Klantenprofielen
We kunnen de klantenprofielen van hooibouwmachines opdelen in drie groepen; de loonwerkers, de melkveehouders en akkerbouwers, en de hobbylandbouwers. Bij de eerste twee groepen zien we een tendens naar capaciteitsvergroting. Bij de loonwerker wordt dit ingegeven door de vraag naar grotere machines om in een kortere tijd meer klanten te kunnen bedienen. Door de evolutie in capaciteit van de machines was het dan ook de voorbije jaren aantrekkelijk om nieuwere machines aan te kopen.
De melkveehouder zoekt eerder een ‘eenvoudigere’ machine waarmee hij kostenefficiënt en snel gras kan winnen. Gegeven de schaalsprongen die de melkveehouderij de voorbije jaren heeft gekend, kunnen we ook hier stellen dat machines al sneller dan de normale gebruiksduur werden vervangen (of bijgekocht) om gelijke tred te houden met de bedrijfsgroei. Het aantal tonnen goed ruwvoer dat per hectare wordt geoogst is een kengetal waarmee steeds meer melkveehouders rekening houden om kostenefficiënt te werken en te kunnen besparen bij het kopen van krachtvoer en bijproducten. In vergelijking met vroeger zijn er nu meer oogstmomenten en is de periode tussen maaien en oogsten verkort.
De laatste groep zijn de ‘hobbylandbouwers’. Hierbij denken we aan particulieren of gepensioneerde landbouwers met enkele runderen of paarden, die zich tevreden stellen met de kleinere machines in de markt. Zij zorgen ervoor dat ook deze machines nog steeds gretig aftrek vinden.
Machineprofielen
Ook de hooibouwmachines kunnen we indelen. Grofweg zijn er drie groepen van machines: de ‘grote’ oogstmachines (persen, hakselaars), de ‘gewone’ hooibouwmachines (maaiers, schudders, harken) en een tussengroep van zeer grote hooibouwtoestellen. De eerste groep zijn kapitaalsintensieve en technologierijkere machines die ook een zekere ervaring vragen van chauffeur en worden voornamelijk gekocht door loonwerkers. De tweede groep zijn eerder technisch eenvoudige machines die voornamelijk worden gekocht door melkveehouders.
De derde groep is een een tussengroep van zeer grote nieuwe hooibouwmachines zoals vlindermaaiers, harken met meerdere rotoren, opraapwagens of ‘eenvoudigere’ persen die zowel gekocht worden door loonwerkers als grote melkvee- of akkerbouwbedrijven.
Afzetgebied
Wanneer we het afzetgebied bekijken, valt het op dat vooral de provincies Namen, Henegouwen en West-Vlaanderen belangrijk zijn voor de grote oogstmachines. Voor het kleinere hooibouwmateriaal zien we ook het belang van de melkveesector in een provincie en komt een provincie als Antwerpen duidelijker uit de verf.
Toekomst
Gevraagd naar de toekomst merken de leden van Fedagrim op dat de grotere oogstmachines tegen hun limieten aanleunen betreffende hun afmetingen naar wegverkeer en bodemdruk. Er wordt dan voor deze machines komende jaren niet zo zeer een verdere groei verwacht in omvang, maar eerder een groeisprong in techniek. Hierbij denken we aan de zogenaamde ‘Smartfarming’-technieken waarbij bijvoorbeeld gps en sensoren een deel van het werk (snelheid, afstelling proces, communicatie met laadwagen,…) van de chauffeur uit handen nemen. Maar ook het maken van plaatsspecifieke opbrengstkaarten zal wellicht verdere ingang vinden. Het aanbieden en interpreteren van deze kaarten kan er voor zorgen dat de rol van de loonwerker verandert van zuivere dienstverlener naar dienstverlener en gewasadviseur.
Bij de ‘kleinere’ hooibouwmachines wordt een verdere capaciteitstoename verwacht. Gegeven de daling van het aantal melkvee

