"De grauwe gors is een buitenbeentje in het akkerland", zeggen Remar Erens (Wergroep Grauwe gros) en Iwan Lewylle (Natuurpunt). "Een uit de kluiten gewassen zangvogel, die stevige zaden naar binnen kan werken. Zijn nest maakt hij op de grond in de akkers, waar hij zijn jongen voedt met rupsen en spinnetjes die hij in de omgeving vindt."
Vroeger was de grauwe gors een algemene verschijning, maar in 2003 telde de Vlaamse broedvogelatlas nog maar 850 broedparen. Maar de achteruitgang ging snel. In 2008 bleven er nog maar 250 koppels over in de leemstreek tussen Leuven en Maastricht. En ondanks de beheersovereenkomsten die de Vlaamse Overheid sinds 2009 met landbouwers afsloot om akkervogels er weer bovenop te helpen, werden vorig jaar maar 82 broedkoppels geteld en afgelopen weekend amper 45.
De organisaties menen dat de grasstroken die aangelegd worden via beheersovereenkomsten, te versnipperd zijn en niet op maat van de grauwe gors. "Zonder veilige broedplaatsen en een overvloed aan insecten kunnen jonge vogels niet grootgebracht worden", klinkt het.
De werkgroep grauwe gors en Natuurpunt pleiten ervoor om agrarisch natuurbeheer te hervormen naar maatwerk "op basis van concrete noden en zorgen van akkervogels en rekening houdens met een landbouw in verandering." Want, zeggen ze, de beheersovereenkomsten van de afgelopen jaren hebben de vrije val van akkervogels niet kunnen tegenhouden, ze hebben het hooguit vertraagd. En specifiek voor de grauwe gors, moet een soortenbeschermingsplan komen, klinkt het.