De enquête werd beantwoord door 562 landbouwers actief in diverse sectoren en 55 loonwerkers uit gans Vlaanderen. In de enquête werden 16 bemestingstechnieken beschouwd. Deze worden ingedeeld op basis van het mesttype waarvoor ze kunnen aangewend worden, namelijk organisch vast, organisch vloeibaar, kunstmest vast en kunstmest vloeibaar.
Machinepark voor bemesting
Bij de stalmestverspreiders zijn drie verdeelsystemen gangbaar: horizontale verdeelwalsen, verticale verdeelwalsen en schotelstrooiers. De horizontale verdeelwalsen zijn lange tijd het meest gebruikt, maar door de beperkte werkbreedte is de verkoop fors gedaald. 70% van deze mestkarren is meer dan 15 jaar oud. Toch wordt nog 21% van de stalmest met dit type uitgespreid, voornamelijk bij de landbouwers. Voor iets meer dan de helft van de stalmest wordt een mestverspreider met verticale verdeelwalsen ingezet. Een kwart van de stalmest wordt breedwerpig met schotelstrooiers uitgespreid.
De traditionele manier voor het toedienen van mengmest is breedwerpig uitspreiden met de ketsplaat. Enkel op bouwland is dit nog toegestaan mits inwerken binnen twee uur. Naast de hoge ammoniakemissies is het met deze techniek ook moeilijker om een gelijke verdeling van de mest te verkrijgen, zeker bij winderige condities. Vanwege het gemak en de lage kost van deze techniek blijft het desalniettemin een veel gebruikte techniek in Vlaanderen. Zo’n 28% van de drijfmest wordt nog steeds breedwerpig toegepast.
Bij de emissiearme technieken stellen we vast dat zowel landbouwers als loonwerkers de voorkeur geven aan een sleufkouter- of zodenbemester (samen 30% van de drijfmest), die de
Minerale stikstofbemesting in vloeibare vorm gebeurt voornamelijk met de klassieke spuitmachine (96,7% van de jaarlijkse hoeveelheid), al dan niet uitgerust met spuitdoppen voor vloeibare meststoffen. Daarnaast wordt 3,1% van de vloeibare kunstmest via rijenbemesting toegediend. De meststof wordt hierbij niet blootgesteld aan de buitenlucht, wat minder ammoniakvervluchtiging geeft, en de meststof komt op de gewenste plaats, dicht bij de wortels van de plant, terecht.
De meer recente techniek van spaakwielbemesters wordt in Vlaanderen nog nagenoeg niet gebruikt. Met de spaakwielbemester wordt de kunstmest direct in de grond, meestal grasland, geïnjecteerd. Bij injecteren blijven verliezen door vervluchtiging of verdamping beperkt die bij het vollevelds toedienen van vloeibare kunstmeststoffen op kunnen lopen tot 20 %.
Technieken om het meemesten te vermijden
Door de strenge bemestingsnormen wordt bemesten hoe langer hoe meer precisiewerk, ook langs de perceelsgrenzen. In de zone vanaf de laatste werkgang tot de perceelsgrens kan – zeker bij breedwerpige technieken – minder mest toegepast worden dan de gewenste volleveldsdosis. Bijgevolg is de kant onderbemest of komt mest in de waterloop terecht.
Om perceelranden te kunnen strooien heeft iedere machinefabrikant van kunstmeststrooiers wel een eigen systeem bedacht zoals de kantstrooipijp, de kantstrooiplaat, de schuinstelcilinder, kant-strooischoepen; geleidebanen…. Bij stalmestverspreiders met verticale walsen of bij schotelstrooiers kan een kantstrooiplaat of -deur gebruikt worden. Bij bemestingstechnieken met een vaste werkbreedte, zoals mestinjecteurs of pneumatisch kunstmeststrooiers, is de kans dat er mest naast de werkgang terecht komt minimaal, en zijn kantstrooi-instellingen niet nodig.
Voldoende afstand houden van de perceelrand kan ook met technologie ondersteund worden. Met toenemende werkbreedte wordt het voor de bestuurder immers steeds moeilijker om de afstand tot de waterloop correct in te schatten. Hiervoor kan een GPS stuursysteem een oplossing bieden.
Voor de courant gebruikte bemestingstechnieken wordt in de tabel een overzicht gegeven van het percentage landbouwers en loonwerkers dat nu al gebruik maken van gps-sturing en/of een systeem van kantstrooien bij het bemesten langs de waterlopen of bij uitbreiding langs alle perceelranden. Voornamelijk bij centrifugaalstrooiers is het gebruik van kantstrooitechnieken goed ingeburgerd. Ook bij stalmestverspreiders is ongeveer 1/3 bij de landbouwer tot 2/3 bij de loonwerkers hierop voorzien. Bij loonwerkers is algemeen een hoger aandeel van de machines uitgerust met kantstrooisystemen en GPS. Zij beschikken over een jonger machinepark, waardoor technische evoluties sneller ingang vinden.
Geschat risico op meemesten
In de enquête werd ook gepeild naar de inschatting die de landbouwer of loonwerker zelf heeft over het risico dat er mest in de waterloop terechtkomt met een bepaalde bemestingstechniek. Uit de reacties blijkt dat landbouwers en loonwerkers zich bewust zijn van het risico bij breedwerpige technieken, zoals schotelstrooiers, ketsplaat, en centrifugaal- of pendelstrooiers. Anderzijds is bij andere bemestingstechnieken gekend dat de kans op meemesten zeer laag is zoals bij mestinjectie en rijenbemesting.
In de enquête werd ook gepolst naar beleidskeuzes die volgens de sector efficiënt en in de praktijk toepasbaar zijn om de waterkwaliteit in de waterlopen langs landbouwpercelen te blijven garanderen in de toekomst. De sector beschouwt een verdere verstrenging van de regelgeving of meer controles op de bemestingsvrije stroken als weinig efficiënt. Hoewel een aantal respondenten ook aangeven dat controle noodzakelijk is om de bestaande regelgeving te laten naleven.
Inzetten op bemestingstechnieken die de mest preciezer kunnen verdelen, op de plek waar de mest thuishoort, wordt als meest efficiënte maatregel naar voor geschoven. Er is een lichte voorkeur voor bemestingsvrije stroken met een variabele breedte afhankelijk van de gebruikte bemestingstechniek, in vergelijking met een vaste bufferstrook. Dit zal de regelgeving complexer maken, maar het mestbeleid zou op deze manier wel het gebruik van preciezere bemestingstechnieken en kantstrooisystemen verder kunnen stimuleren.