LTI Oedelem: Werkplekleren stoomt studenten klaar voor het echte boerenleven

V eel scholen zien werkplekleren als dé manier om studenten van het middelbaar onderwijs voor te bereiden op het verdere leven. Op LTI Oedelem is dat niet anders. Op het scholendomein van het LTI werd echter bewust gekozen om geen eigen landbouwbedrijf op te richten. Er is wel een uitgebreid netwerk opgebouwd van landbouwbedrijven uit de omgeving. Daar kunnen de leerkrachten terecht om er praktijk– en/of theorielessen te geven.

Zo is er een basisgroep van bedrijven (zowel melkvee als varkenshouderij) waar de studenten en leerkrachten op heel regelmatige basis langsgaan. Die landbouwers geven maar wat graag hun kennis door, en ook zij leren van de studenten bij (zie kaders). Daarnaast zijn er bedrijven waar ze enkel op bezoek gaan om de leerlingen kennis te laten maken met een bepaalde specialisatie, zoals exterieurbeoordeling of klauwverzorging.

Als leerkracht probeer je het beste mee te geven aan de student. Elke leerkracht draagt bij aan de vorming van de student. Landbouwleven sprak met leerkrachten Rani De Ruyter en Chantal Acket van het LTI Oedelem over hun bijdrage aan het werkplekleren. Chantal (30 jaar) geeft er al 8 jaar Nederlands, geschiedenis en maatschappelijke vorming aan de eerste en derde graad. Rani (25 jaar) is zelf oud-leerling van de school, en werkt er nu als leerkracht veeteelt, akkerbouw, toegepaste economie en praktijk bij de landbouwvakken.

LBL: “Wat spreekt jullie aan aan het lesgeven in LTI Oedelem?”

CA: “Alleen al voor de omgeving is het super om op deze school les te geven. De studenten zelf zijn ook heel gepassioneerd, zeker voor de specifieke vakken. Voor mij is het ook leuk om op die interesses in te spelen: de inhoud van die specifieke vakken probeer ik in de mate van het mogelijke toe te passen in mijn lessen.“

RDR: “Ik studeerde aan het LTI Oedelem Biotechnische wetenschappen, dus ik kende de school al wel. Ik heb wel passie en liefde voor de landbouw, want ik kreeg dat mee van thuis uit. Voor mij is het een eer om de specifieke vakken te mogen geven, want daarvoor kiezen de studenten effectief. Je merkt dat ze aandachtig zijn over wat ik hun wil bijbrengen.”

Wat leren de studenten uit jullie vakken voor het werkplekleren?

CA: “Naar de stage en het werkplekleren toe probeer ik in het vak Nederlands toe te spitsen op correct taalgebruik, en ook op hoe een stageverslag te schrijven, mails op te stellen, telefoongesprekken correct te voeren… Bij de zesdejaars is er sprake van een geïntegreerde proef: dan komt alles samen. Dan moeten ze alles uit hun stagebedrijven in een verslag samenvatten, of een onderzoeksvraag goed kunnen opstellen.”

RDR: “Voor mij is het werkplekleren de ideale gelegenheid om wat we zien in de theorie in de praktijk om te zetten. Als we bijvoorbeeld leren over de huisvesting bij koeien kunnen ze in de praktijk onderzoeken of de ligbedden voldoen aan de normen, en zo niet hoe ze die kunnen verbeteren. Ook de rantsoensamenstelling bekijken en beoordelen we op de landbouwbedrijven. Hiervoor heeft de student een schudbox en mestzeef ter beschikking: zo beoordelen ze de vertering bij de koe. Ik vind het wel fijn om te zien dat ze oprecht geïnteresseerd zijn. Ze stellen veel vragen. En de landbouwer vindt dat de max, hé.”

Wat willen jullie meegeven tijdens de lessen naast de theoretische en praktische kennis van het vak?

CA: “Ik wil meegeven dat eerlijkheid belangrijk is, en dat ze moeten opkomen voor hun mening op een respectvolle manier. Dan krijg je dat respect ook terug.”

RDR: “Klopt. Ik vind het ook belangrijk dat de studenten meewerken aan een positief imago van de landbouwsector. Zeker nu is dat belangrijk, nu landbouw in het nieuws zo in de focus staat, bijvoorbeeld door het stikstofakkoord. We willen dat de studenten op een goede manier kunnen uitleggen dat ze geen vervuilers zijn. Ik probeer hun ook mee te geven dat ze kritisch moeten nadenken, dat ze niet zomaar iets moeten aannemen. Ook wil ik hun besef van kostprijzen meegeven. Als we naar varkensboer Fritz gaan voor het werkplekleren, moeten ze beseffen dat zelfs een klein flesje voor vaccinatie al 120 euro kost en dat ze er dus goed mee moeten omspringen.”

Hoe verloopt de begeleiding tijdens het werkplekleren?

RDR: “Ik probeer de theorie op de landbouwbedrijven te koppelen aan de praktijk. In de mate van het mogelijke laat ik de studenten zelf ontdekken, maar het is niet altijd mogelijk om ze los te laten, zeker tijdens corona. Er is bovendien veel verschil tussen de studenten onderling. Sommigen hebben van thuis uit ervaring, bijvoorbeeld omdat ze op een landbouwbedrijf wonen, en andere totaal niet. De ene student heeft met andere woorden meer ondersteuning nodig dan de andere.”

CA: “Zelf ga ik met de studenten niet naar de bedrijven toe. Ik hoop echter wel dat ze de waarden en normen die ik hun meegeef tijdens mijn lessen meenemen.”

Is het werkplekleren verplicht, waarom kan dit niet op school?

RDR: “Het werkplekleren is verplicht. Dat zijn de praktijkuren. Er zijn op school wel dieren, maar eens in de tweede of derde graad, wordt er zo veel mogelijk naar de boerderij gegaan om de werkelijkheid te schetsen. De werkelijkheid is belangrijk. Op school zijn er ook maar weinig dieren en machines. Je wil natuurlijk heel de klas iets laten doen, en dat kan dan bij het werkplekleren, waar er veel meer dieren en materiaal zijn.”

Hoe belangrijk is werkplekleren?

CA: “Het is het belangrijkste van alles. Ze gaan naar de landbouwer, en dat is voor hen een optie als job. Alleen daarom is het al belangrijk om dat te blijven doen, dat ze weten wat het inhoudt. Bij LTI Oedelem is het daarom goed dat er verschillende landbouwbedrijven zijn waar ze terecht kunnen. Elk bedrijf heeft een eigen manier van werken, een eigen tractor, een eigen melkmachine of -robot, enzovoort. Studenten kunnen dus vergelijken tussen de manieren van werken, leren met verschillende landbouwmachines omgaan... Door op uiteenlopende bedrijven te komen, krijgen de leerlingen ook verschillende visies te horen binnen 1 bepaalde sector. Dat is ideaal om hen zelf kritisch te leren nadenken over de ‘beste’ aanpak. Dit is wel uniek. Bij andere scholen is er slechts 1 boerderij waar de studenten naartoe kunnen.

De leerlingen leren bijvoorbeeld omgaan met verschillende landbouwmachines. Die variatie aan materiaal kun je als individuele school nooit zelf aankopen.”

RDR: “Er is wel een verschil tussen de richtingen. De derde graad TSO heeft 1 dag om de 4 weken werkplekleren. Voor de derde graad BSO is het 1 dag per week. BSO heeft bovendien ook meer stage. Voor de TSO-richting is het belangrijker om wat meer theorie te krijgen en minder praktijk: zo is er nog de keuze om verder te studeren of om direct op de arbeidsmarkt terecht te komen. BSO-studenten kiezen er doorgaans altijd voor om na hun studie te werken op een landbouwbedrijf.”

Hoe werden de landbouwbedrijven gekozen?

RDR: “De landbouwbedrijven die gekoppeld zijn aan LTI Oedelem zijn vooral veeteeltbedrijven: melkvee en varkens. Vaak is er akkerbouw aan gekoppeld. Zo komt alles aan bod. Het gaat om bedrijven die al langer verbonden zijn met de school, maar het zijn deels ook nieuwe bedrijven. We screenen ze niet eerst, we zijn blij dat de landbouwers mee willen doen. Gelukkig zijn het ook allemaal interessante bedrijven.”

Leren jullie zelf soms nog bij uit de ervaringen van jongeren?

RDR: “Er verandert zoveel in de landbouw, ik school me dus bij. Dat doe ik bij verschillende organisaties, zoals Groene Kring, Inagro, CRV en Ferm. Als leerkracht moet je up-to-date zijn. Ik ben nog een jonge leerkracht, ik doe graag nog wat praktijkervaring op. Ik heb zelf nog een klauwverzorgingscursus gevolgd, een KI-cursus staat ook op mijn verlanglijstje. Het leuke aan werkplekleren is dat de boer sowieso meer ervaring heeft, waardoor ook ik van hem veel bijleer. Zelf ben ik het meest op de hoogte van melk- en vleesvee, maar ik heb door het werkplekleren of door hun stages veel bijgeleerd over de varkens, of over schapen of geiten.”

CA: “Ik heb al veel bijgeleerd tijdens de geïntegreerde proef. Ik beoordeel op het Nederlands, maar ik leer inhoudelijk veel bij over landbouw. Ik vind het fantastisch dat ik dan de studenten zo passievol hoor praten over hun ervaringen. Hetzelfde tijdens mijn lessen: als er een tractor passeert, mag je er bijna zeker van zijn dat de studenten rechtstaan om te zien van welke constructeur hij is. En dan begint de discussie: is John Deere beter dan Fendt? En dan kan ik ook alleen maar luisteren.”

Marlies Vleugels

Jan Vandekerckhove (LTI Oedelem)

Getuigenissen landbouwers

Fritz Van Landschoot (varkens- en vleesveebedrijf)

Fritz is een oud-leerling van de school (afgestudeerd in 1996) en heeft een landbouwbedrijf in Oedelem, waar onze leerlingen op regelmatige basis mogen langskomen. “De samenwerking valt heel goed mee. Op voorhand denk ik goed na over de taken die ik de leerlingen kan laten uitvoeren. Ik zorg er sowieso voor dat iedereen weet wat gedaan. Ik denk dan aan het verzorgen, scheren of vaccineren van de dieren. Voor die vaccinatie heb ik overigens een speciale machine, zodat dit naadloos kan gebeuren, waardoor er geen overdracht van bacteriën is. Dat is voor de meesten wel een nieuw gegeven, wat het extra interessant maakt. Na een tijdje kan ik wel inschatten aan wie ik welk werkje kan toevertrouwen. Daarnaast houden de leerkrachten een overzicht bij, zodat de leerlingen doorheen het schooljaar een gevarieerd takenpakket voorgeschoteld krijgen. Ik geef hun heel wat verantwoordelijkheid en vrijheid, maar verwacht uiteraard wel dat het werk gedaan wordt zoals het hoort en dat alles er netjes bij ligt. Als dat niet het geval is, zullen ze het snel horen van me. Dat is logisch, want het is en blijft natuurlijk mijn bedrijf. Ik loop zelf voortdurend rond om hen te coachen waar ik kan. Het feit dat ik mijn kennis en metier door kan geven aan de landbouwers van de toekomstige generatie vind ik bijzonder fijn.”

Geert de Brabander (melkveebedrijf en akkerbouw)

“Wij onderhouden al lang goede contacten met het LTI. Vroeger kwamen de leerlingen bij ons wel eens op excursie, maar onder impuls van mevr. Van Ophuizen gebeurt dit al een heel tijd op structurele basis. Als er een bepaald thema aangesneden wordt in de theorielessen, komen de leerlingen dit in de praktijk bekijken. Bij het thema ‘Huisvesting’ zien ze dan hoe de kalveren hier gestald worden. Daarnaast steken ze ook de handen uit de mouwen, bijvoorbeeld door het kalverhok te strooien (?) of door maagmagneten op te steken. Die helpende handen zorgen ervoor dat het werk goed opschiet, wat voor ons mooi meegenomen is. Uiteraard zijn niet alle leerlingen al even bedreven en moet je met sommigen extra geduld hebben. Dat hoort erbij, want het is belangrijk dat ze de kans krijgen om bij te leren. Je moet ook weten dat niet alle leerlingen uit landbouwgezinnen komen. Ik vind het in ieder geval leuk dat er nog jonge mensen geïnteresseerd zijn in ons vak.”

Nico Leers (melkveebedrijf)

“Mijn bedrijf met zowat 100 melkgevende koeien ligt op een steenworp van het LTI. De verbondenheid met de school is vrij groot: zelf ben ik oud-leerling en mijn vrouw Karolien Vermeulen is als coördinator Technische Vakken nauw verbonden met de organisatie van het werkplekleren. Het is dus niet verwonderlijk dat er al ruim 10 jaar scholieren uit het LTI bij ons komen om de kneepjes van het vak te leren. De praktijkleerkrachten krijgen bij ons een grote vrijheid om hun eigen ding te doen. Ze kennen ons bedrijf intussen door en door en zijn dus perfect op de hoogte van het reilen en zeilen. Dat geeft mij het voordeel dat ik op dat moment met een gerust gemoed andere werken kan doen. Wij ontvangen hoofdzakelijk leerlingen uit de tweede graad. Voor veel van die scholieren is dit zowat de eerste kennismaking met het leven op de boerderij. Zoals de leerplannen het voorschrijven, lopen de theorielessen en het praktijkonderricht naadloos in elkaar over. Is er een betere plek om het te hebben over het gedrag van dieren dan op de boerderij zelf? Ik denk het niet.

Maarten D'hoore (melkveebedrijf)

“De leerlingen van het LTI komen al een achttal jaar bij mij op bezoek in Moerbrugge. Die samenwerking verloopt heel vlot. In oktober en november komen ze vooral dieren scheren en in de andere periodes voeren ze andere taken uit, zoals kalfjes verzorgen of kuilen ontbloten. Ik ontvang leerlingen van het derde tot en met het zesde jaar, zowel uit het BSO als uit het TSO. Vanzelfsprekend is er dus een groot verschil qua kennis en vaardigheden. Zo komen er ook leerlingen die na de tweede graad voor Tuinbouw zullen kiezen. Toch werken ook zij goed mee, wat ik wel apprecieer. Ik heb me in al die jaren alleszins nog nooit kwaad moeten maken. Nu, ik houd er wel van om met jongeren om te gaan en ze worden bovendien ook uitstekend begeleid door de aanwezige leerkrachten. Nu en dan heb je ook twijfelaars die door deze praktijkervaringen over de streep getrokken worden om na de tweede graad voor de richting Landbouw te kiezen. Om de 2 jaar kunnen de leerlingen ook bij mij terecht om de scholenwedstrijd veekeuring in Roeselare voor te bereiden. Zo geef ik hun iets terug voor het werk dat ze bij mij verricht hebben.”

Kurt van Praet (melkveebedrijf)

“Samen met mijn broer Eddy houd ik een melkveebedrijf in Oedelem. Sinds dit jaar komen de leerlingen van het LTI af en toe een voormiddag naar ons bedrijf om aan werkplekleren te doen. Die samenwerking valt heel goed mee. We weten ruim op voorhand wanneer we welke groepen mogen verwachten. Het valt ons op dat de jongeren vrij gedisciplineerd werken en dat ze respectvol omgaan met de dieren. Die dierenliefde merk je bijvoorbeeld aan de wijze waarop ze de kalfjes melk geven. Wij werken hier met een techniek waarbij we de droge fractie van de mest hergebruiken in de diepstrooiselboxen. Door die zachte bodem voorkomen we bepaalde letsels bij de koeien. Voor de youngsters is het zeker de moeite waard om deze methode te leren kennen , want ze wordt niet overal gebruikt.”

Meest recent

Meest recent