Startpagina Actueel

Metselbijen klaren de klus

De bij kreeg de voorbije week veel aandacht, maar ook heel wat andere nuttigen leveren een bijdrage aan de bestuiving. De voorbije drie jaar werden tijdens het Interreg-project ‘Meer Natuur voor Pittig Fruit’ bij 120 fruittelers in het Hageland, Haspengouw, Zeeland en Nederlands-Limburg maatregelen genomen om de bestuivingszekerheid door wilde bijen te vergroten. Met gunstig resultaat!

Leestijd : 4 min

Projectcoördinator Egbert Asselman, van het Regionaal Landschap Zuid-Hageland, bracht tijdens een inspiratiedag duiding rond de aanpak en de resultaten van dit grensoverschrijdend project ‘Meer Natuur voor Pittig Fruit’ (MNPF).

Meer en betere bestuiving

“Aanleiding van dit project was de vraag en interesse van fruittelers naar een grotere bestuivingszekerheid”, legt Asselman uit. “Een grotere kans op voldoende bestuiving van de fruitbomen, of een kleiner risico op opbrengstderving door een bestuivingstekort, is van groot belang. De telers willen zowel meer als een betere bestuiving. Binnen dit project wilden we dit realiseren door een integrale bestuiving na te streven. Dat kan door tijdens de bloesemperiode een grotere diversiteit aan bestuivers aan te trekken in de boomgaard. Deze periode is immers kort en de bestuiving door honingbijen kan bij minder goede weersomstandigheden onvoldoende zijn. MNPF zette daarom voornamelijk in op het vergroten van de populatie metselbijen.”

Een tweede facet van het project richtte zich op maatregelen om de biodiversiteit te vergroten. Natuurlijke plaagbestrijding helpt immers om het aantal belagers in de boomgaard te drukken. Daarnaast wilde het project ook het imago van de fruitteelt versterken door een betere kennis van de teeltpraktijk te verspreiden bij het brede publiek.

Nuttige metselbijen lokken

Metselbijen zijn inheemse solitaire (of ‘wilde’) bijen. Ze zijn erg geschikt als hoofdbestuivers voor pitfruit, zowel voor appel als voor peer. In onze contreien vliegen voornamelijk de gehoornde metselbij (Osmia cornuta) en rosse metselbij (Osmia bicornis) vanaf het vroege voorjaar.

Asselman: “Wanneer je voldoende nestgelegenheid en een voldoende geschikt bloemaanbod voor en na de bloesemperiode (maart tot mei) voorziet in de plantage, de zogenaamde bloeiboog, zal de populatie metselbijen snel opbouwen. De vliegradius van deze wilde bijen is immers beperkt tot enkele honderden meters. Ze hebben wel een hoge bestuivingsefficiëntie waarbij ze veel bloemen per minuut bezoeken. Bovendien zijn ze wat harig waardoor ze zowel nectar als stuifmeel meenemen en zijn ze honkvast. Een bijkomend voordeel is dat ze ‘manipuleerbaar’ zijn: je kan ze dus in nesten kweken en de cocons zijn oogstbaar en bewaarbaar.”

Binnen het MNPF-project werden bij 90 Vlaamse en 30 Nederlandse fruittelers kasten voor metselbijen geplaatst. Er werd geopteerd voor een natuurlijke methode waarbij de populatie-opbouw startte vanuit toevallig passerende metselbijen die de kasten voor eileg gebruikten. Hiervoor werden houten kasten met bamboestokjes of houtblokken met uitgeboorde holtes gebruikt.

“Deze methode is goedkoper en vergt minder arbeid dan de teeltmethode waarbij de cocons worden aangekocht en kweekkasten worden gebruikt. De natuurlijke methode vergt weliswaar ook opvolging van de fruitteler. Het nestmateriaal moet onder meer geregeld worden vernieuwd.”

Belangrijkste bevindingen

Asselman overliep tijdens de inspiratiedag de belangrijkste resultaten: “Na drie jaar waren zowat 80% van de kasten bezet en zagen we een bezettingsgraad per kast tussen 40 en 100%. De natuurlijke opbouw van de populaties verliep in de meeste boomgaarden dus goed, maar we zagen grote individuele verschillen per kast en per boomgaard. Gemiddeld zagen we de populatie met een factor vier per jaar uitbreiden.”

Het project toonde aan dat bij kasten met 150 nestgangen er idealiter zo’n zeven kasten per hectare nodig zijn bij appel en tien bij peer om een goede bestuiving te realiseren met enkel metselbijen. Initieel is de helft nodig bij opstart, de andere helft is nodig voor vervanging.

De parasitering van de kasten bleef de eerste jaren uit. Vanaf het derde jaar werden onder meer het vliegje Cacoxenus indigator en de mijten (Chaetodactylus osmiae) vastgesteld. Door deze geduchte parasieten moest het nestmateriaal vanaf het derde of vierde jaar vervangen worden.

Meerwaarde voor fruit

Onderzoekscentrum pcfruit onderzocht tijdens het project bij 12 telers de effecten op de vruchtzetting en vruchtkwaliteit bij de aanwezigheid van metselbijen. Ze testten daarbij ook de diverse nestmaterialen op geschiktheid. Onderzoeker van de afdeling Zoölogie Tim Belien legt uit: “Bamboestokjes blijken het meest geschikt zijn. Ze hebben veel nestgangen op een kleine oppervlakte: een nestblok telt 200 gangen met 15 broedcellen per gang. Ze hebben een hoge bezettingsgraad. Het aantal natuurlijke parasieten is aanvaardbaar, maar plaats best meerdere kleine nestgelegenheden in plaats van één groot ‘hotel’. Zet de nestblokken vanaf eind mei ook best op een afgeschermde plaats om parasitering te vermijden.”

Voor de telers is natuurlijk de economische meerwaarde van dit verhaal belangrijk, en ook daar was er goed nieuws. “De vergelijking van boomgaarden met en zonder bijenkasten toonde na drie jaar zowel bij appel als peer een duidelijk positief effect op het vruchtgewicht bij aanwezigheid van wilde bijen. Ook de vruchtzetting en kwaliteitsindex bij peer verbeterden gunstig.” Belien wijst evenwel op het belang van de reeds aangehaalde bloeiboog, bijvoorbeeld door een gemengde haag te voorzien. Ook bloemranden bewijzen hun nut, ze trekken immers heel wat nuttigen aan.

Fruitteler Kris Wouters nam deel aan het project: “De wilde bijen leverden goed werk, vooral bij de peren waar je de voorbije jaren amper honingbijen zag.”
Fruitteler Kris Wouters nam deel aan het project: “De wilde bijen leverden goed werk, vooral bij de peren waar je de voorbije jaren amper honingbijen zag.” - Foto: AV

Vervolgverhaal

De initiatiefnemers en de fruittelers zijn erg opgezet met de gunstige resultaten, toch zijn er nog veel onopgeloste vragen. Ze zijn dan ook vragende partij voor een vervolg. Geïnteresseerden kunnen alvast aan de slag met de bevindingen die gebundeld zijn in een brochure over het project (Meer info bij www.rlzh.be).

Anne Vandenbosch

Lees ook in Actueel

Meer artikelen bekijken