Vlaanderen gaat meer inzetten op acties rond ‘interactieve innovaties’

Innovatie is ook in de Vlaamse land- en tuinbouw de motor van vooruitgang.
Innovatie is ook in de Vlaamse land- en tuinbouw de motor van vooruitgang. - Foto: LBL

In een schriftelijke vraag benadrukte Emmily Talpe, Vlaams parlementslid voor Open VLD, het belang van innovatie als een bepalende voorwaarde voor groei en vooruitgang. “Dat geldt ook voor de land- en tuinbouw, die op vele vlakken wordt geconfronteerd met uitdagingen: economisch, ecologisch, dierenwelzijn, taakverbreding, sociale projecten... Hoe ver staan we?”

Vlaanderen en Europa

Vlaanderen, onder meer via het departement Landbouw & Visserij en de VLIF-, VLAIO- en andere steunmaatregelen, en Europa, onder meer via het Europees Innovatiepartnerschap, zetten de voorbije jaren extra in op innovatie als flankerende maatregelen in het land- en tuinbouwbeleid. Het gaat om tientallen miljoenen euro’s die worden besteed aan land- en tuinbouwbedrijven en projecten (onder meer wetenschappelijk onderzoek) van uiteenlopende aard.

Een kleine greep uit de cijfers: in 2020 bedroeg vanuit het Departement Landbouw & Visserij het innovatiebudget voor landbouw en visserij ruim 13 miljoen euro, voor wetenschappelijk onderzoek vanuit het departement bijna 25 miljoen euro, het onderzoeksbudget voor de land- en tuinbouw vanuit VLAIO ruim 10 miljoen euro... “De totale innovatiemiddelen bij VLAIO bestemd voor de landbouw en de voedingssector bedroegen in 2020 64,6 miljoen euro, of 20 % van het totale innovatiebudget van VLAIO”, zegt Vlaams minister Hilde Crevits.

Profiel VLIF-aanvrager

Voor VLIF-projectsteun innovatie is de gemiddelde leeftijd van de jongste bedrijfsleider voor steunaanvraag 40 jaar. “Op dat vlak is er geen evolutie te melden. De gemiddelde bedrijfsgrootte wordt sterk bepaald door de concrete projecten die ingediend worden, maar situeert zich rond een brutobedrijfsresultaat van 600.000 euro”, antwoordt Vlaams minister Hilde Crevits.

Gemiddeld zit er in 35 % van de bedrijven waarvan een aanvraag werd geselecteerd een vrouw in de bedrijfsleiding. Ook hier is het jaarlijks percentage sterk afhankelijk van de concrete aanvragen. Gemiddeld werd 5 % van de geselecteerde aanvragen ingediend door een bedrijf dat de biologische productiewijze toepast. De laatste 2 jaar bedraagt dit echter 10 %. “Het is duidelijk dat het instrument VLIF-innovatie relatief gezien goed zijn weg vindt naar de biologische sector.”

Verschuivingen in de tendensen zijn er niet echt. “Vijf jaar geleden waren er al veel innovatie-inspanningen op het vlak van ecologische thema’s en dierenwelzijn. Dit was het gevolg van de alsmaar strenger worden milieuwetgeving die voor de landbouw altijd een grote impact heeft, aangezien het om een economische activiteit in een natuurlijke omgeving gaat. De aandacht voor deze thema’s blijft”, alsdus minister Crevits.

Economie en ecologie

Inhoudelijk is de combinatie van ecologische en economische aspecten, of dierenwelzijn en economische aspecten nu meer aan de orde dan vroeger. “Er wordt op het vlak van innovatie heel veel ingezet op onderwerpen om aan de maatschappelijke doelstellingen rond duurzaamheid en dierenwelzijn te voldoen. Hierbij wordt rekening gehouden met de economische aspecten om, ondanks de hoge kosten van inputs, toch concurrerend te blijven.”

Duurzaamheid is bij alle landbouwprojecten van welke aard ook (investeringen, demonstratieprojecten, EIP, …) een belangrijk selectiecriterium. Bij economische projecten speelt het milieuaspect altijd mee. Indien het project op milieuvlak onvoldoende goed scoort, komt het niet in aanmerking voor ondersteuning.

“Er is zowel op het vlak van ecologie en dierenwelzijn, als op het vlak van economie meer en meer een transitie naar een proactief innovatiebeleid. Ook vanuit de sector worden initiatieven genomen voor een proactieve aanpak van veranderende eisen, normen en regelgeving op het vlak van milieu en veranderende marktvereisten. Zo draagt de sector bij aan de ontwikkeling en de introductie van nieuwe producten en diensten, het verbeteren van productieprocessen en het aanboren van nieuwe markten”, stelt minister Hilde Crevits.

Water en klimaat

Er wordt in projectoproepen ook gestuurd naar innovatie rond thema’s die vanuit het beleid en de maatschappij gewenst zijn en/of inspelen op de grootste actuele uitdagingen in de sector. “In de laatste jaren werden bijvoorbeeld in de oproepen thema’s opgelegd zoals de waterproblematiek, het klimaat, de circulaire economie en de economische relance om de gevolgen van de coronacrisis te milderen. Anderzijds wordt bij oproepen rond innovatie meestal een deel van de oproep vrijgelaten om geen innovatieve ideeën vanuit de sector verloren te laten gaan.”

De laatste jaren wordt op het vlak van innovatie veel meer ingezet op interactieve innovatie. “Dat zal in de toekomst nog meer gestimuleerd worden. Een interactief innovatieproces houdt in dat innovatie tot stand komt door interacties en cocreatie tussen relevante actoren met complementaire kennis (landbouwers, onderzoekers, bedrijfsadviesdiensten, producentorganisaties, leveranciers, kennisinstellingen …)”, duidt de minister.

Daarnaast wordt met het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) ook veel meer een bottom-upbenadering gestimuleerd en ondersteund om de gap tussen wetenschap, onderzoek en praktijk te verkleinen. Zowel via EIP-projecten als via VLIF-Innovatie is er aandacht voor de echte voorlopers die als eerste een innovatie bedenken. In beide instrumenten zijn verschillende actoren betrokken en komen de ideeën vooral vanuit de praktijk. “Als dit innovatieproces gevolgd wordt door een begeleiding van vernieuwingstrajecten en een ondersteuning van innovatieve investeringen, dan leidt dit tot een snelle verspreiding van innovatieve, praktische oplossingen voor de problemen en kansen van de landbouwers.”

Het stimuleren en ondersteunen van de doorstroming van innovatieve kennis naar de praktijk, onder andere door een vertaling naar het praktijkniveau, bijvoorbeeld via de advisering of via demonstratieprojecten, krijgt toenemende aandacht. Innovatie bestaat uit verschillende fases. “De verschillende ondersteuningsinstrumenten zijn zo gekozen dat ze elk een verschillende fase van het innovatieproces ondersteunen. Ze worden in de toekomst nog beter op elkaar afgestemd, zodat ze versterkend werken en kennisdoorstroming en innovatie nog versnellen.”

Mix van instrumenten

“Er zal verder ingezet worden op een goed afgestemde mix van de verschillende instrumenten (vorming, advies, demonstratieprojecten, EIP, innovatieve investeringssteun…). Het maken van bruggen tussen onderzoek, advisering en naschoolse vorming draagt ertoe bij dat kennis rond innovatie efficiënt doorstroomt naar de landbouwer. Zo speelt bijvoorbeeld de rol van de bedrijfsadviesdiensten, die dikwijls een vertrouwenspersoon zijn voor de landbouwer, in het innovatieproces een belangrijke rol”, geeft minister Crevits nog mee.

Wat thematiek betreft, wordt verwacht dat er nog meer zal ingezet worden op cross-sectorale thema’s, bijvoorbeeld in het kader van circulaire economie of de waterproblematiek, waarbij de landbouw oplossingen zoekt samen met andere sectoren.

Lieven Vancoillie

Meest recent

Meest recent