Het Proefcentrum voor de Groenteteelt (PCG) deed de test voor de preiteelt (zie p. 10). Flandria-prei is de prei met het grootste omzetvolume op veilingen. Om dat label te mogen dragen moet de prei aan heel wat eisen voldoen. Nochtans blijkt die Flandria-prei in de supermarkten bijna niet terug te vinden, zo moest het PCG vaststellen.
Grootwarenhuizen vinden het label niet voldoende waarde hebben om het uit te spelen naar de consument. Nu, als het zijn waarde heeft naar de groothandel, is het allicht ook al goed.
Ook de herkomst van de prei in de winkel was niet altijd even duidelijk. Blijkbaar hecht de consument hier niet genoeg belang aan om de supermarkten te dwingen hier meer aandacht aan te besteden.
Op zich hoeft dat niet te verbazen. Het is immers al langer geweten dat de Belgische consument geen chauvinistist is, en zeker niet als het om geld draait. Ook de buitenlandse consument is niet altijd chauvinistisch; zo niet zou Vlaanderen niet zo veel exporteren.
In het vrijhandelsakkoord dat Europa met Canada tracht af te sluiten wordt de bescherming van een aantal streekproducten gegarandeerd, maar van de meerderheid niet. Essentie van een streekproduct is dat de herkomst wordt uitgespeeld in de marketing.
Het is een bekommernis die wellicht van weinig belang is voor het gros van onze Vlaamse land- en tuinbouwproducten. Wat appelen en peren betreft, is meer vrije markt een zegen. Maar organisaties zoals ABS en VAC tonen zich heel wat bezorgder over de veeteelt. Nu hebben het Witblauwrund en het Piétrain-varken ontegensprekelijk kwaliteiten waarop ze uitblinken, maar boeren zullen er in de toekomst meer dan ooit mee over moeten waken dat deze tot bij de consument geraken.