Startpagina Actueel

Correct omgaan met pootgoed

Tijdens diverse studievergaderingen die afgelopen winter doorgingen, stond het PCA stil bij het correct omgaan met pootgoed. Tevens gaven ze enkele aanbevelingen om het plantgoed optimaal te behandelen.

Leestijd : 8 min

De aanbevelingen die ze deden, waren geen nieuwe dingen of zaken waar de boer nog nooit van gehoord heeft. Het zijn dingen die we eigenlijk wel weten, maar die aan onze aandacht durven ontsnappen. Ilse Eeckhout geeft aan dat het PCA ook een taak te vervullen heeft als ‘voorlichter’ en ze hierom de aardappeltelers attent wil maken op het correct omgaan met het pootgoed.

De aanleiding voor dit initiatief is eigenlijk de opkomstproblematiek die de aardappelen gekend hebben in 2016. De weersomstandigheden tijdens het poten waren zeer koud, waarna veel regen kwam. Dit leidde tot een matige opkomst. Het PCA kreeg ook veel meldingen van een slechte opkomst. Ilse Eeckhout riep op om dergelijke gevallen te blijven melden.

Ze gaf aan dat vorig jaar veel telers getroffen zijn door een slechte opkomst van het aardappelgewas en ermee gepaard gaande problemen. Dit is niet leuk omdat het gepaard gaat met financieel verlies. De voorlichtster bemerkte dat dit niet leuk is voor de consumptieteler, maar ook niet voor de leverancier van het pootgoed. “Opkomstproblemen kunnen leiden tot ellenlange discussies over de oorzaak. Het zijn discussies waar soms het PCA bij geroepen wordt en waar we soms niet uit raken. De oorzaak is ook niet altijd eenduidig aan te wijzen”, aldus Ilse Eeckhout. Uiteindelijk is het een problematiek die jaarlijks weerkeert, 2016 was wel uitgenomen. De discussies geraakt men echter beu, daarom namen het PCA en partners het initiatief om samen rond de tafel te gaan zitten en werd bekeken hoe problemen voorkomen kunnen worden. Het initiatief leidde onder meer tot de voordracht van Ilse Eeckhout, die ze afgelopen winter op meerdere locaties gaf.

Divers

Problemen met pootgoed kunnen in de praktijk diverse oorzaken hebben. Het pootgoed kan geïnfecteerd zijn met bacteriën, er kunnen schimmels op zitten, er kan Rhizoctonia aanwezig zijn, ... Pootgoed kan ook op een andere manier gecontamineerd geraakt zijn met bijvoorbeeld actieve stoffen opgenomen tijdens de pootgoedteelt of bijvoorbeeld in de bewaring (vb. CIPC). Dit kan leiden tot minder goede kieming met rare spruiten.

Hiernaast kan het perceel of de bodem het probleem zijn. Zo kunnen vrijlevende aaltjes of andere bodemgebonden organismen de poters aantasten en voor opkomstproblemen zorgen. De oorzaak is hier perceelsgebonden, waar de leverancier van het pootgoed niets aan kan doen.

Als er niet te spreken valt over een infectie, bacterie of schimmel-aantasting kan het opkomstprobleem misschien wel liggen aan de fysiologie van het pootgoed zelf, waardoor de planter te weinig groeikracht bezit. Lady Anna is zo een ras dat het moeilijk had om vorig jaar boven te komen. Het bleek dat het pootgoed niet in het juiste stadium zat om zijn maximale groeikracht te tonen om vlot te kiemen. Onderzeeërvorming is ook een voorbeeld van een fysiologisch probleem.

Het weer is in veel gevallen een bepalende factor voor een vlotte kieming, dit was zeker zo in 2016. “Dikwijls kan een klein probleempje met het pootgoed in combinatie met slechte weersomstandigheden zich des te meer gaan uiten op het veld”, aldus Ilse Eeckhout.

Gedeelde verantwoordelijkheid

Er kunnen dus diverse oorzaken aan de basis van de opkomstproblemen liggen, het is niet eenduidig om ze aan te wijzen en kan veel discussie opwekken”, concludeert ze. Daarom wijst voorlichtster Eeckhout op de gedeelde verantwoordelijkheid. Gezond pootgoed moet aangeleverd worden. Pootgoed is immers geen steriel materiaal: het is gegroeid in de grond en kan bacteriën en schimmels bevatten die niet te zien zijn.

Ook de tussenhandel heeft zijn verantwoordelijkheid, maar dit is een fase in het traject waar men meestal niet zo een goed zicht op heeft. Met een verschil van enkele dagen of weken komt het pootgoed van bij zijn teler (vaak Noord-Nederland) via de handel en transport tot bij de consumptiekweker. De vraag is dan: Wat is er ondertussen mee gebeurd? Bij welke temperatuur heeft het pootgoed gestaan, in welke omstandigheden is het bewaard? Meestal heeft men hier niet zo een goed zicht op. “De tussenhandel moet zijn verant-woordelijkheid nemen en er correct mee omgaan. Dit geldt ook voor het transport. Zo zijn er hygiënerichtlij nen voor de vracht wagens”.

Hiernaast wees ze op de verant-woordelijkheid van de consumptieteler. Bij levering van het pootgoed moet hij hier goed zorg voor dragen. Pootgoed is immers een duur product en de basis voor de opbrengst en kwaliteit aan het einde van het teeltseizoen. Start met goed uitgangsmateriaal en verzorg dit goed tot het de grond in zit, luidt het advies. Een aanrader is om de etiketten te checken bij levering.

Pootgoed afroepen

De afroep van het pootgoed moet nie t onnodig vroeg gebeuren, gaf Ilse Eeckhout aan. Doe dit in functie van de voorziene plantdatum en bekijk of je bij een laat voorjaar, later pootgoed kan afroepen. Tevens kan voor telers met een groot areaal een spreiding in de afroep van het pootgoed nuttig zijn. Een verschil kan hem zitten bij de primeurteelt, dat we sneller willen afroepen om te laten voorkiemen. Er moet hier immers tijd zijn om een stevige, groene kiem te laten ontwikkelen op de knol.

Een rechtstreeks contact met de pootgoedteler kan een voordeel zijn voor het betere overleg dan dit ‘via-via’ te laten gebeuren. Weten wat met het pootgoed gebeurd is, is immers belangrijk, en net dit weten we in de praktijk te weinig. De groeikracht van het pootgoed wordt door verschillende factoren beïnvloed. Wat het tijdens de veldperiode heeft meegemaakt, kan een invloed hebben voor de consumptieteelt. Wanneer is er geloofdood, met welke tussentijd is gerooid, hoe is het bewaard en bij welke temperatuur, ... Er werd alvast een oproep gedaan voor meer trans-parantie. Een eenvoudige vraag is om bij de leverancier te informeren hoe lang het pootgoed al onderweg is. Zo hebben we een indicatie hoe lang het pootgoed al uit de koeling is.

Controleren

Een voornaam advies luidt om het pootgoed te controleren bij aankomst op het bedrijf. Check hoe het ermee zit om zicht te krijgen op wat je geleverd krijgt. Ilse Eeckhout gaf aan dat in principe het pootgoed gecontroleerd moet worden voor het van de vrachtwagen gelost wordt, want lossen is aanvaarden en achteraf is het moeilijker om te klagen.

Bij aflevering moet gecertificeerd pootgoed steeds vergezeld zijn van een fytosanitair etiket. Dit is één etiket per zak, big-bag of per vrachtwagen. In de laatste twee gevallen moet de inhoud verzegeld zijn. Het is raadzaam om goed te kijken naar wat er op het etiket staat. Zo kan bijvoorbeeld de datum van opzakken een indicatie geven wanneer het product uit de bewaring is gekomen. Een ander interessant element is het lot- of partijnummer, zeker achteraf wanneer er problemen zijn en het vergemakkelijkt de traceerbaarheid. Enkele knollen wassen geeft een beter zicht op de bewaarbaarheid. Sta ook eens stil bij de sortering van het pootgoed, hier zijn normen en regels voor. De handel in pootgoed is trouwens opgenomen in de RUCIP-reglementering. “Heb je geen goed gevoel bij het pootgoed, dan neem je het best direct contact op met de leverancier om te bekijken wat we eraan kunnen doen”, luidde het advies nog.

Heb je het pootgoed aanvaard, dan is het aan de landbouwer om er verder goed zorg voor te dragen. Dit kan door het niet in de regen te laten staan. Het klinkt logisch en de meesten weten dit wel, en toch wordt er nog tegen gezondigd. Bij nat pootgoed kunnen in de waterfilm die rond de knollen zit de bacteriën zich heel makkelijk naar de lenticellen/huidmondjes bewegen en de knol infecteren. Bij de oogst laten we de consumptieaardappelen ook niet natregenen alvorens we ze inschuren, dus met het pootgoed moeten we dit ook niet doen. Is er gevaar voor vorst, zet het pootgoed binnen of dek het voldoende af.

Kan het pootgoed niet direct de grond in, sla het dan op bij temperaturen die het liefst zo laag mogelijk liggen, zodat de kieming nog niet gestimuleerd wordt. Een bewaartemperatuur tussen 7 en 10°C is ideaal. Hogere temperaturen leiden tot versnelde kieming, onder de 4°C is er zeker geen kieming.

Zorg ook voor een goede beluchting van het pootgoed, zo voorkom je temperatuurverschillen en condens (vocht). Stockeer bij voorkeur in kisten of los gestort in een propere loods in hoeveelheden die verluchting mogelijk maken. Zakken zet je het best open, zodat de lucht kan circuleren. Pootgoed in kippers en bigbags zijn nauwelijks te doorluchten. Bij oplopende temperaturen wordt de buitenkant van de hoop in de bigbags of kippers warmer en de binnenzijde is kouder. Hierdoor ontstaat condens en vocht in het middenste deel, waar door de temperatuursverschillen kieming kan ontstaan. Pootgoed minder dan veertien dagen opslaan geeft doorgaans geen problemen. Deze ontstaan pas als het pootgoed langer wordt opgeslagen.

Kiemen

Verder luidt het advies om pootaardappelen zo lang mogelijk kiemvrij te houden. Eens ze beginnen kiemen en dit niet gewenst is, kan de techniek toegepast worden om ze om te storten om de kiemen te breken. Hierdoor wordt de kieming afgeremd. Ilse Eeckhout wees er wel op dat dit de kieming maar eventjes remt. Er groeit een tweede kiem die sneller groeit dan de eerste en de breuk die op de kiemen is ontstaan is ook een toegangspoort voor bacteriën. Bewaar het pootgoed zo lang mogelijk op een koude temperatuur.

Tegelijk werd erop gewezen om pootgoed dat uit de frigo komt niet direct te gaan planten. Het pootgoed moet immers wakker zijn. Dit kunnen we vaststellen door de witte puntjes die zichtbaar dienen te zijn. Is dit niet het geval en/of wordt ‘koud’ pootgoed gebruikt, dan zal dit zich veelal uiten in een lange periode tussen planten en opkomst. Hierdoor krijgen dan weer ziekten zoals Fusarium en Rhizoctonia de kans om de poter en kiem aan te tasten.

Laat gekoeld pootgoed geleidelijk in temperatuur oplopen. Houd bij voorkeur een periode van twee weken aan tussen het verlaten van de mechanische koeling en het planten. Bij traag kiemende rassen kan dit oplopen tot drie à vijf weken. Zo hebben de rassen Agria en Challenger een lange kiemrust. Deze moeten dan ook voldoende lang uit de koeling zijn alvorens ze te planten. Informeren naar dit tijdstip bij de leverancier of bij het PCA kan steeds nuttig zijn.

Planten

Ter afronding van haar presentatie wees Ilse Eeckhout er nog op om niet in koude, natte grond te gaan planten. Een minimale bodemtemperatuur van 10°C is aangewezen. Hou ook rekening met de plantafstand en plantdiepte per ras. Te diep planten verhoogt het risico op rot in natte voorjaren omdat het water dan net ter hoogte van de poter zit. Wie vragen heeft over de plantafstand en -diepte, kan terecht bij het PCA voor advies.

Een van de laatste adviezen die verstrekt werden, is om per perceel te noteren welk pootgoed werd uitgeplant met inbegrip van het ras, de pootmaat en het partijnummer. Bewaar tevens alle fytosanitaire etiketten van elke zak of vracht gedurende minstens vijf jaar. Als je (opkomst)-problemen tegenkomt in je aardappelveld kan je zo nagaan richting pootgoed en evalueren of het probleem hier zit of toch elders. Daarom is het ook aangeraden om de verschillende poterloten niet te mengen. Bij overschot van pootgoed kan hier tevens een monster van bijgehouden worden.

T.D.

Lees ook in Actueel

Milde melkaanvoer in Europa

Economie Raf Beyers, adviseur bedrijfsontwikkeling en risk management bij United Experts, overliep op 20 maart met ons de financiële wereldsituatie en de internationale zuivelmarkten. De melkpoederprijzen gaan nog steeds in dalende lijn. Op de GDT-veiling werd 27% minder product verkocht dan vorig jaar.
Meer artikelen bekijken