Zachte winter doet bladluizen overleven

Percelen die het meeste aandacht vergen zijn uiteraard de onbehandelde percelen wintergerst en onbehandelde, vroeg gezaaide wintertarwe. Wintergerst die werd behandeld moet eveneens opnieuw gecontroleerd worden. Ook daar is een nieuwe aantasting mogelijk. In later gezaaide wintertarwe of wintertarwe die later werd behandeld is het risico kleiner.

Tussen 17 en 23 maart werden in Vlaanderen op 37 percelen waarnemingen omtrent bladluizen uitgevoerd door het LCG en partners. Vijftien percelen wintergerst en 14 percelen wintertarwe zonder insecticidebehandeling werden geëvalueerd alsook 6 behandelde percelen wintergerst en 2 percelen wintertarwe.

Onbehandelde percelen

Op de onbehandelde percelen wintergerst worden nagenoeg overal bladluizen waargenomen. Dit gaat van 0 tot in een uitzonderlijke situatie 17,5% bezette planten. Gemiddeld is 2,5% van de planten bezet met gemiddeld 1 bladluis.

Op de onbehandelde percelen wintertarwe worden op 2/3de van de percelen geen bladluizen waargenomen. Op één derde van de onbehandelde wintertarwepercelen worden bladluizen waargenomen, gaande van 1 tot 2,8% bezette planten.

Behandelde percelen

Op de behandelde percelen wintertarwe werden geen bladluizen teruggevonden (slechts 2 percelen geteld, deze werden behandeld op respectievelijk 31 oktober en 17 november). Op de behandelde percelen wintergerst werden op 2 van de 6 percelen bladluizen gevonden.

De behandelingsdrempel volgens Livre Blanc “Céréales” (Gembloux, België) is verschillend naargelang het moment/tijdstip (Bron: Livre Blanc “Céréales” – september 2014, Université de Liège – Gembloux Agro-Bio Tech, België): - op het einde van de winter wordt een bladluisbehandeling aanbevolen vanaf het ogenblik dat er levende bladluizen aanwezig zijn, ongeacht hun aantal. Na de winter kan het vergelingsvirus namelijk zeer snel uitbreiden en leiden tot belangrijke schade, zelfs bij aanwezigheid van zeer weinig virulente bladluizen.

LCG