In de volledige landbouwsector ontstaan er naar schatting 449.000 ton voedselreststromen, waarvan 63% in de tuinbouw, 32% in de akkerbouw en 5% in de veehouderij. “Het hoge tonnage voedselreststromen is verklaarbaar door het grote productievolume (hoge productie per eenheid in vergelijking met andere landen) dat toeneemt door de sterke en stijgende exportgerichtheid.” Een belangrijk (maar onbekend) deel van de voedselreststromen in de landbouw is toe te schrijven aan de productie voor buitenlandse markten. Ook de specifieke productieomstandigheden in de landbouw spelen een belangrijke rol.
Valoriseren reststromen
“De landbouwer is immers direct afhankelijk van ‘natuurlijke’ productieomstandigheden (zoals bijvoorbeeld het klimaat) die hij zelf niet in de hand heeft. Deze omstandigheden kunnen een grote impact hebben op bijvoorbeeld oogst-, sorteer- en bewaarverliezen. “Op het niveau van de gehele landbouwsector gaan 70% van de voedselreststromen terug naar de bodem, 11% krijgt de bestemming voeder voor dieren (veevoeder).
De belangrijkste bestemming van voedselreststromen uit de tuinbouw is de bodem (onderploegen), goed voor 62%. Op de tweede plaats volgt veevoeder (18%). De cascade-index weegt de voedselreststromen die vrijkomen in een sector in functie van hun positie op de cascade van waardebehoud.” De cascade-index van de landbouw bedraagt 7,9. De landbouwsector scoort sterk op valorisatievlak. Het valoriseren van voedselreststromen als bodemverbeteraar of veevoeder maakt dan ook integraal deel uit van het kernproces van de landbouw. Dit draagt tevens bij tot het sluiten van natuurlijke kringlopen.
“Wanneer we binnen de voedselreststromen een onderscheid maken tussen de eetbare en de niet-eetbare fractie, krijgen we zicht op de voedselverliezen, respectievelijk nevenstromen. De 449.000 ton voedselreststromen in de landbouw bestaan uit 74% voedselverliezen (of 330.000 ton) en 26% nevenstromen (of 119.000 ton). In de tuinbouw kan de voedselreststroom ingedeeld worden in 79% voedselverliezen (223.000 ton) en 21% nevenstromen (60.000 ton).”
Wanneer we het voedselverlies uitdrukken in vergelijking met van de totale productie, bekomen we het relatieve voedselverlies. Het relatieve voedselverlies in de Vlaamse landbouw bedraagt slechts 4%. In de tuinbouw bedraagt dit 11%.