"Goed voorbereiden op de sector zonder algemene vorming te verliezen"

Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits ziet met de hervormingen  duidelijke voordelen voor het land- en tuinbouwonderwijs.
Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits ziet met de hervormingen duidelijke voordelen voor het land- en tuinbouwonderwijs.

Landbouworganisaties toonden zich verheugd met het behoud van land- en tuinbouw als een apart domein. Wat was voor u het doorslaggevende argument om dat zo te houden?

Land- en tuinbouwscholen zijn vandaag al sterk geprofileerde scholen, met een heel bijzonder en waardevol aanbod. Het leek dan ook niet zinvol om dit aanbod zomaar onder te brengen in een ruimer domein STEM, zonder dat er daarvoor bij scholen of sector veel draagvlak was. De matrix is niet zomaar een indeling van een onderwijsaanbod, maar een indeling waarin scholen, lerarenteams en ouders zich kunnen herkennen. Daarom verdienden de landbouwscholen zéker een herkenbare plaats.

 

Heeft de landbouwsector volgens u geen nood aan een specifieke landbouw ASO-opleiding, voor leerlingen die goed zijn in abstract denken, maar zich toch sterk aangetrokken voelen tot de sector?

Eigen aan ASO-opleidingen is net dat ze zeer breed vormend zijn. Een aparte ASO-opleiding voor landbouw organiseren, zou wat voorbijgaan aan dat doel, gezien de specificiteit. Wat wél sterk zou zijn, is dat bijvoorbeeld een richting wetenschappen-wiskunde zou worden aangeboden in landbouwscholen, zodat binnen een en dezelfde school, op een campus, het hele spectrum van heel abstract tot heel praktisch aangeboden wordt. Met het nieuwe studieaanbod voor de tweede en derde graad wordt dit trouwens mogelijk. Daarnaast mogen we niet vergeten dat met biotechnische wetenschappen in de tweede graad en biotechnologische en chemische wetenschappen in de derde graad er ook in het domein land- en tuinbouw een sterk, op doorstroom gericht aanbod bestaat.

 

Is het samenbrengen van de richtingen biotechnische wetenschappen en techniekwetenschappen geen verlies voor het landbouwonderwijs?

Beide richtingen hebben een sterke focus op de exacte wetenschappen. Het ene wat meer op de levende natuur, het andere wat meer op labo, maar zo enorm ver lagen ze niet uit elkaar. Het is, om jongeren voldoende breed op te leiden, dan ook logisch om hier een koppeling te zoeken.

 

Waar zitten volgens u de voordelen van de recente onderwijshervorming voor het land- en tuinbouwonderwijs?

De voordelen voor het land- en tuinbouwonderwijs lijken me duidelijk: de visibiliteit van het domein is zeker toegenomen. De matrix geeft duidelijk weer dat binnen het land- en tuinbouwonderwijs het hele gamma, van zeer breed vormend tot zeer praktisch, mogelijk is. En de koppeling met mogelijke beroepskwalificaties geeft duidelijk aan welke beroepsuitwegen allemaal mogelijk zijn.

 

Als land- en tuinbouwer is het belangrijker dan ooit om goed overweg te kunnen met technische en boekhoudkundige kengetallen. Hoe moet het landbouwonderwijs daar voor u op inspelen?

Leren werken met data, statistische data, kengetallen, financiële data… zijn voor alle jongeren van belang. Vandaar dat het zo belangrijk is om ook de eindtermen goed tegen het licht te houden en na te gaan of we datgene aanbieden wat we moeten aanbieden. Daar zijn we in de commissie Onderwijs in het Vlaams parlement volop mee bezig. Wat de meer specifieke kennis betreft: daarvoor zijn vooral de beroepskwalificaties belangrijk. Het is hier dat de sector zelf duidelijk aangeeft welke kennis, vaardigheden, attitudes specifiek nodig zijn. Deze beroepskwalificaties zijn daarbij een essentiële input bij het vormgeven van de curricula. Via het zogenaamde curriculumdossier vragen we dat de onderwijsverstrekkers hier ook gezamenlijk werk van maken. Als leerlingen kiezen voor een studierichting binnen land- en tuinbouw, kunnen zij vandaag nog altijd het bijkomend attest bedrijfsbeheer verwerven. Het is duidelijk dat jongeren die dit attest verwerven, effectief ook in staat zullen zijn om als zelfstandig ondernemer aan de slag te gaan.

 

Het is niet langer meer nodig om een zevende jaar beroeps te volgen om een diploma te halen. Betekent dit dat de beroepsopleiding van zes jaar zwaarder zal gemaakt worden om dezelfde doelstellingen te bereiken dan vroeger na zeven jaar?

In de huidige situatie is het altijd een beetje raar geweest dat jongeren in het BSO op het einde van hun leerplicht (18 jaar) géén diploma konden behalen. Dit hangt uiteraard samen met het feit dat er op vandaag nog wel wat algemene vorming gegeven wordt in het zevende jaar. Met de modernisering willen we dat jongeren op het einde van de leerplicht een stevige kwalificatie behalen, ook in het BSO. Vandaar dat we ook inzetten op het versterken van de algemene vorming. Dat maakt uiteraard ook dat de zevende jaren datgene zullen doen waarvoor ze eigenlijk dienen: jongeren de kans bieden een specialisatie te behalen.

 

Als landbouwer in spe verwerf je nog geen attest bedrijfsbeheer na zes jaar voorbereiding in het beroepsonderwijs op de landbouwstiel. Is dat geen tekortkoming? Of volstaat zes jaar praktijkgericht beroepsonderwijs niet om zelfstandige te kunnen worden in land- en tuinbouw?

Tot op vandaag is een attest basiskennis bedrijfsbeheer een vereiste om te kunnen starten als zelfstandige. Dat wordt bepaald door de reglementering voor de toegang tot zelfstandige beroepen. Die reglementering valt onder de bevoegdheid van de minister van Economie. Bij de huidige regelgeving rond bedrijfsbeheer kunnen inderdaad een aantal vragen gesteld worden. De minister van economie is dan ook volop in overleg met de ondernemers- en sectororganisaties rond een actualisering en vereenvoudiging. We verwachten dat de minister van Economie de komende maanden een concreet voorstel hierover aan de Vlaamse regering zal voorleggen. Vanuit onderwijs moeten we er in ieder geval voor zorgen dat zeker in het landbouwonderwijs de leerlingen een degelijke basis bedrijfsbeheer meekrijgen, zodat ze alle kansen hebben als zelfstandig ondernemer in de landbouwsector.

 

Moeten stages niet een nog grotere rol spelen in het beroepsonderwijs? En hoe kan de kwaliteit van die opleiding in de praktijk gewaarborgd worden?

Stages en andere vormen van werkplekleren zijn voor mij essentiële elementen in elke vorm van technische opleiding. Stages kunnen leerlingen sterk motiveren, ze tonen het werkelijke arbeidsmilieu, geven zicht op de verschillende bedrijfsculturen, noem maar op. Vandaar ook dat er géén maximum aantal dagen op stage staan. Van belang is wel dat een stage een plaats is waar leerlingen kunnen leren, waar ze dus ook fouten mogen maken. Om de kwaliteit van dergelijke stages goed te waarborgen, is het voor mij erg belangrijk dat er goed contact is tussen de school en het bedrijf zelf, dat ze samenwerken in het belang van de leerling. Daarnaast werken we momenteel volop aan de uitbouw van duaal leren. Hier wordt een zeer groot deel van de opleiding op de werkvloer gegeven. De kwaliteit wordt hier gewaarborgd via een erkenningsprocedure voor de bedrijven, waarbij er onder meer gekeken wordt naar de mentor op het bedrijf zelf. Opleiden is immers vooral mensenwerk en net zoals de leraar voor de klas belangrijk is, is ook de mentor op het bedrijf cruciaal in de begeleiding van de leerling op de werkplaats. Duaal leren kan ervoor zorgen dat leerlingen die het minder zien zitten om hun diploma via volledig schoolse weg te verwerven, in hun contact met het ‘echte’ werkveld meer gemotiveerd worden om door te zetten. Zo zullen we ook binnen land- en tuinbouw vroegtijdige schooluitval kunnen inperken.

 

Het verwerven van een volwaardig arbeidsinkomen als land- of tuinbouwer wordt steeds minder evident. Kan u begrip opbrengen voor ouders die hun zoon of dochter ‘voor de zekerheid’ eerst een andere stiel of opleiding laten volgen met als achterliggend idee ‘leren boeren kunnen ze later ook nog altijd?

Vlaanderen mag trots zijn op onze land – en tuinbouwers. We hebben een vooraanstaande reputatie in de productie en ontwikkeling van kwaliteitsvol voedsel, maar evident is het zeker niet. Om verschillende redenen zitten we in een negatief economisch verhaal. Aan het pure marktgebeuren op zich kan weinig veranderd worden, maar collega-minister Joke Schauvliege ondersteunt waar mogelijk. Vandaar de focus op kennisdeling en onderzoek, sturing naar innovatie, advisering en bedrijfsgerichte steun, want het is belangrijk dat er ook een jonge generatie van land- en tuinbouwers aantreedt. Dit was ook de insteek bij de modernisering van het secundair onderwijs. We moeten onze jongeren goed voorbereiden op tewerkstelling in land- en tuinbouw, zonder daarbij de algemene vorming te verliezen. Dat dit binnen een apart domein land- en tuinbouw kan gebeuren, zorgt ervoor dat jongeren heel gericht voorbereid worden op een toekomst in de sector, hetzij als werknemer, hetzij na verdere vorming als bedrijfsleider.

 

De vereiste technologische kennis op een modern land- en tuinbouwbedrijf wordt steeds groter. Ziet u een rol voor een intensere samenwerking tussen onderwijs en soms wereldwijde privaat spelers in de toelevering met hun bedrijfseigen technologie (tractorenfabrikanten, melkrobotfabrikanten…) of moet onderwijs op dat vlak ‘boven de commerce’ blijven?

Onderwijs is geen eiland en mag ook geen eiland worden. Samenwerking tussen scholen en bedrijven is essentieel om een toekomstgerichte opleiding te blijven waarborgen. Alleen mag die samenwerking er niet toe leiden dat leerlingen maar één soort van robot, maar één merk van tractor, maar één soort van zaaigoed of wat dan ook kennen. Daar heeft onderwijs wél de plicht om ervoor te zorgen dat leerlingen voldoende breed opgeleid worden en meerdere methodes van bedrijfsvoering, meerdere technische systemen enzovoort leren kennen.

 

Wie moet voor u het voortouw nemen in levenslang leren op het landbouwbedrijf? Ziet u hierin een taak weggelegd voor de overheid?

Levenslang leren is heel belangrijk. De scholingsgraad van landbouwers stijgt, dus moet de lat qua naschoolse vorming hoger gelegd worden. In een sector als de land- en tuinbouw die voortdurend verandert, is dat een vereiste voor wie toekomstgericht wil ondernemen.

 

Sommige zorgboerderijen werken met leerlingen die om een of andere reden even niet meer aarden in het conventionele systeem. Zijn er voor hen veranderingen op til? Werkt dit naar tevredenheid of ziet u toch verbeterpunten?

Vanuit onderwijs maken we het mogelijk dat leerlingen een traject bij een zorgboer kunnen doorlopen. Dit is heel waardevol en veel jongeren worden er ook vaak effectief mee geholpen. We zorgen er zo voor dat leerlingen op andere manieren even uit de schoolcontext worden gehaald. Het is zeker iets dat we willen behouden en waar we niets aan zullen veranderen.

 

Tot slot: wanneer wil u de huidige hervormingen evalueren?

De modernisering van het secundair onderwijs wordt uitgerold vanaf september 2018 in het eerste leerjaar en dan leerjaar na leerjaar. Dat betekent dat we vanaf 2025 een zicht zullen hebben op de volledige uitrol. De eerste prioriteit ligt uiteraard bij deze opstart, maar het is van belang dat we bij die uitrol al voldoende goed monitoren, zodat we kunnen bijsturen bij eventuele ongewenste effecten.

Meest recent

Meest recent