Tijdens een inspiratiemoment op het proefcentrum Herent praatten experts enerzijds over het opstarten van een coöperatie, en anderzijds over partnerschappen met bedrijven die zich verderop in de keten engageren. De ene aanpak is niet per definitie beter dan de andere. Alles hangt af van je doelstelling en je situatie.
De coöperatieve aanpak
Anne-Marie Vangeenberghe is interteamlid van het Innovatiesteunpunt, verbonden met Boerenbond, en de vereniging ter bevordering en ondersteuning van coöperatief ondernemen Cera. Zij zet alle aandachtspunten bij het opstarten van een coöperatie in het kader van een nieuwe teelt in de verf. “Ik geloof sterk in samenwerking, maar je moet goed beseffen dat het een middel is, geen doelstelling op zich”, begint ze haar betoog.
Waarvoor dient dat middel precies? “Bij het ondernemen botsen we tegen limieten. Het ontbreekt ons bijvoorbeeld aan geld, arbeid, grond of kennis. Dan heb je twee keuzes. Ofwel leg je de lat lager, ofwel ga je samenwerken: kennis delen, samen machines aankopen...” Haar insteek is dat er verschillende oplossingen bestaan voor elke vorm van samenwerking. De coöperatie is zeker niet de enige.
Samenwerkingsvormen
“Samenwerken kan heel beperkt en informeel, zoals wanneer twee melkveehouders een voedermachine delen. Anderzijds kan het op grote schaal en formeel, bijvoorbeeld een grote groep landbouwers die een coöperatieve machine-ring als cvba opstart.”
Wat ook kan variëren, is de intensiteit van de samenwerking. Je kan ze beperken tot één aspect van de bedrijfsvoering. “Een veiling is bijvoorbeeld een coöperatie van landbouwers die enkel voor verkoop samenwerken. Ze blijven baas in eigen bedrijf”, illustreert Vangeenberghe. “DistriKempen, een collectief van acht hoeveproducenten, betaalt een professionele distributeur om haar producten tot bij de klant te brengen.”
Ook aan aankoopzijde zijn er mogelijkheden tot samenwerken, bijvoorbeeld voor zaden. Ten slotte haalt Vangeenberghe nog het economisch samenwerkingsverband (esv) aan, dat toelaat om met verschillende landbouwbedrijven samen één werknemer in dienst te nemen. “Zo’n werknemer zou ’s morgens kunnen melken bij een melkveehouder, en ’s middags stallen kuisen bij een varkenshouder.”
Kiezen voor coöperatie
Wanneer is een coöperatie de logische keuze? “Als het doel belangrijker is dan de winst, denk dan aan een coöperatie. Is er op het einde van het jaar winst, dan gaat dat geld terug naar de individuele leden. Milcobel, bijvoorbeeld, legt dan een surplus bij per liter melk die de leden leveren. Een vzw kan dit niet: de winst mag niet naar de leden, maar moet in de vzw blijven”, legt Vangeenberghe uit. “Je ziet coöperaties als paddestoelen uit de grond schieten of floreren als de markt faalt en als het beleid tekortschiet.”
Belangrijk is dat een coöperatie gelijkwaardigheid nastreeft, en geen gelijkheid. “Een kleine heeft evenveel te zeggen als een grote”, zoals Vangeenberghe het formuleert. “Dat zorgt weleens voor wrevel. Verder blijft het niet evident om samen te werken met concurrenten”, waarschuwt Vangeenberghe. “Je wil samen dezelfde nood invullen, dat vormt je connectie.”
Van voeding naar farma en chemie
Nieuwe teelten hoeven niet exclusief voedings- of voederteelten te zijn. Vangeenberghe is ervan overtuigd dat landbouwers niet gedoemd zijn tot zaken doen met de voedingsindustrie. “De land- en tuinbouw kent eigenlijk geen afnemers in de farmacie of de chemie. Het zijn nochtans afnemers met een grotere marge dan de voedingsindustrie. Misschien willen ze die marge wel met ons delen?”
Kris Schatteman, CEO van Eco Treasures, heeft wel ervaring met die industrie. Zijn bedrijf experimenteert met oliën van zaden uit afval van fruitsapproducenten. Vertrekkende vanuit zijn ervaringen lijstte hij een paar uitdagingen op. “Wie teelt voor de industrie, staat heel ver van de eindverbruiker. Vaak heb je met meerdere tussenschakels te maken.”
Goudsbloem als industrieteelt
Voor goudsbloem, de teelt waar de provincie Vlaams-Brabant en haar proefcentrum veel toekomst in zien, betekent dat een drooginstallatie voor de bloemen en een extractie-eenheid voor de zaden. Beide betekenen een enorme investering. “Reken toch 600.000 tot 700.000 euro voor een fatsoenlijke drooginstallatie en 2 miljoen euro voor een extractie-eenheid”, schat Schatteman.