Het Belgisch Melkschaap is één van de acht schapenrassen die met uitsterven zijn bedreigd en waarvan het stamboek wordt beheerd door het Steunpunt Levend Erfgoed (SLE). Houders van schapen van deze rassen kunnen via SLE trouwens een premie bekomen.
“Het Belgisch melkschaap stamt naar alle waarschijnlijkheid af van het Vlaams schaap. Vermoedelijk werden sinds de negentiende eeuw uit het Vlaams schaap dieren geselecteerd met een melktypisch karakter. Na de tweede wereldoorlog werden alle melkrijke schapen samengevoegd en ontstond het Belgisch melkschaap”, zo kunnen we lezen bij SLE.
Het Belgisch melkschaap is door zijn opvallende raskenmerken makkelijk te herkennen. Het is een fijn gebouwd, groot schaap dat hoog op de poten staat. Het lichaam is wigvormig, wat net als bij rundvee wijst op melkrijke dieren. De kop is bedekt met fijne witte haren. De rug en flanken zijn bewold. De buik van een volwassen schaap daarentegen is niet bewold maar licht behaard. Een typisch kenmerk voor het Belgisch melkschaap is de zogenaamde onbewolde rattenstaart die spits uitloopt.
De uier is goed ontwikkeld en de dieren geven veel melk met een romige smaak. Ze zijn zeer vruchtbaar.
Het Belgisch melkschaap is helemaal geen kuddedier en is bijgevolg ook niet geschikt om mee rond te trekken. Het gedrag van deze dieren doet eerder denken aan dat van geiten. Deze schapen worden vooral gehouden voor de zacht romige melk. “Typisch voor schapenmelk is dat ze voller en romiger is dan koemelk. Daardoor moet voor het maken van ijs geen room toegevoegd worden”, zo legt Cindy uit. Het drogestofgehalte van de schapenmelk is ook veel hoger dan van koemelk. “Bij het maken van 1 kg kaas hebben we maar 6 tot 7 liter melk nodig, terwijl dat bij koemelk 10 liter is.”
“Een ander kenmerk van schapenmelk is dat zij ook door mensen met lactose intolerantie goed verdragen wordt, zodat zij vlot ijsjes van schapenmelk kunnen eten zonder problemen te krijgen. Veel van onze klanten zijn daarom mensen die met lactose intolerantie te maken hebben.”