Daarnaast zijn terecht de aspecten milieu en biodiversiteit in het gewasbeschermingsbeleid opgenomen. Het is zelfs niet meer weg te denken, als we naar een duurzaam gewasbeschermingspakket streven.
Best onderzocht
De gewasbeschermingsmiddelen die ontwikkeld moeten worden, kennen echter een zeer lange en dure weg naar de markt: zo’n 280 miljoen dollar wordt gespendeerd aan de ontwikkeling van een product. Na een zoektocht door 100.000 moleculen, duurt het zo’n acht à tien jaar tot een product geregistreerd is. De toetsing voor registratie gebeurt bij steeds strengere criteria, naar gezondheid, milieu en biodiversiteit toe. Water, bijen, omwonenden, hormoonverstorende stoffen … worden door Europa en stakeholders in de voedselketen dan ook als erg belangrijk bevonden. Dat maakt de gewasbeschermingsmiddelen tot de best onderzochte middelen in de wereld.
Meer verdwenen dan ontwikkeld
Het minder leuke aan het verhaal is dat het verlies aan middelen en toepassingen vier keer sneller gaat dan dat er geregistreerd raken. Van rond de 950 werkzame stoffen in 2001 zijn we geëvolueerd naar slechts 500 actieve stoffen in 2014. Sinds 1993 zijn er maar 200 nieuwe bijgekomen.
Europa bedreigd
Alle MRL’s moeten ook herzien worden. Dit is veel werk waar men nog steeds mee bezig is. Enorme vertragingen zijn het jammerlijke gevolg, wat een probleem is: geen MRL betekent immers het niet verkrijgen van een toelating. Dat merkt men onder andere in de kleine teelten. Er zou een toelating kunnen gegeven worden in het erkenningscomité maar de MRL is nog niet in orde en daarom kan er maar een toelating worden gegeven als de MRL gepubliceerd is.
Een tweede belangrijke bedreiging is de resistentieontwikkeling tegen verschillende producten. Toch is een ander fenomeen ‘chemofobie’ ook opmerkelijk genoeg om te vermelden. Een voorbeeld is de drukte rond glyfosaat: hoewel de molecule positief werd beoordeeld door EFSA, die al met zeer strenge eisen werkt, wordt het afgeschoten door de publieke opinie. De emotionele benadering lijkt belangrijker dan het wetenschappelijke.
Belgische problemen
Daarnaast zijn er ook op lokaal vlak niet te onderschatten dreigingen. FOD Volksgezondheid moet de beslissingen op Europees vlak steeds volgen, maar aangezien de eisen strenger worden, ontstaan er problemen. Het zal moeilijker worden voor uitbreidingsdossiers en verlies van bestaande erkenningen is ook mogelijk. Vooral kleine teelten lijden hieronder, want hiervoor zijn al weinig toelatingen. Hoofdreden is dat de (eco)toxische eindpunten vastgelegd door EFSA een stuk strenger geworden zijn, met als gevolg dat onder meer de dosis verlaagd kan worden, het aantal behandelingen verminderd en de veiligheidstermijn verlengd kan worden. Er blijkt een verminderde efficiëntie bij het gebruik van een lagere dosis van de gekende producten. Uiteindelijk komt het erop neer dat aanvragers een keuze moeten maken: zullen oude actuele dossiers, uitbreidingen of nieuwe projecten de voorkeur krijgen?
Extra aandacht gaat naar gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlakte- en grondwater, en dan vooral naar terbutylazin. Die situatie is in de laatste jaren niet verbeterd, en stond daarom in de kijker bij de overheid.
Verder kunnen supermarkten door de extralegale normen nog verder gaan: zij oefenen een druk uit in de sector door naar steeds lagere residu’s te streven, zelfs zonder wetenschappelijke argumenten.
Ook zijn goedkope illegale gewasbeschermingsmiddelen in omloop, wat een zeker risico inhoudt voor toepasser, consument en milieu. Het beperkt ook de innovatieve firma’s vanwege oneerlijke concurrentie.
Ten slotte zijn de milieubeschermende –regionale– maatregelen voor loonsproeiers en landbouwers zeer complex. Deze handelen onder meer rond mogelijke bufferzones langs water, voor nuttige insecten, voor omwonenden … Andere maatregelen werken rond erosie.
Stewardship en sensibilisatie
Voor de gewasbeschermingsindustrie zijn het dus geen makkelijke tijden. Er moet steeds meer geïnvesteerd worden in de dossiers gezien de eisen steeds maar strenger worden en de uitkomst onzekerder, terwijl firma’s nood hebben aan een betere voorspelbaarheid om verder te kunnen innoveren.
Oplossing lijkt stewardship en sensibilisatie naar de gebruiker toe. Individuele fytobedrijven, Phytofar, de regionale overheden en onderzoeksinstituten ,alsook de distributie van gewasbeschermingsmiddelen, begeleiden hierbij de gebruiker tijdens de ganse levenscyclus van het gewasbeschermingsmiddel: bewaring, verantwoordelijk gebruik, gebruik in een geïntegreerd pestmanagement, management en verwijdering van de verpakking en eventuele resten van het product.
Phytofar en individuele bedrijven
Zo zal Phytofar, in samenwerking met Agri-Recover, bijvoorbeeld lege verpakkingen en niet bruikbare gewasbeschermingsmiddelen ophalen, restwater verwerken, duurzaam gebruik stimuleren door posters en presentties … In samenwerking met Inagro is de nieuwe tool Fyteauscan online beschikbaar.
Hoe elke gewasbeschermingsfirma hiermee omgaat verschilt. Sommige bedrijven kiezen voor specifieke aanbevelingen op etiketten met betrekking tot bescherming van het water, de toepasser, de werker … Ook worden technische informatiesessies gegeven met aandacht voor stewardship, of ontwikkelen methodes voor restwater afbraak, zoals de Phytobac (Bayer), de Heliosec (Syngenta), de rondrijdende Sentinel (Phytofar, Volsog en Inagro) … Ten slotte bestaan er ook demoboerderijen; hier worden onder praktijkomstandigheden duurzame technieken gedemonstreerd. Op die manier kan aangetoond worden dat intensieve landbouw kan samengaan met biodiversiteit en het gebruik van natuurlijke bronnen.
Advies van de overheid
Daarnaast doen ook de regionale overheid en de onderzoeksinstituten moeite naar de gebruiker toe. Ze ondernemen tal van initiatieven om veilig handelen te stimuleren en de negatieve invloed op mens, dier en milieu te verlagen. Ze promoten ook geïntegreerd pestmanagement en het gebruik van nieuwe technieken.