Startpagina Akkerbouw

De voorlichting moet vooral overtuigen

Sinds de jaren 80 is er in de landbouw heel wat veranderd. Vlaanderen trok de kaart van de digitalisatie, dierenwelzijn en het milieu en de landbouwers moeten dus met meer en meer rekening houden. Afzwaaiend voorlichter plantaardige productie Annie Demeyere wijst met decennia voorlichting in de benen op het blijvende belang van onafhankelijke voorlichting. Ze stelt vast dat oudere boeren minder vatbaar zijn voor verandering, wat een risico betekent voor jonge boeren.

Leestijd : 8 min

D e landbouw blijft steeds in beweging, en dat maakt dat Annie Demeyere sinds ze in de jaren 80 op het ministerie van landbouw op de dienst plantenbescherming startte, er nooit over dacht van job te veranderen. De keuze voor landbouw in de studierichting werd echter niet enkel ingegeven vanuit gevoel. Haar vader werkte op het toenmalige ministerie van landbouw en middenstand en was directeur op de dienst Inspectie van de Grondstoffen, de voorloper van het FAVV. “Ik was steeds gefascineerd door wetenschappen, maar wou niet enkel met biologie of chemie bezig zijn. In landbouw wordt dat allemaal gecombineerd. Er is niets zo boeiend en bewegend als de gewasbescherming.”

Wat betekent voorlichting voor u?

Voorlichting voor mij loopt in twee richtingen. Enerzijds moeten de beleidsbeslissingen vertaald worden naar een boodschap die voor de landbouwer verstaanbaar en uitvoerbaar is. Wij vertellen hoe de landbouwer maatregelen moet implementeren. Anderzijds geeft de landbouwer feedback aan het beleid om te zeggen wat haalbaar is. Als we regelmatig van meerdere landbouwers horen van iets waarmee ze echt niet mee kunnen werken, nemen we dat mee en bespreken we intern hoe we de landbouwers beter mee kunnen krijgen of het beleid kunnen verbeteren. Ik kan dus wel spreken van een wisselwerking.

Ik denk dat de objectieve voorlichting, die niet gebonden is aan commerciële belangen, steeds belangrijker wordt. Voorlichting is eigenlijk de taak van de overheid. Zonder objectieve boodschap wordt het heel moeilijk voor de landbouwer om te voldoen aan de eisen die hen worden opgelegd door het beleid vanuit Europa, de federale overheid of Vlaanderen.

Hoe is de voorlichting georganiseerd?

Aan de ene kant heb je onze dienst, de sectoradviesdienst, waar een aantal mensen verantwoordelijk zijn en adviseren voor de verschillende sectoren. De sectoradviseurs werken voor een sector, en zijn niet gebonden aan een regio. Naast een specialisatie heeft iedere sectoradviseur ook een ‘horizontale’ specialisatie, zoals bemesting of gewasbescherming.

Aan de andere kant financieren we ook de praktijk- en onderzoekscentra. Het ILVO is vanzelfsprekend een belangrijke partner als onderzoeksinstelling. Als het een beleidsmatig item is, dan brengen wij de boodschap over naar de praktijk. Als het beleidsmatige echter wordt gekoppeld aan het technisch invoeren op een landbouwbedrijf, dan doen we beroep op de praktijkcentra. We vragen dan welke technische maatregelen realistisch zijn, of ze er ervaringen mee hebben. Hierbij houden we ook rekening met een rendabel inkomen voor de landbouwer.

Wanneer en op welke manieren wordt er voorgelicht?

Dat hangt af van de periode. Sinds het invoeren van de fytolicentie bijvoorbeeld was dat drie à vier keer per week vanaf november tot maart. In periodes waar er weinig verandert, is dat minder intensief.

We proberen alle communicatiemiddelen die er zijn, te gebruiken. Er is de website van het Departement Landbouw en Visserij waar alle beleidsmatige informatie opstaat en de belangrijke voorlichtingsactiviteiten aangekondigd worden. Vlaanderen heeft de kaart getrokken van de digitalisering en dat wordt dan ook gebruikt. Wijzelf gebruiken dat iets minder omdat de boodschap meestal technische voorlichting betreft, die via de praktijkcentra gaat.

We organiseren ook studiedagen en -avonden rond bepaalde thema's. Dat gebeurt in een zaal voor groepen van 20 personen, maar dat kan ook voor 300 personen zijn; dat hangt af van de locatie. Hier geven we voorlichting op de klassieke manier met projecties.

In bepaalde sectoren, zoals in de akkerbouw, sierteelt, fruitteelt en groenteteelt, worden demoplatforms georganiseerd.

Op demoplatforms krijgen de praktijkcentra op een bedrijf de kans om verschillende proeven aan te leggen. De coördinatie en de organisatie van de opendeurendagen op de demoplatforms zijn taak voor ons. Die demoplatforms voor de akkerbouw zijn verspreid over heel Vlaanderen, zo krijg je een netwerk voor akkerbouw waar dingen worden getoond die werken in de praktijk. Voor andere sectoren zoals fruit, groenten of sierteelt liggen ze in het hoofdteeltgebied. Ten slotte schrijven we ook artikels voor de vakpers.

Welke vorm van communicatie is het meest efficiënt?

Het minst efficiënte is naar mijn ervaring het digitale. De gemiddelde leeftijd van de landbouwer ligt boven de 50. Die mensen zijn niet gewend om met de computer te werken en willen op hun tractor zitten en buiten werken. Als ze iets willen opzoeken gaan ze minder gemakkelijk naar de computer grijpen en eerder een papieren blad lezen. Mijn ervaring is dat er bij demobezoeken veel interactie is met het publiek en er goede discussies plaats vinden.

Ook de vergaderingen in de winter met kleine groepen werkt goed. Ook hier ontstaat er gemakkelijker discussie en krijg je betere feedback. In een kleine groep durf ik wel eens een statement te maken waarvan mensen schrikken, maar waardoor wel een discussie op gang komt. Met groepen van 200 à 300 mensen, is voorlichting geven vaker eenrichtingsverkeer. En dan vraag ik me af wat die mensen meenemen van het verhaal.

Er zit ook een groot verschil in de streek waar je voorlicht. Je hebt heel gesloten groepen die rustig luisteren, en erna pas vragen beginnen stellen tussen pot en pint. Bij andere groepen kom ik niet aan het einde van de presentatie omdat er zoveel interactie is. Maar dat vind ik nu net het plezantste: een kleine groep waarbij men op bepaalde punten kan doordiscussiëren.

Denk je dat alles goed wordt opgepikt en omgezet naar het veld?

Ik denk dat het in het algemeen wel wordt opgepikt in het hoofd van de mensen, maar dat er voor de vertaling in het veld veel meer moeite nodig is. Dan is herhaling het beste wat je kan doen. Je moet de mensen bewust maken van de problemen en hen sensibiliseren om iets te veranderen in hun werkwijze. Dat kan verschillende jaren duren.

Het beste is dat er mensen aanwezig zijn die er iets in zien en het uitproberen. Dat zijn de voorlopers. Als die mensen zeggen dat het haalbaar is, zal de grotere groep ook gemakkelijker volgen. Spijtig genoeg heb je ook staartlopers die niet willen veranderen. Maar veranderen is nodig, anders zullen onpopulaire maatregelen een verplichting worden.

Naar mijn gevoel zijn jonge landbouwers mee in het verhaal. Het spijtige van een bevolkingsgroep met een hoge leeftijd is dat een groot deel wel van goede wil is, maar het verhaal niet altijd helemaal kunnen volgen. We tellen nog heel veel kleine bedrijfjes van landbouwers die al lang gestopt moesten zijn of die met pensioen zijn, maar die toch nog blijven verder doen.

Er zijn er bij die het heel goed doen, maar de meerderheid daarvan blijft werken zoals ze het gewoon zijn en zijn niet vatbaar zijn voor verandering. Die groep vormt de grote bedreiging voor onder andere jonge landbouwers die vooruit willen. Jonge landbouwers zijn meer mee met het digitale bezig en zijn meer manager van hun bedrijf. Ze zijn ook bewust van de middelen en meststoffen die verdwijnen omwille van het feit dat het oppervlaktewater bezoedeld wordt.

Als ik het zo hoor, moeten voorlichters vooral overtuigen...

Ja, en dat is het verschil met de beginjaren in mijn job. Toen bracht elke verandering nog meer geld op en kon er beter worden geproduceerd. Vandaag vertellen we vooral over niet-productieve investeringen. Als je moet zeggen dat landbouwers al hun doppen moeten vervangen door driftreducerende doppen... daarmee gaat de landbouwer niet meer inkomen creëren. Ze moeten investeren in iets dat niet rendeert. Dat is een klik die de landbouwer moet maken: de landbouwer moet nu niet alleen produceren, maar ook rekening houden met de omgeving en de maatschappij.

Je hebt alles meegemaakt sinds de jaren 80. Hoe heeft de voorlichting ingespeeld op het feit dat alles strenger wordt?

Tot ongeveer het jaar 2000 hadden we ook veel technische zaken te doen: we legden demoproeven aan, testten zelf technieken uit,... We hadden een enorme technische bagage, waardoor je weet wat haalbaar is en wat niet. In de loop van de jaren is die eigen technische voorlichting meer en meer in handen gegeven van de praktijkcentra en zijn we meer beleidsmatig gaan werken. Als beleidsadviseur blijft het steeds een evenwicht zoeken van hoe technische bagage op peil te houden om zowel naar landbouwer als naar het beleid te adviseren. Nu halen we informatie bij de onderzoekscentra en proberen we ook zo veel mogelijk studiedagen te volgen en dus niet enkel te geven. Als je het technische verliest, maak je beslissingen waarvan de boer zegt dat het niet haalbaar is.

Kan iedereen bereikt worden?

Dat is een moeilijke vraag. Met de fytolicentie gaan we iedereen bereiken: iedereen gaat een voorlichtingsactiviteit meegemaakt hebben, maar of dat iedereen de boodschap meeneemt naar huis, dat is de grote vraag.

Maar die sessies kunnen ze steeds zelf kiezen. Moeten sommige sessies verplicht worden, als een soort van bijscholing?

Daar zijn we over aan het denken, maar het is nog niet duidelijk in welke richting dat zal gaan. We zijn in 2014 begonnen met fytolicentiesysteem en toen wisten we niet hoeveel mensen een fytolicentie zouden aanvragen, en dewelke,... Toen hebben we de drempel heel laag gelegd met de bedoeling de deur open te zetten voor iedereen. Dat sluit niet uit dat na zes jaar de deur een beetje meer dicht gaat en we strenger moeten worden. We horen van een aantal landbouwers en beroepsorganisaties dat ze een stapje verder willen gaan, maar we moeten wel zien dat we iedereen mee hebben. We denken er ook aan de groepen te beperken en of het nuttig is landbouwers vier keer dezelfde voorlichting te laten volgen, en we hen moeten verplichten ook andere te volgen. Daar wordt over nagedacht en naar de toekomst toe zullen er zeker aanpassingen komen.

Wat zijn de grootste uitdagingen voor de voorlichting?

Alles gaat de dag van vandaag heel snel. Het wordt een uitdaging om vanuit de voorlichting de landbouwers mee te nemen in het versnelde verhaal van voortdurende aanpassingen. In tegenstelling tot vroeger moet een landbouwer zijn bedrijf managen op alle niveaus: administratief, in het veld,... We gaan ook steeds moeten blijven herhalen en effectief laten zien dat als de sector niet mee evolueert, dat er slachtoffers zullen vallen. Zeker als je kijkt naar gewasbescherming: Je kan nog 100 keer zeggen dat de vervuiling onze schuld niet is, maar als je niet meehelpt worden maatregelen zo streng dat je niet meer kan produceren. We zeggen steeds tegen de landbouwers proactief mee te werken en zo te vermijden dat bepaalde essentiële productiemethoden verdwijnen. Als maatregelen nog niet verplicht zijn, kunnen ze wel leren ermee om te gaan, zodat ze ermee weten te werken als die verplichting er is. Voorlichting, het blijft herhalen, herhalen, herhalen. MV

Lees ook in Akkerbouw

Gouverneur en Antwerpse deputatie ontvangen eerste witte asperges uit volle grond

Groenten Op donderdag 25 april waren de grootmeesters van ‘het Grafelijk Genootschap van de Klein-Brabantse Asperges’ te gast in het provinciehuis. Ze brachten de eerste witte, Vlaamse asperges uit volle grond mee. Dat doen ze zo goed als elk jaar sinds 1993. Provinciegouverneur Cathy Berx (cd&v) is ridder in het Grafelijk Genootschap. Zij kreeg samen met de Antwerpse deputatie de eer om de eerste asperges te ontvangen.
Meer artikelen bekijken