Startpagina Archief

Van waar komt het gevaar?

Welke ziekten verschijnen op het veld? Hoe garanderen we de gezondheid van de aardappel? Hoe spotten we ziekte op het veld? Wetenschappers vertelden op de contactdag aardappel aan het ILVO over de belangrijkste uitdagingen in de teelt. Telers kregen de kans om in debat te gaan.

Leestijd : 10 min

In de internationale aardappelhandel kent België een grote aardappelverwerkingsindustrie. In 2015 is er zo’n 4 miljoen ton aardappelen verwerkt. België is dan ook de grootste importeur van de consumptieaardappel. Door al dat transport is het echter mogelijk dat allerhande plagen en ziekten overkomen naar ons land. In dit artikel worden belangrijke ziekteverwekkers toegelicht.

Aardappelcysteaaltjes

Het allombekende aardappelcysteaaltje Globodera rostochiensis is nog niet vergeten of het minder voorkomende Globodera pallida is al in opmars. Wanneer je valplekken bemerkt in je gewas, bestaat de kans dat een van deze twee aaltjes de oorzaak is van de kleinere planten. Het is daarom nuttig te weten welke aaltjes er zijn op je perceel, zodat je een resistent ras kan kiezen. Rassen die resistent zijn voor G. rostochiensis zijn dat niet voor G. pallida, en rassen die resistent zijn voor G. pallida, zijn er slechts gedeeltelijk resistent voor. Wanneer populaties echter goed vermeerderen, zgn. virulente populaties, verliezen resistente aardappelrassen hun waarde.

Wortellesienematoden

Daarnaast is de wortellesienematode Pratylenchus penetrans terug van weggeweest. Dit aaltje reist met het pootgoed mee en is zelfs geen quarantainesoort. Net zoals bij aardappelcysteaaltjes zijn valplekken te merken in het perceel en donkere plekjes (lesies) op de wortel. P. penetrans komt weer meer voor doordat rassen met Globodera-resistentie rassen niet beschermd zijn tegen P. penetrans. Een andere reden is het feit dat er minder grondontsmetting gebeurt. Ook zorgt de opkomst van nieuwe gewassen zoals maïs en groenbemesters voor een toename.

Wortelknobbelaaltjes

Voor de teler is het ook belangrijk om wortelknobbels te herkennen. Voor Meloidogyne chitwoodi (maïswortelknobbelaaltje) en Meloidogyne fallax bestaat de meldingsplicht. Aangetaste aardappelen vertonen bobbels onder de schil.

De beste manier om nematoden te vermijden is door restaarde correct af te voeren. Het is ook mogelijk om de restaarde te behandelen, door het samen met oogstresten vier weken onder water te zetten of voor een uur te verhitten boven 60°C. Daarnaast is het reinigen van machines alvorens een veld of het bedrijf te betreden een must. Ten slotte is het noodzakelijk om met nematodevrij pootgoed te starten.

Om de populatie te verlagen zijn er verschillende opties: gewassen met korte teeltduur, resistente groenbedekkers, resistente aardappelrassen, onkruidbeheersing, verwijderen van opslag ...

Rot en verwelking

Dickeya was een groot probleem in 2008, maar dat is nu erg verminderd doordat in de pootgoedteelt de normen voor bacterieziekten verscherpt zijn. Pectobacterium is in 2016 het grootste probleem, met Pectobacterium carotovorum brasiliense (kort: Pcbrasiliense) als de belangrijkste ziekmakende soort. Deze variant werd voor het eerst ontdekt op aardappels in Brazilië.

In België zijn zes belangrijke soorten Dickeya en Pectobacterium vastgesteld. Allen veroorzaken ongeveer dezelfde symptomen. Verdere diagnose is dus noodzakelijk. Ze zorgen voor een vasculaire infectie die verwelking veroorzaakt, kunnen in verschillende ecosystemen vastgesteld worden (onder meer slootwater). Daarnaast zijn ze pectinolytisch, wat betekent dat ze het cement tussen de cellen afbreken, wat rot veroorzaakt in stengels en zelfs in nieuwgevormde poters. De pectinolytische eigenschap maakt dat planten er geen resistentie voor hebben. Verder zijn ze facultatief anaeroob: In vochtige bodemomstandigheden, bij afname van zuurstof in de bodem, kunnen ze nog schade aanrichten. Aerobe ziektemakers zullen dan weer wél afhaken. Ten slotte is de optimale temperatuur tussen 21°C en 32°C. Echter, hier zijn ook verschillen tussen soorten. D. solani is warmteminnend, terwijl Pcbrasiliense het goed doet bij lage en hoge temperaturen.

Nieuwe soorten agressiever

Niet al deze soorten zijn even schadelijk. P. atrosepticum, dat de klassieke zwartbenigheid veroorzaakt, en Pcbrasiliense blijken het meest schadelijk. De nieuwere soorten zoals D.solani en Pcbrasiliense zijn agressiever onder meer omdat ze beter kunnen zwermen (cellen verplaatsen zich eerder in zwerm in plaats van afzonderlijk), en beter biofilmen op en in de plantwortels kunnen vormen, wat zorgt voor een betere celvermeerdering. Via de wortels en de stolonen gaan ze naar de knol. Zie je rottende moederknollen en een verwelkende plant, dan zijn waarschijnlijk de nieuwe knollen al aangetast.

Bronnen en beheersing

Vlaanderen voert uit meer landen, vooral Nederland, pootgoed in. Hierdoor is er veel insleep van ziekte en kennen we zes ziektemakers. Daarom bestaat in het project van het Fonds voor Landbouw en Visserij een officiële bemonstering van de poters bij invoering van de moederpartij. Ook elke eerste inschrijving prebasis wordt bemonsterd. Verder is het mogelijk om bij elke partij vrijwillig te bemonsteren. Zijn er bij klasse E toch sporen van bacterieziekte op het veld, dan wordt nog een monster genomen. Bij positief resultaat wordt er verlaagd in klasse of zijn er uitvoerbeperkingen.

In deze onderzoeken worden specifieke stukjes bacterieel DNA opgespoord van D. solani, Pcbrasiliense en P. atrosepticum. Zo is onder andere gebleken dat 1 op de 4 ingevoerde moederpartijen uit Nederland bacteriezieke poters bevat.

Pootgoed in zakken worden het best overgeladen in kisten. Niet afkiemen en kiembreuk vermijden moet ziekteverspreiding tegengaan. Rotte poters kunnen best verwijderd worden zodat versmering vermeden wordt. Op het perceel is een goede structuur onder de 30 cm aangewezen. Aardappelen planten na maïs is dus uit den boze. Bij het planten hou je er best rekening mee dat de poters droog zijn en de bodem opgewarmd. Ten slotte moet de teler oppassen met beregenen, zeker met slootwater.

Wratziekte

Synchytrium endobioticum is de veroorzaker van wratziekte. Ze veroorzaken bloemkoolachtige wratten die beginnen aan de ogen van de knol. De wratten zijn lichtbruin, maar worden op het einde van het seizoen zwarter. De wratziekte kan verward worden met pseudowarts, maar dat treedt pas op na lange bewaring. Bovengronds zijn er zelden symptomen.

Mogelijke dreiging voor België?

De ziekte is in meer Europese landen vastgesteld, waaronder Denemarken en Duitsland. In Nederland is op 5 km van de grens met België wratziekte vastgesteld. Synchytrium is voor België een bedreiging omdat de kans op insleep met grond groter is. De schimmel overleeft in de grond via duursporen. Deze kiemen in nabijheid van de aardappel en infecteren tijdens het seizoen de ogen van de knollen. De ziekte kan zich verspreiden naar nieuwe percelen via geïnfecteerd pootgoed, gecontamineerde grond of mest met duursporen.

Binnen S. endobioticum kan men verschillende pathotypes onderscheiden. Dit zijn subtypes die bepalen wat de infectiviteit is tegen een bepaald aardappelras. Er zijn meer dan 40 pathotypes bekend. Tegen het pathotype nabij de Belgische grens zijn de late rassen Fontane en Bintje respectievelijk matig vatbaar en vatbaar. Innovator en Challenger zijn wel volledig resistent. Bij de 10 belangrijkste vroege rassen zijn enkel Sinora en Forza vatbaar.

S. endobioticum is een quarantaine organisme; er is dus meldingsplicht. De EU-gebaseerde vergoedingen in het kader van het Common Financial Framework for the Food Chain (CFF) zou de drempel tot melding moeten verlagen. De regulering schrijft verschillende maatregelen voor. Zo is de teelt op besmette percelen verboden totdat het perceel wratziektevrij wordt verklaard. Bij ziekte moet het pathotype bepaald worden. Onder normale omstandigheden kan het veld na 20 jaar terug getest worden op wratziekte. Onder bepaalde omstandigheden kan die periode verkort worden naar 10 of 5 jaar. Nog een andere maatregel is dat in omringende bufferpercelen enkel resistente rassen geteeld mogen worden.

Powadis project

Door het verhoogd risico voor België heeft ILVO in samenwerking met Inagro het Powadis project uitgevoerd. ILVO zal eerst het risico evalueren. Het risico op insleep is het grootst in de grensregio Mol en Lommel. Wordt de schimmel vastgesteld, dan gebeurt via moleculaire technieken identificatie en pathotypering. Er werd een zeer gevoelige techniek ontwikkeld om de aanwezigheid van de schimmel in de grond na te gaan. Ten slotte organiseert ILVO in samenwerking met het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) een survey in de risicogebieden. FAVV zal staalnames doen in de grensstreek rond Turnhout, Retie, Mol, Lommel en Neerpelt. De voorkeur gaat naar percelen van telers die in recente jaren aan beide kanten van de grens actief waren. Het perceel zelf moet recent beplant geweest zijn met een vatbaar aardappelras. ILVO heeft de grondstalen verwerkt met hun gevoelige techniek en toonde aan dat deze vrij waren van de wratziekteschimmel.

‘Potato tuber necrotic ringspot disease’

Het aardappelvirus PVY wordt overgedragen door 70 bladluissoorten. Het is bekend dat ze meer dan 500 plantensoorten kunnen aantasten: aardappel, paprika, tomaat, sierplanten, bepaalde onkruiden ... Omdat de overdracht via bladluis erg snel verloopt, is afdoden door insecticiden niet efficiënt.

Het aardappelvirus Y kent verschillende stammen, en elke stam veroorzaakt andere symptomen. Daarnaast is er ook een grote symptoomvariëteit bij de verschillende cultivars. Bij het Shepody ras zijn er bijvoorbeeld enkel symptomen te zien tijdens de zomer. Belangrijk is dat slechts enkele stammen schade veroorzaken op de knol, de ‘potato tuber necrotic ringspot disease’. Dat gebeurt bij de NTN stam (Necrotic Tuber), de NA stam (North American) en de stam N-Wilga. In 1984 werd aardappelvirus Y Wilga voor het eerst beschreven in Polen en het won sindsdien geleidelijk aan belang in Europa en de USA. NTN en N-Wilga zijn in Europa de belangrijkste stammen. In België behoort 75 % van de PVY stammen tot NTN en rond de 8 % is Wilga. In ieder geval wint het aardappelvirus Y aan belang tegenover de andere aardappelvirussen.

Wat met Wilga?

Wilga lijkt een selectief voordeel te hebben in de verspreiding en de overleving. Hierbij zijn verschillende aandachtspunten waarmee men rekening moet houden. Het eerste punt is dat symptomen voor sommige cultivars heel mild tot afwezig zijn, wat problemen kan geven in de perceptie. Daarnaast geeft Wilga late aantastingen in het seizoen. Verder is de overdrachtsefficiëntie nog onbekend. Ten slotte zijn er de misleidende laboresultaten: een aardappel zonder symptomen kan het virus bevatten. Hoewel de infectiviteit van de bladluis van korte duur is, is het wel aangeraden om die te bestrijden. Ook wil men mikken op resistente rassen en gecertificeerd pootgoed. Daarnaast is het best om de velden pootgoed en consumptie te scheiden. Het blijft belangrijk om te monitoren en alternatieve onkruidwaardplanten te verwijderen.

Zebrachipziekte

Bladkrul, paarsverkleuring van de planttop en vorming van luchtknolletjes zijn symptomen die wijzen op de aanwezigheid van fytoplasma of 'Ca. Liberibacter solanacearum', verwekkers van de zogeheten "zebra chip" ziekte. Deze bacteriën ontwikkelen zich in de vaatbundels (het floeem) en veroorzaken op die manier verwelking. Deze symptomen kunnen echter ook door andere "klassieke" bacteriën veroorzaakt worden. De zebra chip ziekte is nu nog voornamelijk een groot probleem in de VS. Een ander symptoom is de vorming van draadachtige structuren op de knol.

Ook zorgt het voor een radiaalverkleuring die verscherpt wordt bij verhitting, bijvoorbeeld bij het maken van chips. Op die manier lijdt de verwerkende industrie verlies. Dit was sporadisch het geval in Mexico en de VS op het einde van de vorige eeuw, maar het leidde tot enorme verliezen sinds 2004 in de VS en sinds 2006 in Oost-Europa. In de VS is de oorzaak voornamelijk Liberibacter, en in Oost-Europa fytoplasma.

Overdragende vectoren

'Ca. Liberibacter' wordt in aardappel overgedragen door de (aardappel)bladvlo Bactericera cockerelli, een insect dat in Europa niet voorkomt. Fytoplasma's hebben voornamelijk cicade-achtigen als vector, waaronder Hyalesthes obsoletus of Macrosteles spp. Dit zijn insecten die in Europa verspreid voorkomen en dus aardappel kunnen aantasten.

Een belangrijke opmerking is dat Liberibacter wel voorkomt in Europa, maar voorlopig vooral ziekte veroorzaakt in wortel. Er zijn slechts enkele meldingen in selder. Ze wordt overgedragen door de peenbladvlo Trioza apicalis en die voedt zich niet met aardappel. In de EPPO zone komt echter ook een andere bladvlo, Bactericera trigonica, die ook de ziekte op wortel overbrengt. Door zijn nauwere verwantschap met B. trigonica is het echter niet uitgesloten dat dit insect zich wel op aardappel kan voeden. In dat geval is er natuurlijk een reëel risico op overdracht van 'Ca. Liberibacter' van de wortelteelt naar de aardappelteelt.

Na het het statusbepalingsproject Fyliber (FOD VVVL Contractueel Onderzoek) door ILVO in samenwerking met Inagro werd besloten dat op dit moment noch in wortel, noch in aardappel 'Ca. Liberibacter' is vastgesteld. Er zijn ook geen fytoplasma gevonden in aardappel. Regelmatig worden er fytoplasma ziekten aangetroffen in wortel, maar dan ging het over het aster yellows fytoplasma. Datzelfde fytoplasma werd ook teruggevonden in aardappel aan het eind van het seizoen, maar het ging slechts over enkele aangetaste planten.

Gangengravende ritnaalden

Ritnaalden zijn goudgele tot koperkleurige larven van kniptorren. Ze veroorzaken vraatschade door gangen te graven in de knol. Zo ontstaat enorme economische schade in onder andere aardappel, maïs, witloof, biet ... De plaagdruk neemt toe door het verhoogde gebruik van groenbemesters, het veranderde teeltmanagement en het feit dat meer en meer insecticiden uit de handel gaan.

In Europa alleen zijn er honderden soorten, waarvan er sommige schadelijk zijn voor de landbouw. De kennis over die schadelijke soorten is echter beperkt. Daarom loopt er een project, die startte in 2015 en zal eindigen in 2018. Het doel is om tot een geïntegreerde beheersingsstrategie te komen van ritnaalden. Verschillende partners zijn daarom mee in het project gestapt: ILVO, Hooibeekhoeve, Inagro en Proeftuin Witloof. ILVO speelt een belangrijke rol bij de identificatie van kniptorsoorten.

Epitrix in de schil

Epitrix soorten of aardvlooien zijn erg kleine kevertjes. Vooral de exotische soorten (in Zuid- en Centraal Amerika) zijn schadelijk. In Europa bedreigen vier uitheemse soorten de aardappel: E.tuberis (Noord-Amerika), E.subcrinita, E.cucumeris (Portugal) en E.papa (Spanje, Portugal). Kans op insleep is er vanuit Spanje of Portugal, vooral door geïnfecteerde grond met popstadia of larven aan consumptie- of pootgoedaardappelen. Negen andere Epitrix soorten in Europa zijn inheems. Drie ervan komen voor in België, maar veroorzaken geen schade in aardappel.

De exoten richten schade aan cultuurgewassen (aardappel, tomaat, aubergine ...) en onkruiden die tot de nachtschadefamilie behoren. Adulten maken kleine gaatjes in het blad, wat resulteert in het shotgun symptoom. De larven geven de grootste schade omdat ze zich voeden met de wortels en de aardappelknol. Ze graven oppervlakkige gangen in de schil, wat zorgt voor een ruw oppervlak. Soms is er misvorming van de knol.

Voor Epitrix loopt er het project Depitrim tot einde 2016. Ditmaal een FOD project met PCA, Universiteit Gent, ILVO en CRA-W waarbij het de bedoeling is om voor België aanbevelingen naar beheersing van de schadelijke Epitrix soorten op te stellen. In het kader van dit project werd eveneens een uitgebreide monitoring opgezet naar het voorkomen van inheemse en exotische Epitrix soorten in België en werden identificatieprotocollen op punt gesteld.

M.V.

Actueel

Boeren mét de natuur in de schaduw van Zaventem

Akkerbouw Voor akkerbouwer Rudi Claessens is het enigszins ‘apart’ boeren. Zijn boerderij ‘Agrro Vuerenkouter’ ligt vlak naast het op- en afrittencomplex van de E40 in Sterrebeek én het gros van de velden ligt in de omgeving van Zaventem.
Voir plus d'articles
Meest gelezen