Om de infectiedruk laag te houden, is het van belang een goede stalhygiëne na te streven en de klauwen regelmatig preventief te (laten) verzorgen. Daarnaast kan het klauwbad een waardevolle aanvulling zijn op deze maatregelen.
Klauwbaden
De effectiviteit van klauwbaden hangt in grote mate af van frequentie van toepassing, frequentie van verversing, gebruikte product en afmetingen van het klauwbad. Aan de hand van de enquête onderzocht de KU Leuven hoe de Vlaamse veehouder het klauwbad toepast.
Toepassingsfrequentie
De toepassingsfrequentie van het klauwbad is afhankelijk van de heersende infectiedruk en dient dus doorheen de tijd aangepast te worden aan de situatie op het bedrijf. Om plotse opstoten van infectieuze aandoeningen te voorkomen, is het belangrijk ook bij lage infectiedruk het klauwbad toe te blijven passen. Figuur 1 geeft weer hoe vaak de deelnemende bedrijven ten tijde van de bevraging het klauwbad gebruikten. Bedrijven die minstens eenmaal per maand het klauwbad toepasten, hadden minder last van infectieuze klauwaandoeningen.
Desondanks gebruikt zo’n 36% van de veehouders die aan de enquête deelnamen geen klauwbad. Dit hangt mogelijk samen met de incidentie aan klauwproblemen en het feit of er op andere preventieve en curatieve handelingen wordt ingezet.
De frequentie van behandelingen is afhankelijk van de incidentie. Om het aantal infectieuze klauwproblemen terug te dringen, is een wekelijks klauwbad een noodzaak. De frequentie kan later terug gebracht worden naar een 2-wekelijkse toepassing. Daarbij dienen de koeien telkens ’s morgens en ’s avonds doorheen het klauwbad te gaan en dat meerdere opeenvolgende dagen, maar lees daarvoor steeds de instructies op het etiket van het te gebruiken product.
Tijdig verversen
Het is belangrijk dat het klauwbad tijdig ververst of opgeruimd wordt om een goede ontsmettende werking te garanderen. Immers, indien teveel mest in het bad terecht komt (vuile klauwen, mesten in het klauwbad) vermindert of verdwijnt de werking van het ontsmettingsproduct.
Om kans op mest in het klauwbad te reduceren, kan gebruik worden gemaakt van een klauwbad waarbij een rechter- en linkerklauwbad tussenin door een mestrooster wordt gescheiden. Bij zo’n bad komt de mest nauwelijks in de behandelvloeistof terechtkomt.
Om de bevuiling van het klauwbad zoveel mogelijk te reduceren en de inwerking van het behandelproduct te optimaliseren, dienen de klauwen vooraf te worden gereinigd. Dat kan volautomatisch, via een klauwbad dat louter met water is gevuld of door de klauwen van de koeien bij het verlaten van de melkstal af te spuiten. Veelal wordt aangeraden om het bad na maximaal 200 tot 250 passages te verversen.
Uit de enquête kon worden afgeleid dat er heel wat variatie is wat betreft verversingsroutine. Het aantal passages voor verversen of opruimen van het bad varieert van minder dan 50 tot meer dan 500 tot zelfs “het bad opruimen nadat het leeg is”.
Product en concentratie
De praktijk leert dat de verboden producten nog steeds erg populair zijn (Figuur 2). Tweederde van de bedrijven die een klauwbad plaatsen, gebruiken formolaldehyde en/of kopersulfaat. Deze verboden producten zijn nochtans slecht voor de gezondheid van mens en dier en/of het milieu.
Volgens de biociderichtlijn zijn volgende klauwbadproducten in België toegelaten: 4Hooves, HoofSmart Bath, Pediline (Pro), Podocur SV, Inciprop Hoof D, Walk Liquid en Podofit (enkel bij jongvee).
De concentratie waarin het product wordt toepast, is erg belangrijk. Gebruik zeker geen hogere concentratie dan geadviseerd, maar gebruik eveneens geen te lage concentratie waardoor de werking ondermaats blijft.
Afmetingen klauwbad
De afmetingen van een klauwbad zijn een afweging tussen een economisch gegeven (een zo klein mogelijk bad met zo weinig mogelijk product) en de effectiviteit van het klauwbad. Een breed en lang bad bevat veel water en product, vandaar dat er eerder wordt geopteerd voor een smal en korter klauwbad.
Een klauwbad moet breed genoeg zijn of aangepast aan de plaats waar het wordt opgesteld, zodat de dieren niet langs het bad stappen (de zijkanten afschuinen met platen). Doorgaans zijn de klauwbaden 80 cm breed, hoewel er wel eens gebruik wordt gemaakt van smallere baden. Verder moet het klauwbad lang genoeg zijn, zodat elke poot minstens éénmaal (en liefst meer) in de vloeistof wordt ondergedompeld.
Uit demoproeven bleek dat de achterpoten bij een bad van 3,00 m lang in 95% van de gevallen elk tweemaal werden ondergedompeld. Het is vanzelfsprekend dat in baden van 3,5 tot 4,5 m de klauwen vaker worden ondergedompeld en vandaar dat de effectiviteit van de behandeling toeneemt. Om voldoende lengte te krijgen, kunnen verschillende kleinere baden aan elkaar worden gekoppeld. Let tot slot op de bodem van het klauwbad. De bodem moet vlak zijn en grip bieden. De koe ziet doorheen de vloeistof immers niet waar ze haar poten neerzet en een ongelijke of gladde ondergrond kan paniekreacties veroorzaken. Een maatstaf voor een goede bodem is dat u vlot doorheen het bad kan stappen zonder naar de plaatsing van uw voeten te moeten kijken.
Het klauwbad is op slechts 21% van de bedrijven 3,00 m of langer, terwijl op evenveel bedrijven het klauwbad zelfs korter is dan 2,30 m (Figuur 3). Een langer klauwbad zal hier ongetwijfeld bijdragen tot efficiënter klauwbaden. Daarnaast is de hoogte van het klauwbad een parameter die weleens uit het oog wordt verloren. De vloeistof dient toch zo’n 15 cm hoog te zijn om voldoende hoog aan de klauwen te hechten. Bedenk trouwens dat door een ‘sportieve’ koe de vloeistofhoogte sterk kan afnemen.
Conclusie
Op basis van resultaten kunnen we besluiten dat klauwbaden op heel wat bedrijven waarschijnlijk nog aan effectiviteit kunnen winnen door kleine aanpassingen door te voeren. Vooral de klauwbadlengte en de verversingsfrequentie zijn voor verbetering vatbaar. Daarnaast gebruikt de meerderheid van de veehouders nog steeds niet-toegelaten klauwbadproducten.
Dit artikel spruit voort uit het demonstratieproject ‘Gezonde klauwen op stal’. Projectpartners zijn KU Leuven (Groep Dier&Welzijn), de Hooibeekhoeve, Proef- en Vormingsinstituut Limburg (PVL in Bocholt) en DGZ. Dit demonstratieproject wordt medegefinancierd door de Europese Unie en het Departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse overheid.