoon wakker, zo lang het nodig is.” - Foto: DvD

Omdat de Nederlandse schapenfokkerswereld vergrijst, staat de handel in fokmateriaal wel onder druk. “Belgische schapenfokkers betalen nog wel goed, want die willen altijd iets speciaals hebben”, aldus Hendrik. “Bij Belgische fokkers merk je dat de dikbilgedachte er nog in zit. Ook zijn deze fokkers kien op het type, dus bijvoorbeeld of de oortjes omhoog staan en of ze een mooie kop hebben en dergelijke.” De schapenboer zelf is minder kritisch, hij kijkt meer naar de afstamming, maar hij gebruikt wel het liefst rammen van een sterooi.

De Alphense schapenboer is voorzitter van het Nederlands Texels Schapenstamboek (NTS), afdeling Zuid-Gelderland in het rivierengebied in het midden van Nederland. Vandaar dat Hendrik net een rammenkeuring georganiseerd heeft in Kapel-Avezaath in de buurt van Tiel. Deze rammenkeuring ‘De Betuwe’ krijgt nationale inschrijvingen van Blauwe en Witte Texelaars. Hendrik: “Ook onze zuiderburen, en daar zullen er vast weer een aantal van aanwezig zijn, zijn van harte welkom als publiek!

Van proefbedrijf naar opfokker en mester

Naast schapen heeft de Alphense boer nog zo’n 100 rosé vleeskalveren. Toen hij in 1993 het bedrijf samen met zijn broers overnam, begonnen ze aanvankelijk als proefbedrijf voor melkpoederfabrikant Nutrifeed (toen onderdeel van Friesland Campina, nu van Denkavit). In totaal waren de broers zo’n 12 jaar lang proefbedrijf met de rosé vleeskalverentak. Hendrik: “Wij werkten op voergeldbasis en de PALI Group regelde de aanvoer en afzet van de vleeskalveren. Rond 2005 hield de proefstalstatus op en begonnen de broers met het opfokken van startkalveren voor de PALI Group. Ze kregen betaald per kalverplaats. Omdat de kalvermesters van minder bedrijven startkalveren willen – om het risico op ziekten te beperken – hield het opfokken van startkalveren in 2020 op voor de familie De Leeuw. Hendrik: “Sindsdien zijn wij kalvermesters. De starters – het gaat daarbij om jong rosé – die ik van de PALI Group krijg, breng ik in 8 maanden groot.”

Topresultaat dankzij goed team

De rosé kalveren krijgen een mengsel van maïs (aankoop), brok van mengvoerbedrijf De Heus en gehakseld stro. “Dit laatste is van belang om de structuur van de mest goed te houden”, aldus Hendrik. Als de kalveren 8 maanden oud zijn, gaan ze naar de slachterij. Het recente koppel had een gemiddeld geslacht gewicht van 185,5 kg. Hendrik: “Wat ik erg goed vind aan de PALI Group, is dat zij, samen met mij als kalverhouder en de voerleverancier, een echt team vormen om een topresultaat te behalen. Ze maken je deelgenoot van het succes door je serieus te nemen en door transparant te zijn over alle technische resultaten (en die worden ook gedeeld) en verbetermaatregelen. Ondanks het feit dat ik een relatief kleine kalverhouder ben, gunnen ze mij het echt.”

Als de kalveren 8 maanden oud zijn gaan ze naar de slachterij. Het recente koppel had een gemiddeld slachtgewicht van 185,5 kg.
Als de kalveren 8 maanden oud zijn gaan ze naar de slachterij. Het recente koppel had een gemiddeld slachtgewicht van 185,5 kg. - Foto: DvD

Voor de coronacrisis was de opbrengstprijs van rosé vlees 4 euro/kg. Tijdens de coronacrisis zakte dit in tot 2,5 euro/kg en nu is dat gestegen naar het dubbele, dus 5 euro/kg. “Maar gemiddeld genomen wordt er niet veel meer aan verdiend dan voor de coronacrisis, omdat mijn kostprijs flink is gestegen. Alles is duurder geworden, onder meer door de oorlog in Oekraïne. En je krijgt ook steeds meer kosten/controles, bijvoorbeeld een elektro-inspectie, ongediertebestrijding.”

Al is hij een kleine kalverhouder, Hendrik investeert zeker wel. In 2015 maakte hij de vleeskalverstal hoger en installeerde hij een nieuw ventilatiesysteem. De verse lucht komt nu over de voergang de stal binnen. “En ik vind het ook leuk om de stal aan te passen, omdat ik natuurlijk echt iemand ben van de techniek”, lacht hij.

Controleur met dikke Tesla

Hendrik verdient dus niet veel met zijn vleeslammeren en rosé vleeskalveren, omdat de kostprijs ook steeds hoger wordt. En schaalvergroting is geen optie, hij kan niet uitbreiden op de plek waar hij nu zit. Naar 500 of 1.000 kalveren groeien kan dus niet, al zou hij zo wellicht wel meer winst kunnen maken. Verder is Hendrik 52 jaar, dus heeft hij geen zin om nog grote investeringen te doen. De toenemende regelgeving baart hem ook zorgen en niet alleen dat. “Dan komt er hier weer een controleur – bijvoorbeeld voor elektrakeuring of SKV (Stichting KwaliteitsGarantie Vleeskalversector) enzomeer– en op zich is dat prima, maar als hij dan met zo’n dikke Tesla de dam in draait, dan denk ik: wat doe ik nou verkeerd? Hij in een dikke Tesla en ik kan net de kop financieel boven water houden. De maatschappij wil geen megastallen, maar ieder extra regeltje zorgt er juist voor dat de kleinere familiebedrijven ermee stoppen.”

Wat hem verder verbaast, is dat het alsmaar over stikstofbeleid gaat in Nederland. Hendrik: “Waar gaat het nou slecht mee door de stikstof? Er wordt alleen geroepen dat er te veel stikstof is, maar ik zie geen enkele data met welke natuur het nu slecht gaat. Het ontbreekt volledig aan objectieve feiten. Wat ik ook zie, is dat veel wetenschappers en onderzoekers rapporten schrijven voor de overheid, maar de resultaten c.q. uitkomst lijken vooraf al vast te staan, wat dus in het straatje van de overheid past. Volgens mij moet de overheid meer kijken naar natuurbehoud.” Het heeft volgens de Nederlandse boer meer zin om onderzoek te doen naar waar de natuur het slecht doet en waar goed, en op basis daarvan dan die natuur die minder goed gaat, te beschermen. “Maar dan wel op basis van feiten, niet op basis van ideologische wishful thinking.”

In Nederland rood, in Duitsland groen?

Wat hem zeer verbaast, is wat hij ziet als hij naar stikstofkaarten kijkt van Nederland en Duitsland van gebieden die aan elkaar grenzen. “Kijk zelf maar eens: wat in Nederland ‘rood’ kleurt (dus te veel stikstof), kleurt in Duitsland gewoon ‘groen’ (dus niet te veel stikstof). Hoe kan dat nou? Leg mij dat eens uit?” Wat de Europese Unie betreft is hij zeer kritisch wat betreft de overgang naar elektrische auto’s. Hendrik heeft natuurlijk jarenlang in de auto-industrie gewerkt. “Voor alle accu’s die nodig zijn, moeten wij de halve aarde omspitten, onder meer om aan lithium te kunnen komen. Verder moeten we ontzettend veel elektra hebben straks om alles te kunnen laten rijden en draaien. Als je kijkt wat deze transitie aan grondstoffen, moeite en energie kost, dan is het de vraag of alles op accu’s wel zo verstandig is. En zodra China, Taiwan binnenvalt – en die kans bestaat zeker de komende jaren – dan moeten wij als Westerse wereld China dus gaan boycotten en dan kunnen we lithium als grondstof wel vergeten.”

De Nederlandse boer is blij dat het Europees Parlement vorig jaar de wetgeving van eurocommissaris Timmermans, waarbij in 2030 verplicht 25 % van de landbouw biologisch zou moeten zijn, van tafel veegde. “Dat ik daar blij mee ben, is ook omdat biologische landbouw mijn inziens niet duurzaam is. Biologische boeren produceren namelijk veel minder per hectare en per stal en dergelijke. Het ‘bekt’ lekker bio, maar inmiddels zitten wij op 8 miljard mensen op deze aardbol en die willen wel allemaal eten. Als wij veel voedsel per hectare en per stal kunnen produceren op een efficiënte manier, dan hoeven wij de grote natuurgebieden op aarde niet om te spitten”, besluit hij.

Dick van Doorn

Lees ook in Schapen

Hoe bereid je de aflamperiode goed voor ?

Schapen Op sommige bedrijven zijn de eerste lammeren al geboren, maar voor de meeste bedrijven vinden de geboorten plaats tussen half februari en april. De geboorteperiode is de meest delicate, maar ook de belangrijkste periode voor een schapenbedrijf. Het aantal lammeren is bepalend voor de rendabiliteit, maar het moeten wel levende en finaal verkoopbare lammeren zijn.
Meer artikelen bekijken