Afmest en korte keten
Een afmestbedrijf met veel inkoop van vreemde dieren is een type bedrijf met meer kans op BRD. Gemiddeld gaat het over veehouderijen waar de dieren afkomstig zijn van andere bedrijven met elk eigen, specifieke bacteriën en virussen. Bovendien zijn de dieren door het transport vaak gestresseerd, wat een negatieve invloed heeft op hun weerstand. Vaak, ook, kopen zulke bedrijven jónge dieren in.
De Bleecker: “Runderen kunnen ziektekiemen dragen in de bovenste luchtwegen zonder zelf ziektetekenen te vertonen, maar ze kunnen intussen wél andere dieren besmetten.
Een voorbeeld van een bedrijf dat de uitdaging BRD te voorkomen op opvallende en succesrijke manier heeft aangepakt, is Bookhamershof in Zele, van Jos en Steven Hanselaer. Daar zijn er cirva 150 kalvingen per jaar, meldt Lieselotte Vermeir, één van de beheerders van de firma. Maar vooral is het een afmestbedrijf met 800 runderen. Per week komen daar 40 nieuwe, af te mesten dieren binnen. De meeste worden gekocht op de veemarkt van het Waalse Ciney, de grootste markt voor mager vee in ons land.
Vermeir: “In Brussel hebben we ook een vleesgroothandel Havian. Die verdeelt vlees over beenhouwerijen over heel België. Daarvoor koopt dat extra runderen van lokale boeren aan. En de broer van Steven, chef-kok Jeff, baat het bekende Berlaarse vleesrestaurant Pur Boeuf uit: daar wordt vlees van hier geserveerd.”
Gericht vaccineren
Jo Cattoir is dierenarts op het bedrijf. “Vroeger was de situatie als volgt”, begint hij. “Bij de 40 dieren per week die van Wallonië naar hier kwamen, waren er toch twee of drie waar je na twee, drie weken merkte dat ze ziek werden: ze leden aan BRD. We losten dat een tijdlang op door die te genezen met het antibioticum oxytetracycline. We boekten daar goede resultaten mee. Maar de veehouder hier is echt vooruitstrevend, en is gebrand op een goede preventie en een zo laag mogelijk antibioticagebruik, onder meer omdat hij zelf ook vlees verwerkt. We hebben toen overlegd en besloten onderzoeken te doen, met name longspoelingen.”
“De stalen stuurden we op naar DGZ, omdat je daar een heel mooi onderzoekspakket hebt waarin wordt gezocht om welke pathogenen het precies gaat. Daaruit bleek dat het vooral ging over Histophilus somni. Eénmaal we dat wisten, hebben we ervoor gekozen om alle dieren bij aankomst te vaccineren tegen Histophilus, zodat we een minimaal antibioticagebruik krijgen. Sindsdien is het aantal dieren dat na aankoop last krijgt van een longaandoening heel sterk verminderd: er zijn er nog maar één of twee per kwartaal.”
De Bleecker: “We krijgen stalen binnen van dierenartsen uit heel Vlaanderen. Bij BRD, dus griep, blijkt het in meer dan 38 % van de gevallen te gaan over menginfecties. Zo kan je bijvoorbeeld op een bedrijf én Histophilus, en een Pasteurella, en nog een virus vinden. Nu zijn, zeker als een of enkele bacteriën de oorzaak zijn, de symptomen van BRD meestal vrij gelijkaardig. Als je wil weten welke ziekteverwekker in het spel is, moet je stalen nemen. En eenmaal je weet om welke het gaat, kan je heel gericht actie ondernemen om ziekte te voorkomen. Een deel van de preventie kan bestaan uit vaccinatie. Hierbij kan je breed gaan of , wat meer economisch is, je richten tegen deze ziektes die je aantrof bij staalname en waarvoor een vaccin bestaat.”
Terugverdieneffecten
De aanpak waarbij de griep wordt voorkomen, leidt tot niet alleen tot een veel lager antibioticagebruik maar ook tot een betere voederconversie, gaat Cattoir verder: “Eigenlijk is de vaccinatiekost gering tegenover het verlies in groeisnelheid en behandelingskost indien de dieren ziek zouden worden.”
De Bleecker: “De overlevingskans van een dier dat griep krijgt, neemt bij iedere aanval van griep beduidend af en als het genezen is, blijven de longen beschadigd. Een kalf dat BRD kreeg, groeit minder goed en verliest gewicht, zelfs al blijft het eten. Dus een veehouder die zegt: ‘Ik ga het laten betijen en antibiotica spuiten als het zover is’, zal economisch minder goede resultaten halen. Dat geldt overigens niet alleen voor vleesvee, maar ook voor melkvee, dat daardoor onder meer minder melk zal geven.”
Strak vaccinatieschema
In Zele werd gekozen voor een combivaccin. Cattoir: “Daarmee focussen we vooral op Histophilus, maar we nemen ook alle vormen van Mannheimia mee: dat is, net als Histophilus, één van de vijf meest voorkomende BRD-pathogenen.”
Vermeir: “We volgen een heel strak vaccinatieschema. Om dat perfect uit te voeren, heb ik een computerprogramma dat voor alle kalveren bijhoudt welke vaccinaties ze al gekregen hebben, welke ze nog moeten krijgen en wanneer.”
De preventieve aanpak past in een algemene trend naar minder antibiotica. Volgens De Bleecker is die vooral door twee zaken te verklaren. Een eerste is dat overmatig en onverantwoord antibioticagebruik leidt tot een groter deel resistente bacteriën, wat op termijn kan leiden tot onbehandelbare infecties. Een tweede is dat de consument alsmaar meer belang hecht aan zo gezond en natuurlijk mogelijk geproduceerd vlees.
Voeding en klimaat
Wie optimale resultaten wil halen met preventief werken, doet er goed aan niet enkel te denken aan vaccineren. De Bleecker: “Voeding heeft eveneens een invloed op de weerstand: hoeveel biestmelk het heeft gekregen vlak na de geboorte? Hoeveel melk krijgt het nadien? Krijgt het voldoende voeder, voldoende vitaminen en mineralen?”
Eveneens belangrijk om een longziekte zoals BRD te voorkomen, is dat in hun huisvesting een goed klimaat heerst. “Om te controleren of bijvoorbeeld de ventilatie goed is, kan je een rookproef doen”, verduidelijkt Cattoir. “En als je een nieuwe stal bouwt, zou je die eigenlijk moeten richten naar het zuidwesten, want dan ventileer je je hele stal. Als je stal in een verkeerde richting staat, zal je delen van je stal niet ventileren; daar krijg je circulaties van luchtstromen. Op die plekken is het risico op zieke dieren veel groter. Verder mag de wind, de luchtstroom niet botsen tegen de dwarsbalken en van daar in de boxen slaan. En je nokverluchting moet hoog genoeg zitten zodat die lucht trekt en dus dienst doet als een trekpijp. De lucht mag niet van bovenaf in de stal komen, maar moet vanuit de stal bovenaan wegtrekken.”
Hij pleit ervoor dat de lat bij stallenbouw in de veehouderij hoger zou worden gelegd dan vandaag het geval is: “Heel vaak is de ventilatie in stallen eigenlijk niet geschikt voor runderen...”
De Bleecker: “Wat ook nodig is, is een geschikte luchtvochtigheid en temperatuur. Een relatieve vochtigheid boven de 70 % is eigenlijk te hoog. En ik zie veel bedrijven waar hele jonge kalveren, tussen nul en twee à drie maand oud, veel te koud zitten. Dan krijgen ze koudestress en neemt de kans toe dat ze ziek worden. Maar uiteraard kan ook hittestress leiden tot meer luchtwegproblemen.”
Cattoir: “Het besef dat een goed klimaat belangrijk is, bestaat ook op dit bedrijf. Zo zijn we overeengekomen dat we bij bouw of verbouwing van een stal samen zitten met verschillende mensen om die zo optimaal mogelijk te maken. Zorg voor een goed geventileerde stal en een accuraat vaccinatieschema, probeer de runderen dan zo weinig mogelijk te stresseren, en geef ze genoeg te eten. Dan zal de kans dat je dieren BRD krijgen, heel sterk dalen.”
