Binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) werken 36 vooral rijke landen samen. In een jaarlijks rapport stelt de organisatie vast dat subsidies circa 20% van de bruto-inkomsten van boeren in de EU uitmaken. Het percentage - dat in de jaren ‘80 nog dubbel zo hoog lag - is eigenlijk sinds 2009 nauwelijks veranderd.
Het percentage ligt lager dan bij bijvoorbeeld Zwitserland, Japan, Noorwegen of Zuid-Korea, maar duidelijk meer dan in bijvoorbeeld de VS (10%), China, Australië, Brazilië en Nieuw-Zeeland (0%) het geval is.
Beleidshervormingen
De OESO schrijft dat beleidshervormingen in de afgelopen 30 jaar ertoe hebben geleid dat fors minder subsidie aan boeren wordt verstrekt. Bovendien gaat steun nu veel minder naar productie en handelsverstorende maatregelen. Producenten hebben nu meer flexibiliteit om in te spelen op marktsignalen en hun productiekeuzes te maken, onafhankelijk van overheidsingrijpen. Tegelijk merkt de organisatie op dat steun nog altijd een groot deel uitmaakt van de bruto-inkomsten van landbouwers.
Terwijl de markttoegang voor landbouwproducten uit derde landen is verbeterd door het sluiten van bilaterale akkoorden, en de toegepaste importtarieven zijn verlaagd, kent de EU nog altijd licentiesystemen voor import en export, tariefquota en "special safeguard"-mechanismen. Met het laatste wordt bedoeld dat de EU bij een plotselinge instroom van producten, haar eigen productie tijdelijk beschermt met importmaatregelen.
Vergroening
De OESO stelt vast dat het beleid van de EU erop gericht is landbouwers te helpen de effecten van de opwarming van de aarde op te vangen. De organisatie is positief over de verplichte vergroeningsmaatregelen in de zogeheten Eerste Pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, en vrijwillige maatregelen die landbouwers kunnen nemen binnen de Tweede Pijler. Tegelijkertijd blijven een aantal lidstaten het gebruik van fossiele brandstof aanmoedigen, bijvoorbeeld met een aangepast, lager belastingtarief op diesel.
Naast het feit dat het beleid ingaat tegen duurzaamheidsdoelstellingen, leiden de maatregelen ook binnen de EU zelf tot een ongelijk speelveld. De OESO denkt dat het beleid van de lidstaten op dit gebied moet worden geharmoniseerd, en wel zo dat een einde komt aan de kortingen.
Regulering
De OESO roept ook op tot een meer consistent toelatingsbeleid op allerlei terreinen. Als voorbeeld noemt de OESO zaadcoatings, de bekende 'neonicotinoïden'. De lidstaten stemden voor een verbod, maar er zijn een aantal landen die een uitzondering hebben gekregen. Ook dit leidt volgens de OESO tot oneerlijke concurrentie, en het ondermijnt de geloofwaardigheid van het besluit dat de producten zo gevaarlijk zijn, dat ze moeten worden verboden.
De OESO stelt ook vragen bij de sterke groei van de betalingen vanwege risicomanagement-maatregelen, die onder de Tweede Pijler vallen. De totale som geld die wordt verstrekt meestal vanwege weersverzekeringen, is in 2018 verviervoudigd ten opzichte van een jaar eerder. De OESO vindt dat andere risicomanagementmaatregelen worden vergeten.
Soms zijn dergelijke maatregelen nodig, aldus de OESO, maar het ad hoc verstrekken van geld ondermijnt wel een volgens haar belangrijke verschuiving naar ex ante maatregelen. De dubbelzinnigheid verergert wanneer noodmaatregelen landbouwers die wel risicomanagementmaatregelen nemen, uitsluiten.
Jan Cees Bron